Middeleeuwse democratie
P. Kramer.
Page opgehaald M/D/J:
De studie van het ontstaan en de ondergang van de middeleeuwse democratie in Noord- Nederland en
aangrenzende kustgebieden kan belangrijke informatie opleveren in verband met het functioneren van
de democratie in de moderne wereld.
INHOUD

Bevolkings-
dichtheid

Handel

Democratie

Conclusie

Noten

Naar boven

Nederla.htm

Home


Bevolkings-
dichtheid

Handel

Democratie

Conclusie

Noten

Naar boven

Nederla.htm

Home


Bevolkings-
dichtheid

Handel

Democratie

Conclusie

Noten

Naar boven

Nederla.htm

Home


Bevolkings-
dichtheid

Handel

Democratie

Conclusie

Noten

Naar boven

Nederla.htm

Home


Bevolkings-
dichtheid

Handel

Democratie

Conclusie

Noten

Naar boven

Nederla.htm

Home


Bevolkings-
dichtheid

Handel

Democratie

Conclusie

Noten

Naar boven

Nederla.htm

Home

Bevolkingsdichtheid
Het noorden van Nederland moet in de vroege middeleeuwen een relatief hoge bevolkingsdichtheid hebben gehad. Slicher van Bath1 berekent uit het aantal terpen en het aantal huizen per terp, gecombineerd met de opgaven van het goederenregister van Fulda, dat Westergo omstreeks 900 een dichtheid van ca. 20 inwoners per km2 moet hebben gehad. In West-Europa werd het daarin slechts overtroffen door het Seinegebied bij Parijs, de omgeving van St. Omaars en vermoedelijk het Rijnland bij Keulen en het Maasgebied bij Maastricht, Luik en Hoei.

Deze bevolkingsdichtheden waren in die tijd veel te groot om door de grondoppervlakten van de betreffende streken te kunnen worden gevoed. Er moest daarom graan worden ingevoerd, waarvoor uit latere tijd ook berichten zijn. Daaruit valt te concluderen, dat er een aanzienlijke welvaart moet hebben geheerst, die zal zijn gegrondvest op een sterk ontwikkelde veeteelt en een daarop aansluitende handel, die mogelijk was door de gunstige ligging aan water. Aan de kust kon zich daardoor een geldeconomie handhaven, terwijl in het binnenland een goedereneconomie ontstond. Om die reden was er aan de kust ook geen voedingsbodem voor het ontstaan van een feodaal stelsel. Aldus globaal Slicher van Bath.

Handel
Uit schriftelijke meldingen van tijdgenoten en archeologische onderzoekingen bouwt Lebecq2 een beeld op van die middeleeuwse handel. Het blijkt dat de Noord-Nederlanders de grootste handelaren van de Noordzee waren en dat zij beschikten over belangrijke verbindingen naar de Oostzee en Kanaal (zie kaart).

Zij handelden in huiden, pelzen, metalen en wol, maar ook in wijn, zijde en specerijen. Hun belangrijkste handelswaar waren echter triest genoeg slaven. Deze handel blijkt ook uit een groot aantal muntvondsten en zelfs kwam een eigen muntsoort tot ontwikkeling, de kleine zilveren sceatta. Op vele plaatsen is sprake van handelskolonies.

Na ca. 900 verminderde de handel over zee als gevolg van de invallen van de Noormannen. Inplaats daarvan ontwikkelde de Noord-Nederlandse handel zich nu in het binnenland, voornamelijk via de Rijn en de Elbe en langs de grote landroutes. Pas door de opkomst van de Hanze raakte het kustgebied zijn overwicht kwijt.

Sceatta's (volgens Lebecq I, 44).


Democratie
Door het ontbreken van het feodale stelsel ontwikkelde zich langs de zuidkust van de Noordzee een stelsel van min of meer democratische republiekjes, waarvan een grote verzameling rechtshandschriften is overgebleven. Tot de meest opvallende daarvan horen de rechtshandschriften van Brokmerland3 nabij Aurich.

Het Brokmerland was oorspronkelijk een moerassige streek, die sinds ongeveer 1200 in kultuur werd gebracht door kolonisten uit de nabij gelegen Eemsgo. De kolonisatie verliep voorspoedig, wat is te zien aan het feit dat er vóór 1250 reeds zes kerken waren gebouwd. Omstreeks dat jaar moet er een verdrag met de Eemsgoërs zijn gesloten, wat kennelijk leidt tot zelfstandigheid van Brokmerland. Enkele tientallen jaren later zal dan het eerste wetboek zijn ontstaan - de Brokmerbrief, die de grondslag van de bewaard gebleven handschriften vormt.

De Brokmerbrief valt op door zijn vrijmoedige democratische toon. Verscheidene malen wordt een wet ingeleid met "And thet wellath brocmen" (en dat willen de Brokmannen - de inwoners). Verhelderend is ook het verbod op het bouwen van burchten in $159, dat moet verhinderen dat zoals in de omliggende gewesten de macht wordt gegrepen door "hoofdelingen" met als gevolg dat verwoestende veten worden uitgevochten. Om diezelfde reden mag een "redjeva" (hoofdrechter) niet langer dan één jaar zijn ambt bekleden. Dat aan het einde later nog sterkere bepalingen in deze geest zijn toegevoegd, geeft aan dat de veten steeds aan kracht toenamen. Uiteindelijk zal ook deze bijna ideale democratie daaraan ten gronde gaan. Zo wordt de Brokmer hoofdeling Ocko tom Broke één van de eersten die ook over buurgewesten macht krijgt.

Conclusie
Het opkomen van het hoofdelingen-stelsel betekende het einde van de Noord-Nederlandse democratieën: oorlogvoeren verving onderhandelen als middel van belangenbehartiging. Het is van groot belang om te begrijpen waardoor dat hoofdelingen-stelsel ontstond en de langere handhaving van de democratie in Brokmerland kan ons daar iets leren.

De kolonisten zullen over het algemeen arme sloebers zijn geweest: mensen zonder bezit, zonen waarvoor op de ouderlijke boerderij geen plaats meer was. In die omstandigheden berustte welvaart vooral op werken en daardoor had ieder in principe evenveel kansen en zullen de onderlinge welvaartsverschillen in het begin niet zo groot zijn geweest. Naderhand echter zullen handigheid en sluwheid meer een rol gaan spelen en zullen sommigen het tot grotere rijkdom hebben gebracht. Grotere rijkdom vraagt om bescherming en daarmee is de hoofdeling geboren.

De vraag is nu, hoe dan toch de democratie in de veel rijkere buurgewesten is ontstaan. Het antwoord moet zijn, dat die rijkdom oorspronkelijk niet op de landbouw berustte, maar op de handel. Een boer heeft zijn rijkdom op het land en is daarmee overgeleverd aan de grillen van een buurman met een legertje, die hem zo kan dwingen tot het betalen van belasting. De handelaar daarentegen is veel flexibeler; zijn connecties zijn z'n kapitaal en hij kan zich betrekkelijk gemakkelijk elders vestigen. Hij is daarom voor de hoofdeling veel ongrijpbaarder en blijft zo een economisch en daarmee politiek belangrijke factor. Daarom kan juist in een op handel gegrondveste maatschappij democratie ontstaan en floreren.

Maar er speelt nog iets anders. De genoemde Noordnederlandse democratiën stonden voortdurend bloot aan de druk van buitenlandse heersers, die vonden dat zo'n volk zonder heer eigenlijk niet kon en dat zij het daar beter zelf voor het zeggen konden hebben4. Op allerhande manieren probeerden ze te interveniëren en dat lukte beter naarmate de kusthandel in belang rijkheid afnam en daarmee de kustgebieden hun relatieve rijkdom verloren. Daardoor konden ze veel gemakkelijker invloed kopen. Ze steunden dan weer deze partij en dan weer die, wat leidde tot een verzwakking van de democratie en in 1498 tot de totale ineenstorting ervan in het kerngebied. Hieruit volgt dat democratie het best kan floreren in een relatief rijk land.

Een uitzondering biedt Saterland. Die straatarme streek was erg moeilijk bereikbaar en daardoor loonde het voor de grootmachten niet om daar iets te halen. Als gevolg daarvan kon het kleine landje zijn democratische rechtspraak bewaren tot 1811. Derde conclusie: democratie kan blijven bestaan in landen waar niets te halen valt.

NB. Dat de boven aangehaalde feiten in de Nederlandse geschiedschrijving zo weinig aandacht hebben gekregen, komt waarschijnlijk omdat ze sterk aan de naam der Friezen zijn verbonden. Misschien leverden ze daardoor niet voldoende Nederlandse nationale eer op om voor de geschiedschrijvers interessant te zijn en wellicht werd de kennis ervan zelfs als gevaarlijk gezien. Objectief beschouwd is die middeleeuwse handel echter de regelrechte voorganger van de handel van de "Gouden Eeuw" die Nederland later tot het machtigste land van de wereld maakte.

NOTEN
1. B.H. Slicher van Bath, Middeleeuwse welvaart in: J.J. Kalma e.a. uitg., Geschiedenis van Friesland, Leeuwarden 1973: 201-228.
2. Stéphane
Lebecq, Marchands et navigateurs frisons du Haut Moyen Age, Lille: Presses Universitaires de Lille, 1983. ISBN 90-6171-791-4. Aussi en Frison: Fryske keaplju en seefarders fan de iere midsieuwen. Fryske Akademy, Ljouwert 1994 (deux tomes).
3. Die Brokmer Rechtshandschriften, uitgegeven door W.J. Buma, 's-Gravenhage 1949. (Vooral gebruikt blzz. 16*- 20* en 54*-56* van de inleiding).
4. Oebele Vries, Het Heilige Roomse Rijk en de Friese vrijheid, Leeuwarden 1986.

Terug naar: Nederla.htm