De fotograaf zonder camera

Hij moet niets van publiciteit hebben, de fotograaf zonder camera. Zijn naam mag ik niet noemen, zijn adres niet suggereren, zijn huis niet beschrijven.

Hij woont — dat mag ik wel loslaten — in zo'n winkel die geen winkel is.

Ongetwijfeld hebt u ze wel eens gezien, die winkels waar niets te koop is, ook al houden etalages de schijn op. Dagelijks bent u er langsgelopen zonder ze op te merken, en dan opeens is het alsof de radiozaak en de winkel in huishoudelijke artikelen zijn uiteengeweken om plaats te maken voor een etalage met bij voorbeeld alleen een oude naaimachine, een doos waarin zich volgens het opschrift een voetschakelaar bevindt en een verschoten bordje waarop nog net de tekst leesbaar is: Wij maken van uw handnaaimachine een elektrische in koffer.

De stad als museum, de etalages als kunstwerken. Meestal betreft het eigentijdse kunst, maar de etalages waar ik hier op doel vormen een uitzondering. Het lijken archeologische vondsten. Die kantoorboekhandel in Hilversum bijvoorbeeld, die ze nu, vijfentwintig jaar na de uitbarsting van de Sijsjesberg, hebben opgegraven: alles staat er nog net zo bij als in 1952: de eerste ballpoints, het boek dat bij de kopieerpers hoort, de gummetjes van toen, de nog niet eens helemaal leeggedampte flesjes Gimgom, de jongensboeken van weleer. Op de deur het verzoek om de buren niet lastig te vallen voor inlichtingen omtrent deze door omstandigheden gesloten zaak.

Godverlaten uitstalkasten, die de schijn van het voortbestaan van een winkel ophouden. Van in het geheim opgedoekte leesbibliotbeken met nog twee planken halfvol gekafte boeken, de rest voor eeuwig uitgeleend. Van sigarenwinkels zonder ooit één klant. Exposities van kapotte brillen of gerepareerde kunstgebitten. Etalages van mensen die niets te koop hebben behalve ideeën of dingen die er nog niet zijn.

Etalages van makelaars, kleermakers, windhandelaren; van rechtswinkels; van aftandse hoeren die in plaats van zichzelf verouderde rookartikelen uitstallen, Dr. Dushkind, Old Mac, Chief Whip. Etalages waar fietsen of mensen in wonen en waar een poes of een kind als een plant in de vensterbank is gezet. Om niet te spreken van de vreselijkste aller etalages, aan de Jozef Israëlskade ingericht door een negenjarige jongen die tussen vitrages en ruiten van zijn gelijkvloerse kamertje een lugubere uitstalling heeft gemaakt van monsters, doodkisten en geraamtes.

Etalages met op de ruit een telefoonnummer, dat ik noteer, maar toch niet durf te draaien uit angst dat er een gruwelijk geheim schuilgaat achter de opgehouden schijn.

Zoals dat van de kleermaker die destijds mijn broeken herstelde. WEGENS VAKANTIE GESLOTEN TOT 16 JULI stond er op de deur naast de etalage met keurig geplooide grijze stoffen, maar op 18 augustus was hij nóg niet weergekeerd en had ik nóg mijn broek niet terug, en op 28 augustus las ik in de krant dat de bezorger van De Waarheid, argwanend geworden door de omvang die de berg kranten achter de deur aannam, omhoog had gekeken en had gezien dat een wolk vliegen de kier van het woonkamervenster verliet. Verregaande ontbinding.

Nee, zulke telefoonnummers durf ik niet te draaien.

En toch heb ik met de fotograaf zonder camera kennisgemaakt. Ik wilde een foto maken van zijn etalage — ook zo'n permanente en bijna onzichtbare expositie, die ik helaas niet mag beschrijven.

Plotseling kwam hij naar buiten, met de vuilnisbak. Toen hij me zag begon hij iets te roepen, dat ik niet verstond vanwege het lawaai van pneumatische boren die zijn straat al maanden teisteren. Met veel misbaren wist ik hem over te halen mij binnen te laten zodat we konden praten.

Zijn gezicht kwam me bekend voor, en uit zijn levensgeschiedenis bleek dat ik me niet vergiste. Hij was die gedurende een paar jaar alomtegenwoordige fotograaf geweest die overal opdoemde waar iets te doen was.

Toen al was hij oud voor een razende reporter, gezet, zwaar gebrild, in bromfietsleer gekleed en behangen met teveel camera's en tassen om waar te zijn. Nogal geaffecteerd sprekend voor iemand die er zo uitzag, en zich tegelijk erg lomp bewegend voor iemand die zo bekakt praatte.

Wat de beschrijving van zijn winkel aangaat moet ik volstaan met de mededeling dat de branche heel vaag aandoet en ergens tussen parfumerieën, feestartikelen en fotografiebenodigdheden in zweeft. De etalage moet vroeger bont zijn geweest, maar is verschoten tot grijs en wit. Daar moet ik het bij laten. De foto die ik heb gemaakt, mag ik niet plaatsen bij dit stukje, dat ik hem vóór publicatie moet laten lezen.

In zijn huiskamer stond de libertystoel, waar ik prompt doorheenzakte, recht achter de centraal geplaatste kleurentelevisie — een instrument dat hij met zorg bespeelde: Hij stelde de kleuren zó af dat je niet met zekerheid kon zeggen of het kleur of zwart/wit was. Naar aanleiding van die televisie begon hij te spreken over De Werkelijkheid, over Het Leven en over zijn eigen leven. Hij fotografeerde niet meer.

Maar ook in de tijd dat ik hem met al die camera's tegenkwam, deed hij met zijn foto's niet meer dan ze definitief opbergen in dozen. Ze trachten te verkopen aan kranten of persbureaus was hem teveel moeite, zijn slecht lopende winkel leverde hem het beetje geld op dat hij nodig had.

Allengs ontwikkelde hij zijn films niet meer; daarna volgde het stadium dat hij geen films meer in zijn camera's stopte — dat was begonnen toen de film een keer was blijven steken doordat de perforatie beschadigd was.

Maar hij bleef kijken. `Ik zie wat nog niemand gezien heeft. De werkelijkheid. Dat is een gave die ik pas goed ben gaan ontwikkelen toen ik er zonder camera op uittrok.'

Heeft hij dan niet de behoefte andere mensen te laten zien wat hij gezien heeft? `Ik weet wat je daar bedoelt. Nee, ik hou mijn gaven voor mijzelf, ik heb aan jullie geen boodschap. Ik heb niemand gevraagd me op de wereld te schoppen. Ik heb aan de mensen niets dan ellende te wijten. Twaalf jaar lang al proberen ze me uit de winkel te zetten. Maar ik houd stand, en ze zijn bang voor me, want ik zie alles, ik kijk dwars door ze heen.'

Mag ik een keer mee wanneer hij erop uittrekt om nieuws te garen?

`Nee, voorlopig hoef ik er niet meer op uit, ik heb hier mijn televisiepost, en daar zie ik de werkelijkheid ook. Assen, daar ben ik nog wel geweest, ik heb daar heel goed naar zo' n Ambonees gekeken...'

Op de televisie bekijkt hij alles, behalve `toneelstukken' en sport. `Sport, dat gebeurt niet echt, dat is allemaal van tevoren door iemand opgeschreven, wie daar moet winnen, en hoe.'

De fotograaf heeft het stukje gelezen en veel geschrapt, met een potlood dat aan de ene kant blauw en aan de andere rood schrijft. Dat van `de stad als museum' draagt zijn uitdrukkelijke instemming. In plaats van wat is weggevallen (onder meer een kort verslag van zijn afschuwelijke jeugd en van het Jobsleven dat erop volgde) moet ik maar vermelden dat hij geen aardige man is en dat we al blij mogen zijn dat hij niemand kwaad doet.

Inmiddels heeft hij het gehavende gouden telefoonnummer van zijn ruit verwijderd. Er is dus, na jaren, toch iets aan zijn etalage veranderd. Maar wie er langs komt kan, als hij goed kijkt, nog uit de lijmresten het getal afleiden dat hij moet draaien.

Als de fotograaf zijn telefoon inmiddels niet heeft laten afsluiten. Vorige week kon ik hem nog bellen. Wat me verbaasde.