Waarom       sterven wij?
back
De mens sterft omdat hij innerlijk  een geestelijk wezen is. Het leven op deze aarde vormt maar een deel           van zijn evolutie. De geest-ziel van de mens hoort thuis in de onzichtbare  geestelijke werelden, en verblijft slechts korte tijd op aarde om ervaringen  op te doen en de ontelbare minder geevolueerde wezens, zoals de levensatomen  waaruit zijn aardse voertuig bestaat, gelegenheid tot groei te geven.  De geestelijke mens reincarneert hier leven na leven; maar in de   tussenperioden keert hij terug naar zijn tehuis in de innerlijke werelden en vervolgt daar zijn evolutie op een hoger plan.

De ware reden waarom wij sterven is dat, diep in ons binnenste, het geestelijk Zelf de roep van zijn 'geboorteland'   voelt. Er komt een tijd dat het vermoeid raakt door de last van het  lichamelijk bestaan, en verlangt naar de vrijheid en het licht van de geestelijke gebieden. Daarom laat de geest, in het geval van de gemiddelde   mens, stap voor stap zijn greep op zijn aardse tehuis los, en maakt   zich gereed de reis naar zijn verheven geboorteland te beginnen.

Wat wij 'dood' noemen betekent veel meer dan   vrijwel iedereen beseft. Het afleggen van het stoffelijk lichaam of  omhulsel is niet alles wat de geestelijke bewoner heeft te doen om zich   klaar te maken voor de reis naar de innerlijke gebieden. Want de mens   is een samengesteld wezen. Hij heeft niet alleen een stoffelijk lichaam,  maar zijn geest-ziel gebruikt ook een psychologisch voertuig - zijn  persoonlijkheid. Deze bestaat uit mentale en emotionele toestanden van bewustzijn. Het is een ingewikkeld weefsel dat door zijn zelfzucht en stoffelijkheid de geest zelfs meer omlaag drukt dan het grof stoffelijke  lichaam. Dit kleed van de persoonlijkheid moet ook worden afgeworpen en op zijn beurt tot ontbinding overgaan. En dit latere proces noemt  men in de esoterische wijsbegeerte de 'tweede dood'. De dood is derhalve  het uiteenvallen in hun respectievelijke elementen van deze twee lagere  aspecten van het bewustzijn, het stoffelijke en het psychologische. 

Het lichaam ontbindt en verdwijnt. Alle tijdelijke energie-centra vande psychologische natuur - die van de hartstochten, de aardse verlangens  en begeerten, en de zuiver persoonlijke mentale activiteiten - lossen  op en vallen uiteen in de levensatomen waaruit ze waren opgebouwd door   de gedachten en handelingen van de persoon die ze gebruikte. De ware  Mens, het geestelijk Zelf, kan na op deze wijze zijn omhullende aardsevoertuigen te hebben afgeworpen - zoals een vlinder de cocon - zijn   vleugels uitslaan naar de vrijheid en vreugde van het geestelijk rijk  waar hij thuishoort.

Het wonderlijke, mystieke proces van de dood  vindt steun in de wet van de periodiciteit die het leven van alle dingen  beheerst. Want dood en geboorte zijn zelf uitingen van deze universele  wet. Alle leven heeft twee polen, een positieve en een negatieve. Alles  beweegt zich als een slinger tussen dag en nacht, hitte en kou, eb en  vloed, regen en zonneschijn, systole en diastole, slapen en waken -    en ook tussen geboorte en dood. Maar zoals de tweede pool van elk van   deze paren van tegenstellingen - nacht, kou, vloed, zonneschijn, enzovoort   - niet anders is dan een periode en geen eindfase, zo is ook de dood niet een einde maar het begin van een tijdperk van leven van een andere aard. En daar het slechts een tijdelijke periode is, moet het weer door  geboorte worden gevolgd.

Het is dus deze wet van periodiciteit die ten  grondslag ligt aan de manifestatie van alle actieve, samengestelde wezens, en die het geestelijk Zelf helpt zich van zijn aardse tabernakel te bevrijden. Maar dit gebeuren, deze zogenaamde dood die wij kunnen waarnemen,    is slechts het keren van het tij, waarbij het niet stervende, voor het   oog onzichtbare Zelf op de geestelijke ebstroom wordt meegevoerd naar            de oneindige oceaan van het eindeloos bestaan.