![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
Een terugblik | ||||||||
back | ||||||||
Voor we verder gaan, zullen we, om de leringen van de theosofie met betrekking tot de toestanden na de dood af te ronden, de uitzonderingen bespreken zoals dood door ongeval, doodstraf, zelfmoord, enzovoort. Er is al op gewezen dat dezelfde toestanden van bewustzijn zowel voor acuter als na de dood bestaan. Maar we zijn ons daarvan niet bewust, omdat ze zich met elkaar vermengen en min of meer in ons werken als een toestand van psychologische activiteit - die in werkelijkheid natuurlijk samengesteld van aard is, maar zich zo niet voordoet aan degene die ze verenigt tot acute weefsel van bestaan. Als na de dood het geestelijk Zelf is vertrokken, valt dit weefsel uiteen in zijn samenstellende delen, evenals de chemische elementen, die zich hebben verbonden om een stoffelijk lichaam te vormen en een verenigd bewustzijn van zichzelf en zijn functies bezitten, na de dood ieder hun weg gaan, waarbij het daarbij behorend stoffelijk bewustzijn verdwijnt. Dat wat onze psychologische aspecten verenigt tot acuten weefsel is het Zelf; dat wat het ontbindt is het vertrek van dat Zelf, dat geestelijk Zelf. Als een mens wordt geboren,kan zijn toestand worden vergeleken met een klok die voor een bepaalde tijd is opgewonden. Als het uurwerk wordt beschadigd,zal het voortijdig ophouden te lopen. De wetenschap erkent dat elk organisme zijn tijdlimiet of levensperiode bezit. Ieder mens heeft in zich een reservoir van levenskracht waaruit hij kan putten als hij aan abnormale spanningen is onderworpen, zoals een gevaarlijke ziekte of een periode van martelende onzekerheid. Wij zeggen dan dat zulke ervaringen ten koste van onze levenskracht gaan. Dit reservoir van levenskracht is het vitaal psychologische deel van ons. Vitaliteit en instinctieve wilskracht houden ons in leven. Maar deze krachten komen volgens de theosofie niet voort uit het stoffelijk lichaam. Zij hebben natuurlijk het lichaam nodig om gedurende het aardse leven tot uitdrukking te komen, maar zij vinden daarin niet hun oorsprong. Ze worden dan ook niet vernietigd bij de dood van het lichaam, en zij verdwijnen niet voordat hun eigen energie, die bepalend is voor de bestaansduur, is uitgeput. Daarom is, in het geval van een voortijdige dood, het lichaam het enige deel dat tot ontbinding overgaat.Want het moment is nog niet aangebroken dat het geestelijk Zelf de periodieke evolutionaire aantrekkingskracht voelt van de onzichtbare werelden, zoals bij een natuurlijke gang van zaken het geval is. De menselijke krachten die het aan het leven op aarde bonden, zijn nog lang niet uitgeput. De slinger van de aardse ervaringen heeft zijn vastgestelde baan nog niet afgelegd. Wat is er gebeurd? Een volledige menselijke entiteit, waaraan alleen het stoffelijk lichaam ontbreekt, blijft achter in het kacircma-loka om in die sfeer de vastgestelde bestaansperiode door te brengen, in plaats van in het normale leven op aarde. Wij spreken wel van een toevallige dood. Maar in werkelijkheid bestaat er niet zoiets als toeval. Het lijkt alsof iets toevallig gebeurt omdat wij de innerlijke oorzaken die tot de gebeurtenis leidden niet kennen. Maar het heelal wordt beheerst door morele rechtvaardigheid. Een mens is niet voor de eerste maal hier op aarde. Hij heeft vele andere levens op deze bol doorgebracht, en wat hij nu is, werd veroorzaakt door zijn gedachten of daden in vorige levens. Als hij wordt overreden door een te hard rijdende auto, of van een rots valt, komt dat omdat hijzelf, in dit of een vroeger leven, een keten van oorzaken heeft geschapen die tot dat ongeluk leidde. In hemzelf liggen de oorzaken die hem naar de plaats of de omstandigheden brengen waar de 'toevallige' gebeurtenis hem kon treffen. Daarom vormt een dergelijke dood in werkelijkheid een deel van zijn karma, een voortvloeisel uit vroegere daden die hijzelf verrichtte. Niettemin heeft zijn karma hem voortijdig van het aardse leven gescheiden, en dit zogenaamd 'toevallig' gebeuren is een deel van het ongunstige karma dat hij door vroegere fouten zelf heeft opgebouwd. Wat gebeurt er in het geval van de dood door een ongeval? Dat hangt natuurlijk af van de mens zelf. Wanneer iemand, wiens leven werd gekenmerkt door rechtschapenheid en hulpvaardigheid, door een ongeval om het leven komt, zal hij in zijn psychologische natuur weinig gemeen hebben met het lagere kâma-loka. Niets zal hem als het ware wakker houden in deze lagere sferen. Hij zal in een sluimertoestand geraken, dezelfde toestand die hij, zij het korter, zou doormaken bij een normale dood . Hij heeft zijn hele leven, misschien onbewust, enigermate in harmonie geleefd met zijn geestelijk Zelf, en dit Zelf kan hem, als een natuurlijke reactie daarop, beschermen en opnemen in zijn eigen goddelijke vrede. En zo zal hij sluimeren totdat het moment aanbreekt waarop zijn geestelijk Zelf de roep of drang voelt te vertrekken naar zijn eigen innerlijk rijk, het moment waarop, als hij niet was verongelukt, de dood zou zijn ingetreden. Dan begint ook het psychologisch scheidingsproces, de 'tweede dood', op gang te komen. Dat deel van de psychologische natuur dat rust in de hogere regionen van kacircma-loka, wordt geabsorbeerd door de reincarnerende Ego, en het lagere valt uiteen in zijn samenstellende elementen. Maar als zijn leven als het ware was verzadigd van de lagere begeerten, waaruit de lagere regionen van kacircma-loka bestaan, dan zal hij tot die lagere elementen worden aangetrokken. Juist het feit dat zijn bewustzijn daarmee identiek is, houdt hem daar in leven. Naar de mate dat hij zelfzuchtig is geweest of zijn dierlijke begeerten heeft gekoesterd, zal hij bewuster leven in deze lagere mentale sfeer die zo dicht bij het stoffelijk bestaan ligt. Maar hij zal alleen de honger naar de aardse ervaringen beleven en geen lichaam hebben om die honger te stillen. Van wat ieder rechtgeaard mens een hel van zelfzucht op aarde zou noemen, komt hij terecht in een ware hel van mentale marteling in kacircma-loka. Als we bedenken dat in een aantal landen misdadigers plotseling het leven wordt ontnomen door toepassing van de doodstraf, kunnen we beseffen wat een sterke kracht ten kwade we loslaten in de gedachtenatmosfeer van de mensheid. Deze ontlichaamde, maar nog steeds levende, menselijke wezens houden in de mentale sfeer van de mensheid gedachten van haat en wraak in leven zowel als lagere begeerten en verlangens. Dergelijke omstandigheden in de gedachtenatmosfeer van de wereld zullen belemmerend werken op de vooruitgang van allen en in het bijzonder van hen die voor de invloed ervan openstaan. Een derde oorzaak van een voortijdige dood is zelfmoord, wat een van de ongelukkigste vormen is van een gewelddadige dood. Dat komt omdat zelfmoord opzettelijk het leven beeindigt dat karma (de keten van oorzaken en gevolgen) had bedoeld langer te duren. Bij andere vormen van een gewelddadige dood, is het ongeval of de misdaad, of de executie, een karmisch gebeuren. Een mens die dat ondergaat betaalt daarmee zijn 'karmische prijs'. Door de gevolgen van zijn eigen daden in het verleden te ervaren, wist hij de lei schoon wat die bijzondere schuld betreft. Maar de zelfmoordenaar, die door zijn daad de consequenties van zijn mislukkingen in het leven wil ontlopen, heeft voor zichzelf een nieuwe oorzaak van ellende in beweging gesteld. In zijn volgende leven zal hij het hoofd moeten bieden aan dezelfde omstandigheden die hij in dit leven heeft willen ontgaan. |
||||||||
De daad van zelfmoord betekent het tijdelijk verlies van de geestelijke en intellectuele greep op zichzelf. . . Men pleegt zelfmoord; daarna volgt onmiddellijke bewusteloosheid, die kortere of langere tijd duurt, afhankelijk van het individuele geval; dan volgt een langzaam of snel ontwaken in de astrale wereld of kacircma-loka, waar het geschokte bewustzijn, waarop de verschrikking van de laatste handeling is afgedrukt, in haar werking of functie de zelfmoord-daad steeds weer herhaalt. Want deze daad is zo sterk ingeprent in het bewustzijn, dat het voortdurend en dwingend aan de gang blijft. De herhaling van deze handeling blijft dan gestadig afnemen in intensiteit, tot de tijd is aangebroken dat de normale dood van de mens, als hij nog op aarde had geleefd, zou zijn ingetreden, dat wil zeggen, tot zijn hoeveelheid vitaliteit is uitgeput. Dan zinkt hij weer weg in bewusteloosheid, waarna de hogere ego, die tot op dat moment onbewust was op de lagere gebieden, zich bevrijdt van de lagere elementen van de constitutie, en langzaam wegglijdt in de weldadige devachanische toestand, waarin hij in volmaakte vrede en onuitsprekelijke gelukzaligheid verblijft. Hij blijft daar tot de tijd dat zijn verzamelde geestelijke verlangens zijn opgebruikt en hij terugkeert naar een nieuwe karmische belichaming op aarde. |
||||||||
De post-mortem toestand van de mens die zich het leven beneemt is daarom zo erg omdat hij steeds opnieuw de verschrikking van zijn daad, en de mentale marteling die ertoe leidde, moet doorleven. Zelfmoordenaars worden, evenals terechtgestelde misdadigers, in de meeste gevallen een brandpunt van ongezonde gedachteenergie en voegen hun kracht bij dat wat belemmerend werkt op de geestelijke vooruitgang van de wereld. Het is goed niet te vergeten dat de ongelukkige gevallen die we hebben besproken maar een fractie uitmaken van de grote massa menselijke wezens. Het overgrote deel van voortijdige sterfgevallen betreft mensen die een goed en normaal leven hebben geleid, en hun postmortale omstandigheden kunnen daarom niet anders dan vredig zijn. Reincarnatie geeft iedereen in leven na leven een nieuwe kans en leidt de mens ertoe tenslotte zijn eigen verlossing te bewerkstelligen. Er is nog een ander geval van een 'onnatuurlijke' dood, waarover we nog niet hebben gesproken, maar die zeker niet mag worden genegeerd, juist omdat het in de laatste jaren vrijwel over de gehele wereld de gemoederen bezighoudt en dat is abortus provocatus. Het standpunt dat ieder mens inneemt ten aanzien van dit vraagstuk hangt ten nauwste samen met de algemene opvattingen die men heeft ten aanzien van leven en dood en het wezen van de mens. Volgens de theosofische filosofie is de mens een eeuwig en geestelijk wezen,en is het leven dat hij nu op aarde heeft slechts een enkele fase van een langpelgrimstocht, die ieder mens moet afleggen om zijn latente geestelijke vermogens tot ontwikkeling te brengen. De geboorte is de terugkeer op aarde van een ziel die al vele levens achter zich heeft en die incarneert in dat milieu dat aansluit bij zijn vroegere ontplooiing. De ouders bieden de gelegenheid voor de terugkeer van de ziel in een nieuw lichaam en dragen de verantwoordelijkheid het kind zo goed mogelijk te helpen en te begeleiden. Het is niet hun bezit, zoals zo vaak wordt gedacht. Als er wordt ingegrepen door abortus, onverschillig wat de motieven zijn, worden de pogingen van de reincarnerende ziel om een nieuw leven op aarde te beginnen gedwarsboomd, waarvan de volle verantwoordelijkheid rust op de schouders van de mens die de daad toestaat. De geboorte is een heilig proces, dat niet begint bij de conceptie, maar als de ziel devachan verlaat en zijn reis naar geboorte op aarde begint. Als wij menen dat het milieu of de omstandigheden waarin het kind geboren zou worden ongunstig zijn voor de ontwikkeling van het nieuwe leven, moeten we wel bedenken dat het de reicarnerende ziel zelf is (of het karma van de ziel), die bepaalde daarin te worden geboren. De door ons als 'ongunstig' beoordeelde omstandigheden kunnen voor de ziel juist die kansen en weerstanden vertegenwoordigen die hem over een drempel kunnen brengen in nieuwe gebieden van ervaring. Er zal ongetwijfeld een tijd komen dat we met groter eerbied tegenover het leven zullen staan, in het besef dat het een alomtegenwoordig, eeuwig en onvergankelijk beginsel is en niet het produkt van toevallige of opzettelijk door ons in het leven geroepen omstandigheden, waarin we, al naar het ons goeddunkt, kunnen ingrijpen. We zullen dan niet langer met het verstand alleen oordelen en ons bij onze beslissingen niet laten leiden door wat, oppervlakkig gezien, nuttig, nodig of wenselijk lijkt voor onszelf of voor het nieuwe leven. |