Fluwelen Burgwal
Tussen Herengracht en Kalvermarkt

Index


Omstreeks 1900 was de Fluwelen Burgwal een hele rustige straat.

Na de doorbraak van de Grote Marktstraat (omstreeks 1920) is zij een onderdeel van een verkeersader geworden (een plan van Berlage)

 

Deze burgwal werd vroeger ook wel Paeuwegracht of Rijkeburgwal genoemd.

Omtrent de herkomst van de benaming bestaat geen zekerheid.

In het begin van de 17e eeuw woonde hier Abraham Breman, een fluweelwerker (caffawercker) dat de naam daaraan is ontleend. Ook is er beweerd dat de vroegere bewoners zo rijk waren dat zij zich zouden kunnen kleden in fluweel.

De gracht werd in 1617 gegraven en in 1853 gedempt. Het water liep vlak langs de huizen aan de westkant (t.o.landsdrukkerij). Een groot huis dat vroeger op de hoek van de Herengracht en de Fluwelenburgwal stond werd van 1656 tot 1660 bewoond door Johan de Witt en zijn vrouw Wendela Bicker. Later verhuisden zij naar de Kneuterdijk.

Er valt van deze buurt meer te verhalen. Waar nu nog het gebouw van de staatsdrukkerij staat, bevond zich een logement van de steden Gorinchem, Schiedam en Schoonhoven. Zij hadden dit in 1771 aangekocht voor huisvesting van de afgevaardigden van deze Hollandse Steden naar de Staten van Holland.

Het werd in 1773 uitgebreid en verfraaid, zodat het een logement werd met ruime kamers, met veel spiegels en schilderijen. Het bleef tot het einde der Republiek (1795) in gebruik en werd in 1828 bezet door de Landsdrukkerij (sindsdien is het gebouw enkele malen verruimd en ook geheel vernieuwd). In het huis ernaast, aan de noordzijde, woonde toen de zaakgelastigde van de Verenigde Staten van Noord-Amerika; het is na 1795 door Amerika verkocht. Het bleef leeg staan en verkeerde tenslotte in zo'n verwaarloosde toestand, dat het moest worden gesloopt. Het terrein werd van de straat afgescheiden door een muur van enkele meters hoogte. Later verrees hier, als nr. 16, een aanbouw van de Staatsdrukkerij, waardoor de muur werd afgebroken.

In 1811 werd de Haagse Vrijmetselaarsloge "Berceau du Roi de Rome" gesticht. Het is een van de 17 Haagse loges van de in 1756 opgerichte Orde der Vrijmetselaars onder het Groot Oosten der Nederlanden. Het gebouw van deze loge bevond zich aan deze wal op de hoek van de toenmalige Muzenstraat. De geheime broederschap is ontstaan uit, zegt men, ambachtelijke corporaties in de middeleeuwen. Bouwers van de kathedralen moesten zich aan bepaalde regels en gebruiken houden. Ze organiseerden zich om hun vakgeheimen tegen beunhazerij te beschermen. Maar een belangrijke doelstelling was toch wel dat zij zich verplichtten om een bepaald zedelijk peil van de leden te waarborgen en te verhogen.

Volgens sommige bronnen zou de vrijmetselarij zijn voortgekomen uit de aloude orde van de tempeliers. Deze orde werd in 1307 in Frankrijk bloedig vervolgd en in 1314 door de paus opgeheven. Vele tempeliers wisten naar Duitsland, Engeland en Schotland te ontkomen., en verdwenen in het niets. En met hen de veelgenoemde legendarische schat van de tempeliers. Het is zeer waarschijnlijk dat in de slag bij Banockburn in 1314 vele tempelridders aan de zijde van de Schotten tegen de Engelsen vochten. De overgang van de tempeliersorde naar de vrijmetselarij is in nevelen gehuld. Het oudste document dateert van 1376 (62 jaar na de opheffing van de tempeliersorde door de paus).

Vaststaat dat deze orde over een bouwgilde beschikte, want de tempelridders waren de krachten achter de middeleeuwse kathedralenbouw. Na de bloedige vervolging op het Europese continent verschenen de georganiseerde bouwgilden. Deze steenhouwers, die "freestone"(een soort fijne kalksteen) bewerkten, waren de eerste vrijmetselaars. De "freestone mason" was een steenhouwer die een fijne steensoort bewerkte in plaats van de gewone steenhouwer, die zich tot de ruwe steensoorten beperkte Deze werklieden kwamen bijeen in zogenoemde Lodges, d.w.z. schuren, later in het Nederlands loges.

De bijeenkomsten waren voor ingewijden en kenden paswoorden en geheime tekens. De spirituele achtergrond van de vrijmetselaren bleek uit de grote toeloop van niet steenhouwers en metselaars toen deze "gilden" in de loop van de 17de  eeuw een graad van betere organisatie aangingen. Toen in 1717 vier lodges in Londen een samenwerking aangingen en in de openbaarheid trad, kwam het begrip vrijmetselarij in zwang. In korte tijd zwermde de broederschap over het vasteland van Europa en de Amerikaanse kolonieën.

Er was een tijd dat de Hagenaar de Fluwelenburgwal vereenzelvigde met het militaire hospitaal. Dat bevond zich op de hoek van wat toen heette de Muzenstraat. Oorspronkelijk was heette deze straat "slop van Maasdam".

Tijdens de Franse overheersing wilde Napoleon dat er in Den Haag een militair hospitaal kwam. Desnoods diende een civiel huis te worden ingericht om de zieke militairen te helpen.

Er schijnt nog een poging te zijn gedaan een ziekenzaal aan te brengen in het hofje van Nieuwkoop aan de Prinsegracht. Maar zover is het niet gekomen. Nu stond er in 1812 op de Fluwelenburgwal 76 een woning leeg, die het eigendom was geweest van generaal Arnout Joost baron van der Duyn van Maasdam en in 1803 door ons land was aangekocht. Dat was een goede gelegenheid om de 20 zieke militairen daarheen te vervoeren, wat op 31 december 1812 gebeurde. De Tuin grensde aan de nieuwe Havenstraat (toen nog Blijkerslop) waarin 1848 een aantal percelen zijn aangekocht zodat de capaciteit op 170 bedden kwam. Het geheel was zeer ondoelmatig en onvoldoende, en is uiteindelijk in de zeventiger jaren afgebroken om plaats te maken voor het nieuwe kantorencentrum "De Resident"(tussen de Herengracht, Zwarteweg en Muzenstraat). Naast kantoren vindt men er ook 300 woningen, enkele winkels, parkeergarages en een peervormig plein.

Het gehele project is nu bijna gereed. Het Stadhuis is inmiddels in gebruik genomen (1995) en de afbraak en wederopbouw van de rest van dit stadsgedeelte is in de laatste fase, en zal mogelijk begin 2001 worden opgeleverd.