Plaatsbewijzen

Nadat ik was uitgestapt omdat de trein na een uur nog niet vertrok, zag ik op het perron voor het eerst enige bedrijvigheid. Uit een aan de overkant staande wagon die blijkens een koperen bord uit 1928 dateerde, stapten twee spoorwegbeambten van wie een zich naar de kop van onze trein begaf en een ander naar de tunnel die leidde naar de uitgang. En naar de stad Atrecht, waar ik hoopte ondanks de sneeuw toch nog wat tekenen van leven te ontwaren — want daar had ik behoefte aan, na een uur te hebben doorgebracht in een roerloze trein met roerloze medepassagiers. Ik volgde hem, tot aan het loket waar ik mijn kaartje tweedehands wilde verkopen aan de man die me ruim een uur tevoren vriendelijk had weggelokt uit een lange rij wachtenden voor een ander loket en die me toen verteld had dat haast niemand zich bij zijn loket vervoegde omdat hij geen Parijse metrokaartjes verkocht en zijn concurrent wel. Het was aardig bedoeld geweest, ook al wist ik dat ik er niet veel mee opschoot, want in Parijs zou ik weer in een lange rij moeten wachten, voor mijn metrokaartjes.

Weer was de lokettist erg vriendelijk, maar hij wilde me wat bedenktijd geven alvorens mijn kaartje terug te kopen. Hij had gehoord dat mijn trein nu echt op het punt stond te vertrekken, en dat ik me misschien wel zou moeten haasten om hem te halen.

Ik haalde hem, en ik hernam mijn oude plaats, tegenover de man die met open ogen sliep.

Al toen ik ging zitten, stegen er klikkende en sissende geluiden op van onder de wagon, en even later reden we. Precies op dat moment openden zich de automatische glazen deuren van het compartiment om een kaartjescontroleur door te laten. Zou ik hem vragen wat er eigenlijk aan de hand was geweest? Ik besloot er maar niet meer over te praten — we reden immers.

Zoals een hengelaar vanuit een roerloze positie plotseling in actie komt wanneer hij zijn dobber ziet bewegen, zo veranderde de conducteur van houding toen hij mijn kaartje zag. Hij strekte zijn rug, nam een imponeerhouding aan en zei, na enig zwijgen, iets in de geest van `Pas composté, terwijl hij met een vinger tegen de rechterbovenhoek van mijn kaartje tikte. Niet met compost bemest, vertaalde ik snel, maar omdat ik niet begreep waar dat op sloeg, kwam ik tot de conclusie dat ik de Franse taal voor deze situatie onvoldoende beheerste, en daarom viel ik maar terug op mijn voor moeilijke situaties gereserveerde Engels.

De medereizigers ontwaakten. De man tegenover me wees met een dikke vinger naar de rechterbovenhoek van zijn kaartje, waar een hoekje uit was gehapt, en iedereen begon me in allerlei talen uit te leggen dat ik het plaatsbewijs in een rode automaat had moeten stoppen, een handeling die niet alleen een hoekje kostte, maar ook een stempeltje op de achterkant opleverde.

`Uw kaartje is niet geldig,' zei de conducteur, en hij verwijderde zich snel.

Terwijl ik wachtte op wat er zou komen, overwoog ik wat ik straks zou moeten doen, wanneer ik uit de trein en in de sneeuw zou worden gezet.

Een hele tijd gebeurde er niets. We waren niet ver meer van Parijs toen drie controleurs tegelijk begonnen aan een scrupuleus hernieuwd onderzoek van alle kaartjes. Vlak bij mij gearriveerd raakten ze in opgewonden discussie naar aanleiding van het biljet van een aan sigaretten verslaafde jongeman. Dat was mijn redding.

In het Parijse Station van het Noorden was de file voor metrokaarijes nog langer dan ik gevreesd had. Ik begon de vriendelijke lokettist uit Atrecht te verwensen, omdat hier opnieuw een gat uit mijn dag zou worden gehapt, toen een vriendelijk oud vrouwtje naast de staart van de rij kwam staan en riep dat ook zij kaartjes verkocht, tegen het normale tarief. Ze maakte er haar beroep van carnets te kopen (dat waren vroeger boekjes van losjes aaneengenaaide tickets, nu zijn het gewoon kleine stapeltjes kaartjes die met quantumkorting worden verkocht) en de losse kaartjes door te verkopen voor de losse-kaartjes-prijs.

Ook metrobiljetten moeten gecomposteerd worden, maar bij de ondergrondse spoorwegen is alles volmaakter, fouten zijn uitgesloten want het biljet werkt, terwijl het wordt afgestempeld, als een sleutel op het tourniquet dat toegang verschaft tot het perron.

Langzaam kwam mijn zelfvertrouwen terug; hier wist ik de weg. Maar het blijft oppassen voor de buitenman in een vreemde stad. Mijn vriend Totteren heeft me eens verteld hoe hij vanuit het venster van zijn woning aan de Overtoom zijn ouders, boerenmensen uit de Achterhoek, nakeek. Ze wachtten op de tram, en toen deze gearriveerd was, sleurde de oude heer Totteren, werkend met de ellebogen, zijn vrouw met grote zelfverzekerdheid door de middelste deuren naar binnen — om even later weer bedremmeld naar buiten te komen en struikelend naar het achterbalkon te hollen — want het waren de jaren dat men zonder kaartje achter instapte.

De terugweg verliep onverwacht vlot. In het Station van het Noorden hangen grote borden, die de reiziger er in drie talen op wijzen dat hij zijn biljet moet composteren. Voor de zekerheid heb ik beide uiteinden van het kaartje in de machine gestopt.