De bevrijding
Vannacht is de hoogte van het sneeuwduin achter het huis aangegroeid tot hier en daar ruim twee meter. Ergens binnenin die witte berg — dat weet ik — bevindt zich de auto. Omdat ik vrees dat dak of ruiten zullen bezwijken, probeer ik wat sneeuw weg te duwen, terwijl Floortje zich vermaakt met klimpartijen. Hier, in de luwte van het huis, is het nog wel mogelijk om iets te doen, maar aan de voorkant, waar ik een paar beijzelde boomtakken die tegen het rieten dak zwiepen, probeer af te knippen, is het in de sneeuwstorm niet uit te houden. Floortje wil op verkenning uit; naar de buren. Ik roep dat ze dat niet moet doen omdat ze in de sneeuw zou kunnen wegzakken, maar ze hoort me niet vanwege de storm of ze wil me niet horen en gaat toch op weg en klimt zonder erin te zakken over de sneeuwwal bij de dijk. Wanneer ik haar achterna probeer te klimmen, zak ík wel weg, tot mijn middel. Met grote moeite weet ik me te bevrijden en bereik ik de dijk. Floortje staat al tegenover het huis van de buren, aan de rand van een twee meter diepe afgrond, die aan een krijtrots doet denken.
Herhaaldelijk diep wegzakkend bereik ik het huis, Floor loopt gewoon bovenop de sneeuw, de voetstappen van een meisje van vijf zijn licht. De deur wil niet meer dicht, naar binnen gestoven sneeuw is aan de drempel vastgevroren, een kwartier lang ben ik met hamer en beitel bezig om hem weer in het slot te krijgen, terwijl de oliekachel ploft als gevolg van de tocht. De walm is benauwend, maar als ik het venster open, ploft de kachel opnieuw.
Hier is sprake van isolement, besef ik.
Mijn eerste reactie is: iemand opbellen, doet er niet toe wie. Maar door de telefoon hoor ik gesprekken van anderen, een zoemtoon krijg ik niet. Later probeer ik het nog een paar keer tevergeefs.
Donderdagavond
Plotseling een klein wonder. Er werd op een van de door sneeuw totaal ondoorzichtige ruiten getikt, en na wat graafwerk in vers aangewaaide sneeuw kon ik tot grote vreugde van Floortje en mijzelf onze twee buurmeisjes binnenlaten. Handig als ze zijn, hadden ze met behulp van een ladder over sneeuw en sloot door het land achter onze huizen weten door te dringen tot onze tuin. We bespraken onze proviand, deelden koffie en brood en maakten plannen voor een fourageertocht, te voet, naar Schagen. Zaterdag. Tot dan toe hebben we voldoende voedsel.
Weer probeerde ik de telefoon, deze keer met resultaat. Een vriendin, die een eind verderop aan de dijk woont, deed ooggetuigeverslag van een mislukkende uitbreekpoging, ondernomen door haar huisgenoten.
Toen de buurmeisjes vertrokken, plofte de kachel weer, en was ik weer lange tijd bezig met het sluiten van de voordeur. Floortje was geleidelijk in een heel opgewekte stemming geraakt. Met een feestmuts opliep ze zingend door het huis. Maar zelf word ik nogal nerveus, ik tel de boterhammen na, met inbegrip van de harde, die ik toch maar niet aan de vogeltjes heb gevoerd. Vergeefs probeer ik wat te werken, maar ik kan me niet concentreren, ook niet nu Floor rustig ligt te slapen.
Dan maar de tv. Een interview met een geïsoleerde boer. `Nog maar voor een paar dagen eten.'
Het besef dat hier iets zeer ongerijmds plaatsvindt. Ook al blijft de interviewer buiten beeld, hij is toch maar mooi tot die boer doorgedrongen. Zeker een boerenwoonkamer geïmproviseerd, daar in de studio. Valt nog mee dat ze Johan te Slaa niet hebben gehuurd om voor boer te spelen. Een interview met iemand die niet bereikbaar is, het toppunt van televisie.
Vrijdagochtend
Volkomen stilte. Toch meen ik heel in de verte een claxon te hebben gehoord. Kan haast niet. Zojuist de voordeur geopend: de sneeuw staat er tot boven mijn middel. Bij de achterdeur nog meer. Nog steeds veel wind, nog steeds stuift de sneeuw.
Vrijdagmiddag
Me een weg gebaand door de achterdeur. Een haarspeldbocht gegraven om op de dijk te kunnen komen. Er kwam een man langs met over de schouder een schop waaraan een boodschappentas hing. Heel in de verte zag ik een zwaailicht van een machine.
De levensmiddelen geïnventariseerd. Vier kilo rijst, een blikje goulash, stuk kaas, restje koffie, pak broodjesmix en genoeg pindakaas. Geen suiker meer.
Op de dijk een grote trekker gesignaleerd. `Ik heb hier geen boodschap,' zei de bestuurder. `Ik werk voor het waterschap.'
Omdat er iets zal moeten gebeuren, een uur getelefoneerd met achtereenvolgens de rijkspolitie, de gemeentewerken, het hoogheemraadschap, loonbedrijven en kraanverhuurders. Zonder resultaat. Eerst worden de wegen geruimd waar bussen rijden. Hier rijden geen bussen, nergens in de verre omtrek.
Vrijdagavond
Opgebeld door een van de buurmeisjes. Haar broer is per auto vanuit Hoofddorp, waar hij woont, hun huis tot op 1 kilometer genaderd. Of ik mee wil naar Schagen. Floortje blijft bij de buurvrouw, wij gaan door de kniehoge sneeuw met tassen op weg naar de reddende auto. Onderweg komen we een man tegen wiens gezicht hardblauw is: hij loopt tegen de wind in.
Op de terugweg lopen we door de weilanden, waar het minder waait en waar de sneeuw ook niet zo hoog ligt. Maar proviand voor een week is zwaar.
Aan het eind van de middag komt de verlossing, lijkt het. Een graafmachine begint zomaar bovenaan de oprit een gat te graven in de sneeuw. Om te zien waar het pad is geweest. Na een kwartier geeft de machinist het op. Onbegonnen werk. Morgenochtend — belooft hij — komt er een nog grotere machine, een shovel.
Zaterdagochtend
Wachten op de shovel. Floortje houdt op haar speelgoedklok zo goed mogelijk de stand bij van de echte klok — van minuut tot minuut. Daarna begint ze aan haar grootste en moeilijkste puzzel.
Zaterdagmiddag
Geen machine te zien. Af en toe de dijk op, om te kijken of er ergens een aan het werk is. Gisteren is hier in de buurt een aantal opritten uitgegraven, en ook de weg op de dijk is een beetje berijdbaar gemaakt. De eerste auto die in de buurt kwam was de postauto — maar die raakte vast. De post werd van huis tot huis doorgegeven. De krant van vrijdag. Grote kop: `In het noorden wordt de situatie weer normaal.'
Zondag
Gisteren, aan het einde van de middag, is de reddende machine toch nog gekomen, om zich eerst in twee uren een weg naar beneden te banen en daarna mijn auto naar boven te hijsen. De machinist had ons — als moeilijkste geval — voor het laatst bewaard.
Bij het hijswerk bijna het leven gelaten. Toen ik de zware ketting om mijn trekhaak had vastgemaakt, schoot deze los van zijn bevestiging aan de machine. Een zware ijzeren ring trof mijn achterhoofd.
Maar ik leef nog, en we kunnen weg. We moeten weg.