WANDELEN OP DE DEENEPLAAT IN DE BRABANTSE BIESBOSCH

WANDELEN IN HET LAND VAN WATER EN WILGEN

De Deeneplaat is een schitterend stukje Biesbosch. Dat mag gezegd worden. Een waardevol natuurgebied waar u wandelend over de hobbelige en soms glibberige kaden, kunt genieten van een intense rust. Omgeven door wilgenbossen, grienden, rijen populieren, water en wind. Net als de honderden mannen uit de omgeving, die er in de loop van de eeuwen in riet en griend hun werk vonden. Vaak onder een karig weekloontje. De rijen knoestige wilgestronken en de kaden met de klepduikers herinneren daar nog aan: een monument uit respect voor wat zij presteerden. Beleef de Biesbosch in zijn volle natuurpracht, maar vergeet vooral niet stevige schoenen of laarzen aan te trekken. En.... u moet er wel met de boot naar toe, een andere weg is er niet. Maar dat maakt zo'n bezoek extra aantrekkelijk.

VERSCHIJNEN EN VERDWIJNEN

De Biesbosch maakte in de vroegere middeleeuwen deel uit van de Grote of Zuidhollandse Waard, een poldergebied op de grens van Zuid-Holland en Brabant. In 1421 voltrekt er zich echter een grote ramp: de St.Elizabethsvloed zet de hele streek onder water. Maar niet voorgoed.... Dag na dag, jaar na jaar brengt het water zand en slib en op vele plaatsen verschijnt er geleidelijk aan weer land aan de oppervlakte. De natuur doet haar werk en zorgt ervoor plantengroei: biezen en riet. Dan pakt de mens de draad weer op waar die in 1421 gebroken was en poldert opnieuw een deel van het gebied in. Wat overbleef is de Biesbosch van nu.

DEENEN OF ZWANEN

Van de Deeneplaat is vrij nauwkeurig bekend wanneer hij boven water is gekomen. Op een kaart uit 1807 staat deze plek aangeduid als 'zanden, met laag water droog'. Ruim dertig jaar later legt men de kaden en grienden aan. Als we op de naam afgaan, moet de plaat een verzamelplaats voor zwanen geweest zijn, want deenen zijn kleine zwanen.

DE LAATSTE GRIENDEN

Het westelijk deel van de plaat was vroeger griend en het oostelijk deel weiland. Later heeft de toenmalige particuliere eigenaar daar ook wilgen aangeplant. En zo was het nog toen Staatsbosbeheer de plaat in 1960 overnam. Ondertussen blijft de vraag naar griendhout teruglopen: kunststoffen nemen de rol over. De teruglopende vraag en de hoge kosten van het hakken nopen Staatsbosbeheer het gebied op een andere manier te gaan beheren. Sinds daartoe besloten is, groeit het westelijk deel uit tot een wilgenvloedbos. 's Winters komt de bodem nog wel eens onder water te staan, vandaar de naam 'vloedbos'. In het oostelijke deel wordt een paar ha als griend in stand gehouden.

AFSLUITING VAN HET HARINGVLIET

Op 2 november 1970 werd het Haringvliet afgesloten. Het verschil tussen eb en vloed is dan ineens niet meer 2 meter, maar 20 centimeter. Dat zorgt natuurlijk voor grote veranderingen in de planten- en dierenwereld. Een voorbeeld is de massale opkomst van de brandnetel. Hoe kan dat? Vroeger zat er veel water en weinig lucht (zuurstof) in de grond. Nu, bij een gemiddeld lagere waterstand, kan er meer lucht in de grond dringen. De plantenresten in de bodem verrotten daardoor veel sneller, waarbij veel stikstof vrijkomt. En dat is nu net wat de brandnetel nodig heeft om lekker te kunnen groeien.

HET BARRE LEVEN ROND DE GRIENDKEET

Op de Deeneplaat staan twee griendketen. De houten keet dateert van rond 1910 en de stenen van omstreeks 1935. Ze vormden het nachtverblijf voor de griendwerkers, want 's avonds naar huis gaan was er voor hen niet bij. Nee, op maandagochtend de grienden in en op vrijdagavond pas weer naar huis. Vaak verbleven ze met 12 tot 16 man in zo'n keet. De keten op de Deeneplaat waren overigens nog luxueus als we ze vergelijken met de bouwsels van rietbossen (schrankketen) die de mannen voor die tijd hadden. Het is aan het 'Ketenbesluit' van de regering in 1924 te danken dat er verbetering kwam in deze situatie door de bouw van houten en stenen keten.

HOEPEN EN TONNEN.

Het hout uit de grienden vormde eeuwenlang een belangrijk produkt. Men maakte er hoepels voor tonnen van, manden, overbeschoeiing, zinkstukken voor waterwerken en stelen voor gereedschap. Maar ijzer en kunststof namen de plaats in van het hout en na de Tweede Wereldoorlog ging het snel bergafwaarts in de bedrijfstak. Staatbosbeheer houdt in de hele Biesbosch nog zo'n 25 ha griend in stand. Vanwege de cultuurhistorische waarde natuurlijk, maar ook om het specifieke landschap met z'n geheel eigen milieu.

GRIENDCULTUUR

De wilgen in de griend werden- en worden nog steeds elke 3 à 4 jaar gehakt. We spreken dan van een hakgriend. Afhankelijk van de dikte, werd het wilgenhout gebruikt voor o.a. bonenstaken, stelen en hoepels (voor boter- en haringvaatjes). Wat er overbleef, het rijshout, gebruikte men voor zinkstukken. Behalve hakgrienden waren er ook snijgrienden. Daar sneed men het dunne eenjarige wilgenhout dat men verkocht aan mandenmakers of zelf gebruikte voor het opbossen van riet en rijshout. Een wilgesoort als de Duitse Dot leent zich daar goed voor. Het hakken op de Deeneplaat gebeurde vroeger in de winter bij laag water. Bij hoog water sorteerde men het hout zorgvuldig op dikte en lengte en voerde het af met 'griendaken' via de zgn. 'vletsloten'. De sloten zijn specifiek voor de Deeneplaat. Het zijn de bredere sloten in de grienden. Bereklauw en grote klis zijn beide door hun hoogte en grote bladeren opvallende planten. Het zijn 'ruigteplanten' die het eerste jaar alleen bladeren hebben en pas in het tweede jaar bloeien. Nadat het zaad gevormd is, sterft de grote klis af. De bereklauw blijft meestal over.

KNOTWILGEN IN SOORTEN

U zult tijdens de wandeling heel wat wilgen zien. Ze zijn niet allemaal van dezelfde soort. Schietwilg, kraakwilg, amandelwilg, en Duitse Dot zijn veel voorkomende soorten. U zult er misschien van opkijken, maar de Biesbosch telt zeker 70 verschillende soorten wilg. De wilg is tweehuizig. Er zijn dus aparte mannelijke en vrouwelijke bomen. Het verschil kunt u het beste in de bloeitijd zien. De mannelijke hebben zilvergroene katjes en later wit vruchtpluis.

KLEPDUIKERS

Uw oog zal onderweg zeker ook op de roestige buizen vallen die hier en daar onder het pad door lopen. Dat zijn duikers die de verbinding vormen tussen vletsloot en het open water. De klep aan de kant van het open water zorgt ervoor dat het water bij eb de griend wel uit, maar bij vloed de griend niet in kan. Een oerhollandse vinding om de waterstand te regelen.

WILGEVLOEDBOSSEN

Wat eerst cultuurgebied was, wordt nu volledig aan de natuurlijke ontwikkeling overgelaten. Omgevallen en afgebroken bomen worden overwoekerd door allerlei kruiden. Insekten profiteren van deze bescherming en van het grotere voedselaanbod in deze bossen. Dat trekt weer vogels aan die van deze insekten leven. De bomen worden hoger, waardoor het bos ook aantrekkelijk wordt voor bijv. de wielewaal en de grote bonte specht. De specht maakt niet alleen gaten in dode bomen, maar ook in levende bomen, zoals te zien is aan de populierenrij bij de IJzeren Man. We staan nog aan het begin van een nieuwe ontwikkeling, maar de vroegere grienden zullen steeds meer veranderen in een natuurlijk bos met een rijk planten- en dierenleven. De wilgen verdwijnen op den duur en andere bomen zullen verschijnen. De reuzenbalsemien is afkomstig uit het Himalayagebergte en is ingevoerd als tuinplant. Iemand heeft hem hier uitgezaaid. Sinds de afsluiting van het Haringvliet heeft hij zich enorm uitgebreid en verdringt hij zelfs op sommige plaatsen de brandnetels. De plant kan meer dan twee meter hoog worden. Zijn bijnaam springbalsemien dankt hij aan het wegspringen van het zaad bij aanraking van een rijpe zaaddoos.

PLANTEN EN DIEREN

De Deeneplaat kent een rijkdom aan planten: maar liefst 130 verschillende soorten. Enkele daarvan zijn erg zeldzaam en daarom beschermd. De wilde kaardebol bijvoorbeeld. Die is direct herkenbaar aan de doornige uitsteeksels aan de onderkant van het blad. En dan de vogelmelk. Die houdt van 'uitslapen', want zijn witte bloemen gaan pas na elf uur open. De bladeren lijken op grassprietjes met een witte streep. De afsluiting van het Haringvliet heeft voor een grote verandering in de begroeiing gezorgd. Karakteristieke planten als riet, lisdodde, bies e.d. hebben plaats moeten maken voor grote velden brandnetel, wilgeroosje, kattestaart en fluitekruid. Van de aanwezige dieren zult u vooral de vogels zien. En horen natuurlijk. Ganzen, futen, meerkoeten, maar ook tuinfluiters, gekraagde roodstaarten en misschien De wielewaal. En de grote bonte specht. Wellicht dat u hoog in de bomen een ransuil ontdekt die een uiltje knapt. Het uiltje 'werkt' 's nachts. Net als de vele muizen en konijnen trouwens.

NATUURBELEVING VOOROP

Staatsbosbeheer probeert De natuurwaarde van het gebied zo goed mogelijk veilig te stellen. Daarom ook staat bij de aanleg van recreatieve voorzieningen De natuurbeleving voorop. Voorzieningen als aanlegplaatsen en wandelpaden, aangelegd door Staatsbosbeheer en het Recreatieschap 'Nationaal Park De Biesbosch', die samen de belangen van het natuurbehoud en van De recreanten behartigen. Natuurlijk hebt u als bezoeker daar ook een aandeel in. Laat bijvoorbeeld geen afval achter, ook niet van uw hond. En houdt uw viervoeter aan De lijn zodat hij de op de grond levende of nestelende dieren niet kan verstoren. Gaat u alstublieft niet buiten de paden. Alleen dat blijft de Biesbosch ook in de toekomst een zeldzaam mooi natuurgebied. Veel wandelplezier!.

MEER INFORMATIE

Wilt u meer weten over De Biesbosch, bezoek dan eens een van de bezoekerscentra aan de rand van de Biesbosch. In Drimmelen vindt u het Biesboschcentrum, Biesboschweg 4, tel. 0162 - 682233. In Dordrecht is het bezoekercentrum 'De Hollandse Biesbosch', Baanhoekweg 53, tel. 078 - 6211311. De bezoekerscentra geven uitgebreide informatie over heden, verleden en toekomst van het gebied, flora en fauna en de recreatie. Ze zijn tevens een goede startplaats voor vaar- en wandeltochten. Verder is in de buurt van Werkendam