|
Het Hollandsche Spoor. |
||
|
Weinig vernieuwingen van de 19de eeuw hebben zo sterk tot de verbeelding gesproken als de komst van de spoorwegen. Werd het ritme van de reis voorheen bepaald door het trage glijden van de trekschuit of het zachte wiegen van de diligence, met de trein ging het sneller en steeds sneller naarmate de locomotieven sterker werden. Stations kregen de lyrische bijnaam poorten
van de Nieuwe land Nederland kreeg in 1839 met het lijntje van Amsterdam naar Haarlem zijn eerste
spoorverbinding. Vier jaar later bereikten de spoorstaven Den Haag. Of eigenlijk
Rijswijk. Het gemeentebestuur bepaalde dat het station op enige afstand van de bebouwing
van de stad moest komen te liggen en pachtte een stuk van de grond van de buurgemeente.
Later werd de De Hollandse IJzeren Spoorweg Maatschappij (HIJSM) de particuliere onderneming die de
lijn aanlegde, trok de jonge architect C Outshoom (1810-1875) aan voor de bouw van de Op 6 December 1843 reed een feesttrein getrokken door de loc Urania met
een De HIJSM kreeg te maken met een menigte onwillige grondeigenaren. De energieke Dit gebeurde op 7 Juni 1847, een week na de opening van de lijn. De mate van vooruitgang die de trein met zich meebracht viel aanvankelijk tegen. Den Haag - Amsterdam per trekschuit duurde acht uur; per diligence vijf en halfuur. De eerste treinen deden er nog altijd vier uur over. De kosten waren aanzienlijk. Een retourtje eerste klas die toen merkwaardig genoeg werd aangeduid met de term "Diligence" kostte 4.75. Voor de tweede klas (Char-a-bancs) was je 3.85 kwijt en voor de derde klas (waggon) 2.35 Erg comfortabel was het niet. De derde klas reizigers zaten in de open lucht. Bij slecht weer werd de wagen afgedekt met een zeildoek., Zelfs in de eerste klas kon het nog tamelijk Spartaans toeven zijn, want er was geen verwarming. Na klachten schafte de maatschappij veertig koperen kruiken aan die op verzoek ter beschikking werden gesteld. Ook van het spoorwegpersoneel werd het nodige gevergd. Aangezien de wagons ingedeeld waren in coupe's die niet door een gangpad waren verbonden, moest de conducteur zich tijdens de rit buitenom van deur naar deur bewegen. Hiertoe waren boven de ramen en aan de onderzijde van de wagon stangen aangebracht. Zij moesten een gymnastische beweging ten uitvoer brengen die een zekere mate van lenigheid vereiste, werd droogjes opgemerkt, in een gedenkboek van de maatschappij uit 1889. Het vermoeden rijst dat er in de loop der tijden verschillende wat minder gymnastisch aangelegde kaartjesknippers op de spoordijk zijn beland of, nog erger, tussen de wielen. Het boek zwijgt daar wijselijk over vernieuwingen roepen vaak angst en argwaan op. Ook de spoorwegen hadden daar last van. Behoudende geesten schilderden de locomotieven af als vuurspuwende monsters die niets dan ongeluk brachten. Als tegenhanger van de vele lofdichten op de spoorwegen verscheen er dan ook een massa hekeldichten. Zo bleef er een lang rijmwerk van een anonieme Rotterdammer bewaard waarin de verschrikkingen van de trein breed worden uitgemeten. Held van het verhaal is de Rotterdamse kruidenier Hein van Zorgen, die voor zaken naar Den Haag moet. Hij wil eigenlijk de trein pakken maar zijn vrouw Grietje wil niet dat hij zijn leven waagt door in zo'n vliegding te stappen. Hein is de kwaadste niet en gaat per schuit naar Den Haag. Maar voor de terugreis besluit hij toch de trein te nemen. Vanaf dat moment loopt alles mis. Hein belandt per ongeluk in de trein naar Amsterdam, raakt zijn bagage kwijt en vervolgens zijn zelfbeheersing als er buiten een onweer losbarst en de donderslagen zich met het gesis van de loc vermengen tot een hels kabaal. In Haarlem steeg hij de wagen uit victorie riep hij ik ben weer vrij jandorie Met de diligence keert hij vervolgens terug naar de Maasstad, waar zijn ongeruste Grietje op hem wacht. In 1888 werd beslist dat er een nieuw prestigieus station in Den Haag moest komen. De Architect D.A.N Margadant ontwierp één van de mooiste stations gebouwen van Nederland in neo-renaissance stijl Er moest natuurlijk ook een Koninklijke wachtruimte komen. Dat was de Hofstad nu eenmaal verplicht aan haar vorstenhuis. De Koninklijke wachtkamers zijn bijzonder rijk uitgevoerd en bestaan maar uit liefst zeven vertrekken met nog een ruim trappenhuis en vestibule. Het monumentale trappenhuis en flankerende vertrekken bezitten betimmeringen, schoorsteenmantels stucplafonds en gebrandschilderde ramen. Het geheel kwam in 1893 gereed. Omdat Koningin Beatrix Den Haag als Residentie koos werden de wachtkamers in 1981 gerestaureerd. Op het ogenblik worden de ruimten echter zelden gebruikt een enkele keer bij aankomst van belangrijke staatslieden. Vroeger bezat het koninklijk Huis wachtkamers in Amsterdam, Arnhem,Vlissingen,Baarn. en twee in deze stad. Naast de wachtkamers van Hollands Spoor zijn alleen die in Amsterdam en Baarn bewaard gebleven. Na een lange concurrentiestrijd en verschillende fusies kwam in 1937 het staatsbedrijf
De Naar een artikel van Herman Rosenberg |
|
|