De Raad
Het hoeft me niet altijd tegen te zitten, dat blijkt nu weer. Binnengelokt door de geur van gebakken champignons ben ik hier gaan zitten lunchen. Nauwelijks zit ik of de deuren zwaaien wijd open en vier rumoerige heren — twee koffertjes, twee tassen — dienen zich aan bij een toesnellende ober.
`Tafel voor het gezelschap Mouthaan,' roept deze tegen de gesloten deur achter de bar. Het gezelschap Mouthaan, dat moet de Raad zijn.
De deur achter de bar gaat met een ruk open en daar schiet de door een schild van brillantine beveiligde opperober toe om de heren van de Raad naar een tafel binnen gehoorafstand van de mijne te leiden. Zij kennen mij niet, ik ken hen evenmin; met een van hen (wie?) heb ik door de telefoon gesproken. De enige die me zal kunnen herkennen is de grote grijze Mouthaan, hun voorzitter.
Voor hem ben ik al eens verschenen. Zolang hij er niet is, zal het zin hebben mijn oren te luisteren te leggen. Want mijn Project is opnieuw in behandeling genomen, in een wat gewijzigde opzet. Twee jaar geleden diende ik de eerste versie van mijn voorstel in. Niet lang daarna ben ik eenmaal verschenen voor de Raad die toen — op de oude, onvergankelijke Mouthaan na — uit andere heren bestond. Die heren leken me toen wel gunstig gestemd, maar uiteindelijk hebben ze toch in negatieve zin beslist.
De Raad, bij wie zich nog een middelbare heer in een bruin pak heeft gevoegd, spreekt na het bestellen van de aperitieven over moestuinen, plavuizen en de Opel Ascona, maar ik voel dat het niet lang zal duren of ze zullen tot zaken komen. Ook merk ik dat ze voor Mouthaan een erep]aats vrij houden aan deze zijde van hun tafel, zodat de voorzitter straks met zijn rug naar mij toe zal zitten. Hopelijk zal hij mij niet zien bij het binnenkomen. Dan zullen ze vrijuit spreken over de projecten waarover ze voor het eind van de maand moeten beslissen.
Het is overigens niet helemaal toevallig dat ik hier zit. Dit is in het middaguur een trefpunt van zakenlieden, hogere ambtenaren en stichtingsbesturen die iets te bespreken hebben. Vaak zijn hun besprekingen van strikt vertrouwelijke aard. Zo heb ik hier nog pas meegemaakt hoe een directeur van een grote plastic-zakken fabriek smakelijk zat te solliciteren bijeen directeur van een nog grotere wc-papierfabriek. Ik zit hier vrij geregeld, niet alleen om te eten maar vooral om op de hoogte te blijven van wat zich hier en daarop bestuurlijk niveau afspeelt, in de hoop de vergaarde informatie bij gepaste gelegenheid te gelde te maken.
`De haan is laat,' zegt de bruine man, na het ledigen van zijn aperitief. De haan noemen ze hem, als hij er zelf niet bij is tenminste. `Maar zouden we op hem wachten?' Daarna begint een sportief aandoende, net van de kapper komende heer op nogal zachte toon te spreken. Zouden ze nu al over mijn toekomst beginnen te beslissen? Ik vang de woorden `Televisie' en `Schiphol' op. Dat slaat op mijn Project. De vorige Raad had me nogal lang verhoord over de technische vraag ofeen cassetterecorder net zo kon klinken als een televisietoestel.
Ik moet nu wel, ter verduidelijking, een en ander over mijn Project vertellen. Maar tegelijk houd ik essentiële informatie achter want overal liggen kapers van ideeën en hun spionnen op de loer. Het gaat om het scheppen van een situatie waarin blinden — voor eigen bestwil — om de tuin worden geleid.
In letterlijke zin hebben anderen daar al een begin mee gemaakt, door de aanleg van lange, labyrintische wandelpaden op zeer kleine stukjes grond — daar hebt u misschien al van gehoord. In mijn project gaat het om een ander soort misleiding. Zo zal een verpleegster met een blinde op vakantie gaan naar Spanje, maar het vliegtuig zal alleen de illusie wekken dat het de grond verlaat. En toch zal de vakantie tot in details verzorgd zijn en exotisch ruiken. De blinde zal ook meedoen aan een talentenjacht, in een tv-studio, maar wanneer hij denkt dat het programma wordt uitgezonden zal hij worden misleid door zijn eigen stem op een cassetterecorder. Op een dag zal de blinde merken dat hij bedrogen wordt, maar hij zal niet laten merken dat hij het heeft gemerkt, zodat de gelukkige situatie niet verstoord wordt.
Toen ik het project moest komen toelichten, samen met de producent en de schrijver, wilde ik graag de Filosofie van het Wat-niet-weet-dat-niet-deert toelichten, en ik had een verhandeling geprepareerd over de Aard van de Werkelijkheid Voorzover die zich aan ons Kenbaar maakt. De heren van de Raad leken met het onderwerp geen probleem te hebben, ze vroegen alleen maar technische details die ons parten konden spelen bij het vastleggen op film. Want het project was, om het een schijn van permanentie te geven, ingediend als een soort filmproject.
Die avond vierden we feest, want de producent, die enigszins op de hoogte is van de geheime gebaren taal die de Raad tijdens vergaderingen bezigt, had gezien hoe voorzitter Mouthaan zijn knokige rechterhand op zijn linkerduim had gelegd: het teken dat hij het plan goedkeurde. Het was bekend dat de leden van de Raad zelden besluiten namen die tegen zijn advies ingingen.
Maar na een paar dagen kwam ik door een gerucht aan de weet dat er afwijzend beslist was. Hetgeen na een klein jaar schriftelijk werd bevestigd.
De beslissingen van de Raad worden niet gemotiveerd. De rapporten met de overwegingen zijn geheim. Een vriendin die het met een van de leden van de Raad heeft aangelegd, wist me later te vertellen dat er twee redenen waren geweest om mijn project af te keuren.
Ten eerste, het getuigde niet van goede smaak om grapjes te maken met blinden. Ten tweede, ik deugde niet.
Maar nu de Raad op Mouthaan na geheel vernieuwd is, en nu ik in een toelichting duidelijk heb gemaakt dat met mijn blinde ziener helemaal niet te spotten valt, maakt het Project misschien toch nog kans en is er ook voor mij nog hoop op een toekomst. Deze maand nog zal de beslissing vallen, zo is de producent, via geheime kanalen, ter ore gekomen.
Een dikkige man in een Oostduits aandoend pak valt de heer met de zachte stem in de rede: `Als de andere heren er net zo over denken als u — en ik trouwens — dan kunnen we straks tegen de haan zeggen zo en zo.'
`Ja, ik vind dat met name op grond van deze nieuwe gegevens... ik moet toegeven dat ik er eerst best wel moeite mee heb gehad... maar...'
Hoera, hier valt wat te vieren. `Ober, nog een karafje droge witte.'
Samen met de ober en de wijn arriveerde een op een automaat gelijkende jonge manager, met over de linkerarm een lichte regenjas en in de rechterhand een samsonite koffertje. Hij werd door het gezelschap luidruchtig begroet en ging zitten op de ereplaats.