Bewaking van eigendommen
Het mag in Nederland bij mijn vertrek dan heet geweest zijn, hier is het badseizoen nog niet begonnen. De gasten uit Napels waar deze badplaats niet ver vandaan ligt, zijn nog niet gearriveerd, Baia Domizia ligt er onwerkelijk verlaten bij in de toch ook hier uitstekende zonneschijn. Het enige levende wezen op het strand is zo'n hond die rechts aan de kim verschijnt en de kustlijn volgt totdat hij links uit het gezicht verdwijnt.
Maar is het alleen het gebrek aan belangstelling dat deze badplaats zo onwerkelijk maakt? Misschien is het ook het gloednieuwe van de gebouwen. Wat mij betreft, een echte badplaats moet iets van vergane glorie hebben, een vervallen Bristol-hotel en overal verveloze borden waarop met moeite de naam van het desbetreffende strandpaviljoen te lezen valt. Maar Baia is, van een exclusieve plek waar eerst rijke Romeinen en later rijke Napolitanen hun villa's aan zee hebben gebouwd, verworden tot een Bijlmer aan zee: vele tientallen torenflats met spotgoedkope appartementen die nu, in het voorseizoen, nog goedkoper zijn. Omdat we in onze `Residence' de enige gasten zijn, mogen we bovendien een vijfkamerflat bewonen voor de prijs van een tweekamerflat, zo'n twintig gulden per dag, want krenterig zijn ze hier niet. Een flat vijfhoog, dat is nog eens vakantie voor mensen die de rest van het jaar gelijkvloers wonen. Een flat met twee terrassen en als woonkamer een zaal waar gemakkelijk een restaurant in kan worden gevestigd.
Het is allemaal te mooi om mooi te blijven. Alleen winkels ontbreken, want die gaan hier pas over veertien dagen open. Op de plek, vijf kilometer verderop, waar we wel terecht kunnen, zijn al wat toeristen gearriveerd, uit Zweden, want het betreft daar het Villaggio Svedese, een Zweedse kolonie met veel oudere grotere dames in wijde bloemetjesjurken en een supermarkt waar alle bordjes in het Zweeds zijn gesteld.
Bij de espressobar hangt wat politie rond, in prachtige uniformen maar toch van een soort hangerigheid die je van agenten niet verwacht. Ze staan sigaretten te paffen, geleund tegen de pui van de bar, en af en toe gaan ze een stukje rijden in donkerblauwe Fiatjes met in grote letters het woord POLIZIA en in kleinere letters eronder PRIVATA. Het betreft dus, blijkt nu, geen echte rijks- of gemeentepolitie, maar employés van een bewakingsdienst. Nu valt het me ook op dat er twee typen — merken zou ik haast zeggen — bewakers zijn, met verschillende uitmonsteringen. Behalve het PARTICULIERE POLITIE-corps patrouilleert hier ook de concurrerende VIGILANZA.
De naam VIGILANZA had ik al gelezen op emaillen bordjes op de tuinpoorten van villa's, en de donkerblauwe politieautootjes kwamen we geregeld tegen in de stille lanen tussen onze flat en het Zweedse Dorp. Aanvankelijk joegen ze ons eerder angst aan dan dat ze het bedoelde gevoel van veiligheid overdroegen. Sommigen hadden — vonden wij — iets onbetrouwbaars, iets gevaarlijks. Ze waren vaak erg sterk om te zien, en ze droegen duidelijk zichtbare pistooltassen of ze hielden hun armen zo dat je wel een schouderholster moest vermoeden.
Maar zo groot was mijn angst niet, of ik durfde de eerste avond toch een ommetje te maken door de heuvelachtige laantjes met de villa's. Nergens mensen te bekennen, auto's evenmin, zelfs geen donkerblauwe Fiatjes. Alleen maar goed met luiken afgesloten huizen, vaak ook nog met vensters die door sierlijk traliewerk werden beschermd. Nieuwsgierig liep ik een doodlopend laantje in waar zich iets dat het midden hield tussen een bungalow en een kasteel bevond achter een bordje dat erop wees dat de eigenaar neuroloog was te Napels.
Voor het begrip van wat nu volgt moet ik eerst vertellen dat ik een niet ongegronde angst voor honden voel. Verscheidene keren per jaar ben ik, tot dusver alleen in stedelijke gebieden, gebeten door honden die ik niet heb geschopt of geslagen of uitgejouwd. Kenners zeggen dat honden aan mij kunnen ruiken of voelen of zesde-zintuigen dat ik bang ben en dat ze daarom bijten, maar dat is geen bevredigende verklaring. Meestal word ik van achter aangevallen, zonder dat ik het monster zelfs maar heb gezien of geroken of via een ander zintuig ervaren. Op sommige plekken waar veel loslopende honden worden uitgelaten, durf ik alleen per auto te komen. Want te vaak ben ik er overvallen, waarbij de eigenaars vergeefs `Hier Kazan' riepen of `Hij doet niks hoor', zonder te zien hoe mijn kleren aan stukken werden gereten.
Soms reageren de eigenaars nog beledigd ook, je trapt ze op hun ziel door niet zo van hun trouwe vriend te houden als zijzelf, en ze vragen je eventueel je hand in hun bek te steken, want dan houdt hij vanzelf op. Maar ik heb mijn beide handen nog, en ik ben er zuinig op.
Hier, in dit verlaten dorp, verwachtte ik ze niet. En toch kwamen ze, drie tegelijk, grommend over de muur gesprongen die de villa van de neuroloog omgaf.
Vluchten heeft in zo'n geval geen zin, honden kunnen harder lopen dan ik. Verstijven van schrik, dat is het enige waar ik in zo'n geval toe in staat ben, want het heeft ooit eens geholpen. Hier hielp het niet.
Ware het niet dat er juist toen een blauwe Fiat naast me stopte, met mannen die zelfs op honden indruk maakten, dan zou ik nu niet in staat geweest zijn mijn jongste littekens te tonen ten bewijze van wat hondentrouw vermag.