Smidswater

Index

 

 


Genoemd naar de talrijke hoefsmederijen welke hier aan de gracht in
zogeheten "travaljes"waren gevestigd. De smidsen stonden voorheen op het
Lange Voorhout, vanweg het wagenverkeer op andere steden; toen het Voorhout
te "deftig" was geworden voor dergelijke ambachten, werden de travaljes
verplaatst naar de achterliggende gracht.

In 1855 komen de open smidsen nog voor. De bebouwing behoorde oorspronkelijk bij panden aan de oostzijde van het Lange Voorhout; daaronder waren koetshuizen en stalgebouwen, maar in de 17e eeuw voornamelijk tuinmuren en kleine schuurtjes. Eind 17e eeuw is deze wallekant geheel bebouwd. In 1753 werd gesproken van een hoefsmid op de boschvaart waarmede het Smidswater werd bedoeld, daarvoor sprak men van sandsloot.

Op nr.5 was gevestigd het ca 1860 gebouwde magazijn van de Firma
Nieuwerkerk met een pand uit dezelfde tijd aan het Lange Voorhout. Boven de
pui stond in grote letters Specialiteit Haagsche Hopjes.

Het koetshuis stalgebouw (13.14 en15) dat moet rond 1840 zijn verbouwd
behoort kadastraal bij het Paleis Lange Voorhout (nu Museum). Oorspronkelijk
was het een smaller koetshuis, wellicht gecombineerd met een bij de
achtertuin van het (latere) paleis aansluitend tuinhuis met kleine naar de
tuinzijde toe gebogen zijvleugels.

Minister Cals zette er zijn handtekening onder de beroemde Mammoetwet.
Minister Pais werkte er later aan de twee- fasen structuur voor het
wetenschappelijk onderwijs. Het voormalige departement van onderwijs,
kunsten en wetenschappen aan de Nieuwe Uitleg is een relatief jong gebouw,
(1950-1953) dat toch al een hele geschiedenis achter zich heeft. Pais en
Cals zijn al bijna vergeten. En aan de Nieuwe Uitleg huizen sinds lang geen
ministers meer. Het zo degelijk ogende gebouw heeft geen aantrekkingskracht
meer op 'de markt', zoals dat tegenwoordig heet. Daarom moest het
plaatsmaken voor nieuwbouw (De Artillerie)

Een nieuwe episode in de geschiedenis van dit stukje grond is begonnen. Het stedelijk leven begon op dit plekje, gelegen in een schilderachtig hoekje net buiten de stadsgracht om de oude stad, in het midden van de zeventiende eeuw.

De Staten van Holland lieten er een eigen geschutgieterij bouwen. Voorheen werden door particuliere gieters kanonnen gegoten in het koor van de Kloosterkerk aan het Lange Voorhout. Het uitbreken van de Tweede Engelse Oorlog in 1665 vormde de aanleiding tot het besluit een eigen geschutgieterij te bouwen. De opdracht ging naar meester architect Pieter Post, die Den Haag eerder had verrijkt met het Mauritshuis.

Hij ontwierp een groot complex, dat het hele perceel zou gaan beslaan tussen
het Smidswater en de later pas doorgetrokken Prinsessegracht. Aan de
stadszijde stond een representatieve vleugel met daarin de woning en het
kantoor van de rijksgeschutgieter. Midden tegen de gevel was het in steen
uitgehouwen wapen van Holland aangebracht. Achter dit pand strekten zich de
werkplaatsen uit, parallel aan de later aangelegde Kanonstraat.

Wie mocht denken dat Holland met die gieterij verzekerd was van goede
kanonnen, heeft het mis. Het was huilen met de pet op, als we L. Hanau, de
luitenant der artillerie, mogen geloven. Hij schreef in 1895 een artikel
over de gieterij in het jaarboekje van Die Haghe. In 1745 bleek dat de helft
van de kanonnen die geschutmeester Cornelis Crans afleverde, na een paar
schoten defect raakten. De oorzaak was het slechte brons, dat vele 'onrijpe
en vuyle stoffen' bevatte. Crans'opvolger Jan Verbruggen maakte er helemaal
een potje van. Zijn geschut was 'zóó slecht, zóó vol gallen en gebreken, dat
hij, om die te verbergen, tot allerlei bedriegerijen de toevlucht nam',
aldus Hanau, die er zich anderhalve eeuw later nog over opwindt.

Zo kon het niet langer, vond stadhouder Willem V. Hij stelde de Staten van
Holland voor de beste geschutgieter van Europa naar Den Haag te halen.
Dat was de Zwitser Jean Maritz, die op dat moment in Spanje werkzaam was.
Maritz was telg uit een beroemd geslacht van kanongieters uit het kanton
Bern. Een van zijn voorvaderen bedacht dat het beter was een kanon massief
te gieten en de loop later uit te boren. Bij het oude procédé werd het brons
om een stok gegoten, waarna het aldus ontstane gat verder werd uitgeboord.
Jean Maritz kwam in 1773 in Den Haag aan en reorganiseerde meteen de hele
gieterij. Om het boren beter te kunnen uitvoeren liet hij een apart
boorhuis' bouwen. De herinnering aan dit fabriekje leeft voort in de naam
Boorlaan, de weg langs het Malieveld.

Maritz stierf in 1807; hij had toen 3117 vuurmonden van prima kwaliteit
afgeleverd. De kanonnen konden zonder moeite twee weken lang honderd schoten per dag afgeven. Dat was veel voor die tijd. De kwaliteit bleef ook in de
volgende decennia op peil, doordat het ambt van geschutgieter in de familie
Maritz bleef. Ook Napoleon erkende de kwaliteit van de Haagse kanonnen. Toen
hij in 1811 een bliksembezoek bracht aan de stad, bestelde hij bij de
gieterijeen paar stukken geschut.

Vaklieden of niet, het liep uiteindelijk toch mis tussen de Maritzen en de staat. Het lijkt erop alsof de departementen van oorlog en marine rond 1870 afwilden van de familie met hun waarschijnlijk verouderde gieterij. Dat de oude Jean Jacques Maritz een neef naar voren schoof als toekomstig opvolger en verwachtte dat de staat de jongeman alvast een toelage verstrekte, was mogelijk de druppel die de emmer deed overlopen. Vele conflicten volgden, onder meer over geld. Jean Jacques beklaagde zich in een bittere brief aan zijn opdrachtgevers over het hem
aangedane schreeuwende onrecht'. Hij voelde zich 'als ware een boze geest
tegen ons losgelaten'. De staat kocht de familie Maritz uiteindelijk af en
kreeg zo de beschikking over de geschutgieterij. Hier werd in 1878 de
krijgsschool - vanaf 1891 Hogere Krijgsschool - gevestigd. Het einde van het
oude gebouw was dramatisch, maar stijlvol.

Op 3 maart 1945 daalde een regen van Engelse bommen neer op het Korte Voorhout en de Prinsessegracht. Een flink stuk Haagse historie ging in de vuurzee ten onder. Onder de 'slachtoffers' bevonden zich behalve de oude geschutgieterij ook de Franse ambassade, hotel Paulez, de Prinsesseschouwburg, het Kantongerecht en de Boskantkerk. De omlijsting van een van de poorten van de oude gieterij is later opgenomen in de zijgevel van het ministerie van defensie aan de Bagijnestraat. Bij de naoorlogse wederopbouwplannen voor Den Haag liet het rijk zich nadrukkelijk gelden.