Brouwersgracht
Loopt van de Prinsegracht naar het Buitenom/Om en Bij

Index


Deze gracht werd omstreeks 1642 gegraven en is in 1902 gedempt.

In 1643 werd aan deze gracht een brouwerij "De Rode Leeuw" gebouwd. Dit was toen de tweede brouwerij in de Stad. De eerste brouwerij, "De Oyevaar," stond achter de Turfmarkt, dat is de in 1547 gebouwde bierbrouwerij die in 1794 werd afgebroken.

Bier is een van de oudste recepten die er bestaan. Dit recept bestaat zelfs in het spijkerschrift. Het is duizenden jaren geleden geschreven en komt uit Mesopotamië, het land tussen de rivier de Eufraat en Tigres, waar de Sumeriers leefden. Zij droegen hun kennis over aan de Babyloniers, die er twee eeuwen voor Christus al een bierwetgeving voor maakten. Van Ramses II, die drieduizend jaar geleden als farao, Egypte regeerde, is bekend dat hij bier liet brouwen voor zijn hofhouding en voor de priesters in de tempels. Bier was een van de gaven die de doden meekregen in hun graf. Bijna overal waar graan groeide werd bier gebrouwen. De Kelten en de Germanen konden er ook wat van. Zij gebruikten haver en gerst, evenals kruiden voor de smaak. Pas veel later ontdekte men de werking van hop. In ons land werd in de middeleeuwen voornamelijk thuis bier gebrouwen. Het was arbeid voor vrouwen, waarschijnlijk omdat zij hygiënischer werkten. Bier was destijds volksdrank nummer een. Water was vies en ziekmakend. Koffie en thee kenden ze niet. Wijn was veel te duur, bier werd gekookt en bevatte dus geen bacteriën. Bier was de belangrijkste volksdrank, omdat het, in tegenstelling tot water, zonder gevaar voor ziekten kon worden gedronken. Dat dit kwam doordat het bij het bier gebruikte water werd gekookt, wist men toen nog niet. Voordien had Den Haag het bier altijd geïmporteerd. Zowel mannen, vrouwen als kinderen dronken zeer veel bier.

Getallen van 300 tot 400 liter per persoon per jaar doen de ronde. De Antwerpers haalden wel 450 liter. Ter vergelijking: wij drinken nu, voor het lekker, gemiddeld 86 liter. Na de middeleeuwen werd het bierbrouwen een industrie, maar in de 17de en 18de eeuw liep de productie weer terug. Koffie en thee werden bekend, evenals jeneverwater. Net na de tweede Wereldoorlog was het bierverbruik per hoofd van de bevolking teruggelopen tot tien liter. De branche besloot er in de jaren vijftig, wat aan te doen met de campagne "Het bier is weer best."

Zoals gezegd, bij de bouw van deze tweede brouwerij ontstond een conflict met Delft. In 1547 had Den Haag zijn eerste Brouwerij ("De Ooyevaar") gekregen. Voordien had Den Haag het bier altijd geïmporteerd. Vooral Delft maakte zich kwaad over deze concurrentie. Het recht om bier te brouwen was namelijk voorbehouden aan steden. Delft beriep zich op een wet uit de tijd van Karel V, waarin was bepaald, dat ambachtelijke bedrijven als weverijen en leerlooierijen uitsluitend binnen de stadsmuren van steden mocht worden gevestigd. Uitzonderingen werden daarbij echter gemaakt voor Den Haag en Alkmaar. De bierbrouwerijen werden in een ander artikel van deze "order op buitennering" genoemd. Volgens Delft mocht Den Haag, dat geen stadsrechten had, daarom geen bier brouwen, maar volgens Den Haag juist wel. De Kapitein van de Delftse schutterij dreigde zelfs, dat hij de brouwerij zou komen afbreken, iets dat hij al eens eerder, in Wateringen, had gedaan. Vermoedelijk, omdat Den Haag al een vrij grote plaats met invloedrijke beschermheren was, kwam het daar niet van, maar werd de zaak voor de rechter uitgevochten. Den Haag werd door de Hoge Raad in het gelijk gesteld, daarmee leek het pleit beslecht. De Staten van Holland vonden echter dat zij, en niet de Hoge Raad, recht hadden moeten spreken. Uiteindelijk kwam men overeen dat de Haagse brouwerij mocht blijven bestaan. Toen er dus, op de hoek van de Prinsegracht en deze gracht" De Rode Leeuw" werd gebouwd en daarna, zelfs nog een ( in 1686 "De Drie Kruisen" op de Prinsegracht) , die ook nog eens bier ging brouwen, was de beer helemaal los. Maar beide keren liep het met een sisser af. In de loop van de 18e eeuw werd er steeds minder bier verkocht. De drinkgewoonten van de mensen veranderden. De bierbrouwers zochten naar andere inkomsten en gingen gist produceren voor de bakkers. Een poging van de brouwers om het stadsbestuur een hoge belasting op buitenlandse gist te laten heffen liep op niet uit. Men was veel te bang dat hierdoor het brood duurder zou worden, wat makkelijk tot oproer kon leiden. De brouwerij "De Rode Leeuw"(1643) die rond 1850 al heel lang leeg stond werd afgebroken, om plaats te maken voor enige herenhuizen o.a. ten behoeve van de hofprediker G.J.v.d. Flier. Een en ander moest rond 1910 weer plaats maken voor het gebouw der openbare reiniging. De Gevelsteen van de brouwerij, een Rode Leeuw, is behouden gebleven en siert de gevel van het gemeentegebouw.

Halverwege de 19de  eeuw waren er nog allerlei soorten markten, zoals een kaasmarkt, bloemenmarkt, groentemarkt, fruitmarkt enz. Op de hoek van de Oude Molstraat en de Annastraat was een Bezemmarkt en aan deze gracht verscheen een mattenmarkt. Klaas Pander kwam enkele malen per jaar, uit de vissersplaats Blokzijl in Overijssel, naar hier, om er zijn matten te verkopen en had hier ligplaats gekozen. Van hieruit verkocht hij zijn waar. Zijn zoon Hendrik bouwde na 1865 de mattenhandel uit tot een deftige winkel voor woninginrichting in de Wagenstraat hoek Vlamingstraat. Toch waren zij, met een woonschip hierheen gekomen, maar werden de grondleggers van de meubelfabriek "Hollandia" (zie Buitenom)