De Royal Society en de Vrijmetselarij.

Een verzameling bouwstukken
Inhoud:
TOELICHTING
VOORWOORD
INLEIDING
LANDMERK EN VRIJMETSELARIJ, DOEL EN WERKWIJZE

De Bouwstukken:

DE ROYAL SOCIETY EN DE VRIJMETSELARIJ
HERINTERPRETATIE DER LEGENDARISCHE GESCHIEDENIS
VRIJMETSELARIJ EN KOSMOS
STRUCTUURANALYSE DER VRIJMETSELARIJ
TABLEAU EN MENS
SLOTBESCHOUWING
ONTWIKKELING EN ANALYSE VAN DE BETEKENIS DER VRIJMETSELARIJ
DE MENS ALS UNIVERSELE MAATSTAF








Toelichting
In deze uitgave zijn een paar bijdragen, oorspronkelijk gepubliceerd in Landmerk, gebundeld. Landmerk is een studieclub van meeester-vrijmetselaars, die tweemaal per jaar bouwstukken publiceert. Door wisseling van de wacht en door gewijzigde publicatietechniek, zijn vroegere uitgaven niet meer verkrijgbaar.
Landmerk bestaat thans 25 jaar en het leek mij opportuun om een paar oorspronkelijke bijdragen te heruitgeven.

Deze hebben betrekking op de oprichting der vrijmetselarij in Lonen in 1717, waarbij de Royal Society een overheersende rol speelde. Bij de gang van zaken tijdens de oprichting van het instituut, moet rekening gehouden worden met hetgeen ervoor en erna gebeurde, zodat het gehele bouwwerk begrijpelijk wordt.
Naar ik hoop, wekt deze bundel belangstelling voor het gegeven onderwerp op en stimuleert hij aanvullend onderzoek!
De bijdragen zijn gepubliceerd in een tijdsbestek van ca. zeven jaar. In sommige bijdragen wordt voor een goed begrip van de wordingsgeschiedenis een aantal zaken herhaald belicht, zodat deze afzonderlijk gelezen kunnen worden.

Voorwoord
In de tachtiger jaren van deze eeuw viel helder licht op de samenhang tussen de Royal Society in Londen en een genootschap in oprichting in dezelfde plaats. De samenhang viel af te leiden uit het feit dat veel fellows deelnamen aan de oprichting van de 'vrijmetselarij' en daarbij een leidende rol speelden, zoals uit het resultaat kon worden afgeleid.
Een studie van allerlei dynamismen uit de oprichtingsperiode resulteerde in een samenhangend beeld van een ontstaanswijze, die de wortels van het huidige genootschap blootlegde. De maçonnieke boom, de geïnstitutionaliseerde geestesrichting, werd herhaaldelijk verplant, zodat de wortels onherstelbaar hebben geleden, vooral in het stamland. Dit maakt een reconstructie van oprichting en beloop kwetsbaar. Omdat zo weinig bekend is uit de beginperiode, daar er niets op schrift staat, moet noodgedwongen een ideeengeschiedenis geconstrueerd worden. Hierbij werd gepoogd om uit vele heterogene gegevens van maatschappij, Royal Society, universiteit, wetenschap, politiek, godsdienst, gildewezen vrijmetselarij, geschiedenis enz. een verhelderend geheel te synthetiseren, waarbij ook het denkraam van de formateur in het geding komt.

Inleiding
Wanneer men zich in de wordingsgeschiedenis van de Vrijmetselarij gaat verdiepen, wordt het al spoedig duidelijk dat de Royal Society (R.S.) een sleutelpositie bij de oprichting van het instituut in Londen inneemt. Hier wordt in de literatuur te hooi en te gras op gezinspeeld, maar een conceptie die een verklaring geeft voor de totaliteit van het gebeuren is er niet. Dit komt omdat men vastzat aan heersende vooroordelen, b.v. het ontstaan uit het bouwgilde. Bovendien is het wezen, d.i. de geest van het instituut zo oud als de mensheid, zodat men de wortels in oude, vergane mysteriediensten ging zoeken. Voorts zijn de ritualen zo polymorf dat zij de ontwikkeling van allerlei heterogene theorieën mogelijk maken. Hierdoor worden onderzoekers, zoals vrijmetselaars, gemakkelijk om de tuin geleid, waarbij het land van herkomst tevens een belangrijke rol speelt.

Het huidige inzicht in de wordingsgeschiedenis van de vrijmetselarij werd ontwikkeld in een studieclub van meestervrijmetselaars:
'Landmerk', die thans vijftig jaar bestaat. Deze geeft bundels met bijdragen uit (1-50) , die niet meer te verkrijgen zijn. Daarom wordt in deze inleiding een overzicht gegeven van de gedachtegang die leidde tot een samenhangende opvatting van de gebeurtenissen en krachtenvelden in Londen in 1717, die ons lidmaatschap hebben bepaald.

Richtinggevend voor de R.S. en de vrijmetselarij in oprichting , waren wetenschap en religie, twee denkwerelden die ook in het maatschappelijke leven meetelden, althans bij een type mensen dat door Anderson (Const.1723, p.48 Zie Mac.-.Ency ) als 'noblemen and gentlemen of the best rank, with clergymen (religie!) and learned scholers (wetenschappers!) of most professions and denominations' werd beschreven.

Bij zulke baanbrekers was de invloed van Newton als wetenschapper en magiër (zie Bär, Landmerk 15/1978) in het wereld- en mensbeeld (' newtonianisme') duidelijk waarneembaar. Dit was ook in de vrijmetselarij het geval. De newtoniaanse wijze van wetenschappelijk denken en werken ('bouwen') blijkt zowel uit de constituties (Landmerk 96/1994) als uit de koninklijke religieuze heilige weg ('licht') uit de eerste plicht (Landmerk 32/1987).

Zo'n ideeënwereld die in een aantal bouwstukken werd vertolkt, die inzicht in het ontstaansmechanisme verschaft en die uiteindelijk leidt tot het doel, ontwikkelt zich geleidelijk aan in fasen.

In 1982 (Landmerk 22) werd duidelijk dat de eerste plicht , die over religie gaat, de geest van de Royal Society en van het newtonianimse ademde.
Hierin werd een brug geslagen tussen de mens en zijn wereld- en godsbeeld, hetgeen in de vrijmetselarij thans nog steeds in ritualen wordt voorgeschoteld. Harmonie tussen zelfinzicht en opperbouwmeesterdom is de essentie van het instituut waar alles om draait! Als men dat geestesproduct zwart op wit heeft verkregen ('integratie'), dan kan men daar gerust mee voor den dag komen ( gaat heen naar het westen'). Met geruststellende woorden in deze zin, kan men zich welgezind in de profane maatschappij waarmaken, waaruit zich een tempel van levende bouwstenen (een heilstaat zoals Bacon, Comenius, Hartlib e.a. voor ogen stond) kan ontwikkelen.

De religieuze opvatting uit de eerste plicht is een typisch product uit de tijd van de verlichting die het kenmerk draagt zowel van de R.S. als van de vrijmetselarij en de verwantschap tussen beide aantoont.

In 1984 (Landmerk 26/1984), dat is twaalf jaar geleden, werd gesteld dat een hooggestemde opperbouwmeesterdienst, d.i. een dienst waarin verschillende uiteenlopende godsdiensten geïncorporeerd zijn (p.14), uit het 'Londens laboratorium' van de R.S. kwam (p.5) en dat de vrijmetselarij beschouwd kan worden als de 'volksuniversiteit' van de R.S. (p.5). Verondersteld werd, gezien het oprichtingsverslag van de R.S. uit 1667 (p.5), dat fellows aan de constitutie van de vrijmetselarij in oprichting (Desaguliers?), hebben meegewerkt.

De voorzitter der R.S.- Newton - had een eigen godsbeeld ontwikkeld, waarin God boven de natuurwetten werd geplaatst, zoals jaren na zijn dood uit aantekeningen bleek. Dit beeld komt overeen met dat van de latere 'opperbouwmeester des heelals', een naam die op de wetenschappelijke bijdrage van Newton 1685-1687 de 'Principia' (zie Landmerk 36/1989,p.12) en tevens op de auteur zelf slaat.

In 1984 werd door mij een artikel over een vrijmetselaarsachtig (Jacob,1984) geheim genootschap in Holland gepubliceerd ('les Chevaliers de la Jubilation'); Landmerk 26/1984. De excentrieke dominee Toland die een boek schreef (1720) over een pantheïstisch genootschap de 'société socratique',(deïsme) was lid van bovengenoemd genootschap in Den Haag. Gemeend wordt (Jacob: The Radical Enlightenment, 1984, p.24) dat dit 'geheime' genootschap model heeft gestaan voor de constructie van de Londense verlichte vrijmetselarij.

In verschillende artikelen van mijn hand werd duidelijk gesteld dat de vrijmetselarij in oprichting uit veiligheidsoverwegingen op het bouwgilde werd 'geënt' , zodat de organisatie vorm ervan moest worden gewijzigd ('getransformeerd') . Het boek van Toland was hierbij een welkome hulpbron. De constituties van Anderson moesten anderzijds, teneinde een verbod op vergaderen te voorkomen, waarmaken dat het ketterse genootschap van de grijze oudheid af deel uitmaakte van het bouwgilde. De berooide Schotse dissidente auteur werd hierbij geholpen door mensen als Payne, Desaguliers en anderen, die hem o.a. historische geschriften van het gildewezen in Engeland verschaften, nodig voor de bewijsvoering. Dankzij al deze factoren, die in een schema werden weergegeven (Landmerk 37/1989), kon een maçonniek gebouw worden opgetrokken dat de tand des tijds heeft doorstaan.

Sinds 1984 (Landmerk 26,p.8) werd de 'direct link theory' bij herhaling afgewezen. Bovendien werd op het misleidende van de termen 'operatief' en 'speculatief' gewezen, met woorden als 'in de naam zit reeds het vergif' (van de misleiding over de ontstaanswijze).

In samenhang met de transmutatie van het gradenstelsel van het bouwgilde tot dat van het maçonnieke genootschap na 1717, moet ook de Hiram Abiff-mythe beschouwd worden. Dit is een 'gezellen, mythe (Landmerk 27/1985 p.14), waarin een gezel tot meester wordt bevorderd, waarbij een Hiram Abiff-figuur slechts als marionet fungeert om het doel te bereiken. Men behoeft zich daarom niet af te vragen waar de mythe vandaan komt, het is een gelegenheidsproduct, een nieuwvorming. Deze mythe maakt duidelijk dat men destijds bij de 'speculatieve' ombouw van het operatieve gilde, wel zeer ver is afgedwaald van de oorspronkelijke opzet. Maar dit geldt voor het gehele proces van de trans formatie, waarbij uiteindelijk een inwijdingsgenootschap uit de bus kwam. En dan kan men zich afvragen 'waarom'? en 'waartoe'? Gelukkig meent de huidige vrijmetselaar daarop het antwoord te kunnen geven!
Uit de constituties van 1723 (Landmerk 30/1986) blijkt dat 'bouwen' vereenzelvigd dient te worden met wetenschap, met als drijfveer 'geometrie', een psychisme dat vermenselijkt wordt tot 'Grote Geometer', die aan het firmament schittert en daarom een hemels karakter krijgt. De historische leidraad van Anderson leert voorts dat zowel met lichaam (óperatief') als met geest ('speculatief') gebouwd dient te worden, tot meerdere glorie van de mens zelf en zijn idool: de architect die pen heeft en de bijeenkomsten voorzit.

Maar de incompatibiliteit tussen wetenschap en religie, aangewakkerd door de kerk, is van oudsher een heet hangijzer in de maatschappij, dat door de onderzoekingen van Newton opnieuw was gaan vonken. Het was de taak van een nieuw opgericht genootschap om vrede te stichten tussen wetenschap (rationele kennis) en religie (een persoonlijke verbindingsweg) in het brein van de leden. Hierbij gaat het om de KWALITEIT van het leven in de totaliteit van het zijn (d.i. met 'woord, teken en aanraking' op aarde en in het heelal).

Uit artikelen over het maçonnieke geloof (Landmerk 32/1987 en 35/1988) blijkt dat er parallellen bestaan tussen de maçonnieke religie en hetgeen er in bepaalde groepen in maatschappij en kerk in de tijd der verlichting in Londen leefde. Dit was een denkpatroon over godsdienst, politiek en wetenschap ontleend aan Newton ('newtonianisme') dat door bewonderaars van hem in voordrachten in den lande werd uitgedragen. (zie M.C.Jacob: 'The Cultural Meaning of the Scientific Revolution' 1988, p.274).

Het verband tussen de ideeënwereld der Royal Society in het begin van de achttiende eeuw en de vrijmetselarij (toen en nu), werd meer concreet toen overeenkomst tussen de oorspronkelijke mentaliteit van de Royal Society (zie de 'history' van Sprat uit 1667) en die van de eerste plicht uit de constituties van Anderson (1723,deel 11) werd ontdekt. In beide geschriften is de opvatting over God en godsdienst van de leden analoog (zie Landmerk 32/1987) .

Deze vondst leidde tot een nadere studie omtrent de relatie tussen het koninklijk instituut in Londen en de koninklijke kunst in oprichting in de jaren 1710-1730. Hiervoor is het in de eerste plaats noodzakelijk om een beeld te krijgen van de grote man achter de schermen n.l. Newton, die immers als 'kind der weduwe' (zijn vader was voor zijn geboorte reeds gestorven), als 'architect van het heelal' (de aardse wetten waren ook in het heelal van toepassing) de grote man achter de schermen van de oprichting was (achter de aannemer Desaguliers).

De persoonsanalyse van Newton en anderen ging gepaard met de overtuiging dat de opvatting dat de geestesrichting der vrijmetselarij van speculatieven van het een of andere Londense bouwgilde afkomstig was, een misopvatting was (Landmerk 34/1988). De geestesrichting van een studieclub betreffende de relatie tussen godsdienst en wetenschap, afkomstig uit de Royal Society (volgens het koninklijk charter van Charles 11 mocht in het genootschap niet over godsdienst en politiek, dus over de anglicaanse kerk, worden gedebatteerd!), werd op een viertal gildegroepen in Londen geënt (Landmerk 34/1988). Hierbij werd een uniek stukje werk verricht, door onbekende knappe koppen, naar wier namen wij slechts kunnen gissen. Daarvan plukken wij thans nog de symbolieke vruchten, die beogen de menselijke geest te zuiveren (catharsis).

Na een jarenlange studie in de Leidse universiteitsbibliotheek van mensen en hun activiteiten, kwam de legpuzzel klaar. De gegevens strookten met de feiten en gaven een verklaring voor vele relikwieën De Ideeënbom kon ontploffen in het brein van Landmerkadepten, die in Nederland het 'centre of union' van de eerste plicht vormen, waar gevoel (b.v. liefde van \ tot de medemens) over ratio domineert (de 'universiteit van gevoel' van Kramer).

Als uitvloeisel hiervan verscheen in het studieblad van vrije metselaars: 'Landmerk' de studie: 'De Royal Society en de Vrijmetselarij' (band 36/1989) waarin een samenvattende uiteenzetting over de oprichting van 'free-masonry' werd gegeven.

Deze publicatie was bedoeld als een voorlopige mededeling over een bepaalde zienswijze over de wordingsgeschiedenis: een ideeëngeschiedenis die allerlei tot nog toe onbegrepen gegevens en gebeurtenissen kon verklaren.

Na bouwstukken in Leiden, Den Haag, Rotterdam, Haarlem en Bilthoven, werd in de betrokken loges over de ontwikkelde zienswijze gedebatteerd. Deze bestond uit een vrijmetselarij ontstaan uit de Royal Society in Londen, in een specifiek tijdsbestek, uit een discussiegroep over de relatie tussen wetenschap en godsdienst, die uit lijfsbehoud geënt moest worden op een paar afdelingen van het gemeentelijke bouwgilde.
Met kunst- en vliegwerk werd door een Schotse, presbyteriaanse dominee, leek op het gebied van esoterische genootschappen, de oeroude afkomst van de nieuwe vereniging aangetoond. (Desaguliers kende Anderson reeds sinds de vestiging van zijn vader in Londen).

Toen, kort na de oprichting van de grootloge, er weer werk aan de winkel was in het 50 jaar daarvoor platgebrande Londen, trokken de handwerksgezellen zich ijlings in hun gildebastion terug en lieten het speculeren en dissimuleren over aan de witte schootsvelleden. Trouwens de doordeweeks deze en 's zondags gene godsdienst lag de rooms-katholieke bouwvakkers slecht. De kloof tussen het christelijk geloof van de gildeleden, met een zich openbarende God en een zoon des mensen als verbindingsofficier en tussen het a-christelijk, gnostische geloof van de vrijmetselaren, was te diep. De symbolische betekenis die aan hun werktuigen werd gegeven, wekte de lachlust op. Wederzijds begrip was ver te zoeken en zodoende scheidden zich de wegen.

De opperbouwmeesterdiensten in de loges en het geloof van de vrijmetselaren waren een doorn in het oog van de anglicaanse kerk, en de R.K. kerk in en buiten Engeland deed al spoedig het genootschap in de ban.
Andere kerkgenootschappen in en buiten Engeland zijn tot op heden eveneens verontrust over de geloofsopvatting van de leden.

In het artikel: 'Vrijmetselarij of Christendom (Landmerk 40/1991) werd op p.7 en daarvoor, de ontwikkeling van de maçonnieke religie (de 'opperbouwmeesterdienst') aan de orde gesteld. In de ritualen werd de relatie mens/God op de voorgrond gesteld, waarbij Jezus buiten spel werd gezet. In de maçonnieke religie: een kosmische natuurreligie, stond een hemelse architect aan het roer, met een mysterieuze, niet-bijbelse achtergrond .

Dat was in het raam van de gepretendeerde oeroude afstamming niet zo gek gezien, want van Adam af tot in het eerste jaar na Christus, had de mens het zonder Jezus moeten doen.

Toen fellows van de Royal Society en geestverwanten hun ideeen over de relatie tussen wetenschap en religie (de Angelsaksische) voor instandhouding van hun club op het gilde moesten enten, werd de regerende staatsgodsdienst tot een universele gnostische geloofsrichting omgebogen. Door zelfkennis (door wetenschap) en rationeel denken over de maatschappij en de menselijke cultuur, kon de mens in die tijd zijn eigen rechter zijn en zodoende zijn privé-geloof en zijn eigen moraal opbouwen. Dat kan in de vrijmetselarij nog steeds! Zalig hij die dit weet! (zie:'God and Nature', Lindberg and Numbers,1986).

De afstamming van de vrijmetselarij uit de Royal Society moest geheim gehouden worden, gezien het koninklijk charter (Karel II) uit 1662 en dit gelukte goed door niets over de oprichting op schrift te stellen. Men stelde zich trouwens gereserveerd op daar de enting op het gilde een experiment was waarvan het nog de vraag was of het zou lukken. Dat hing immers van veel tactoren af, zoals de metselaren, de maatschappij, de kerk en van het huiswerk: de omvorming van materie (werktuigen, materialen) tot geest ('die ruwe steen zijt gij').

De terminologie van het omzettingsproduct was zo dubbelzinnig ('symboliek') dat de kennis van de opzet van het geheel zelfs in Engeland na 50 jaar vergeten was. Fundamentalistische Ierse christenen scheidden zich, uit onkunde met de gang van zaken van het eerste uur, van de moderne, verlichte geesten af en keerden terug naar het oude christelijke geloof, nu gekleed in het jasje van een nieuw soort kerk met een voorganger en met belijdende 'antients', die het ware geloof in pacht hadden. Het duurde tot 1813 voor zij door hadden dat zij op het verkeerde paard zaten, dat vrijmetselarij ook antropologie was en niet alleen maar godsdienst, zodat een compromis met de 'moderns' gesloten kon worden.

De discongruentie tussen de religie van de 'moderns'en het christendom van de bouwvakkers, is het beste bewijs dat het zich constituerende genootschap en het gilde in wezen niets met elkaar uit te staan hebben.
In een artikel: 'Vrijmetselarij en Kosmos', in een gedenkboek van de loge de Drie Kolommen (1992), werd door mij weer eens op het kosmische karakter van de vrijmetselarij gewezen, zijnde één van de vele facetten van het newtonianisme.

De constituties van Anderson (1723, p.1 en 2) beginnen met een esoterisch staaltje van newtonianisme. Onder deze 'newtonian enlightenment' (Jacob,1988) wordt een nieuwe methode van denken en erken in het begin van de achttiende eeuw verstaan, toegepast in wetenschap en maatschappij (politiek, cultuur, godsdienst). Anderson verhaalde hoe dit mogelijk was n.l. dankzij een ingebouwd mechanisme ('geometry') dat van vader op zoon overgaat. Het logische, wiskundige (geometrische) denken hebben wij aan de stamvader Adam te danken, die in het paradijsverhaal in de bijbel als de eerste homo sapiens sapiens wordt beschreven (met het tweede 'sapiens' ontstond het zondebesef: het verschil tussen goed en kwaad). Zodoende kon Seth door Anderson als de 'prime cultivator of astronomy' (p.2) worden getypeerd.

Newton had de basis voor zijn wetenschappelijk inzicht gelegd door studie van logisch denkende en observerende oude filosofische wetenschappers (in het 'bijzonder Copernicus (1473-1543) en Galileï (1564-1642), terwijl hij met alchemistische proeven naar de waarheid ( de steen der wijzen) zocht. Waarschijnlijk was voor hem 'waarheid' de geest in de fles, d.i. in de materie, die de oplossing en zin van het menselijk bestaan moest brengen.

In ieder geval zinspeelde ('it is good to know what not to say', 1738) Anderson/Desaguliers op de Principia, toen het tweemanschap sprak over: 'the laws of proposition taken from mechanism'). Door deze geestesgesteldheid had de ongetrouwde Newton thuis op de boerderij bij zijn moeder, met behulp van wiskundige formules, zijn boek kunnen schrijven. Dit was mogelijk dankzij: 'the rules by which arts (particular masonry en architecture) are conducted and performed' (p.2).

Men moet zich goed realiseren dat 'masonry' in het begin van de achttiende eeuw in het gilde totaal iets anders betekende dan in de esoterische wetenschap, beoefend in de vrijmetselarij. Dit kan worden afgeleid uit de constituties van Anderson en door het lezen van het boek van Jacob: 'Cultural Meaning of the Scientific Revolution' uit 1988.
De dubbele betekenis van het woord 'masonry' zal wel mede een reden zijn waarom men zich op de oorsprong van de vrijmetselarij heeft verkeken. Dit was; gemakkelijk mogelijk toen de studieclub der Royal Society een gildeachtig en kerks karakter kreeg, als een sprong tot hoger ('beter' zegt men graag in Holland) menszijn. 'Free-masons' zijn echter geen ontspoorde, werkloze metselaars, maar lieden wier vrije geest, verlicht door fysische en metafysische wetenschap en ontvlamd door liefde (een combinatie van ratio en affect), een universele kijk op zichzelf, de medemens en de maatschappij hebben ontwikkeld.

In de constituties van Anderson werden derhalve, hoe moeizaam ook, archeologische vondsten, zowel van het newtonianisme (de wetenschappelijke denk- en werkwijze van Newton), als van de religieuze mentaliteit van (de fellows der Royal Society (over God en godsdienst: 1e plicht), door mij ontdekt.

HET PARADIGMA VAN HET ONTSTAAN: DE DIRECTE AFKOMST UIT HET GILDE, WORDT DOOR DE NIEUWE THEORIE ONTZENUWD.

Het bovenstaande kan beschouwd worden als een toelichting op de inhoud van het artikel in het gedenkboek van de loge de 'Drie Lichten' (1992). Voorts werd duidelijk gemaakt dat de 'opperbouwmeester des heelals', het idool van de vrijmetselaar, een term is die op Newton terugvalt. Deze man werd immers met woord en daad als een godheid vereerd en als 'kind der weduwe' getypologeerd. Hij was een supermens die alchimie, geometrie, bijbelkennis, godsdienst (Jakob Boehme b.v.), astronomie, enz. enz. zowel bestudeerde als in praktijk bracht. De kosmische symbolen die in de vrijmetselarij op het tableau en aan de wand van de loge prijken, zijn dan ook ongetwijfeld op het werk van Newton geïnspireerd. Zij beogen daar ter plaatse de leden te inspireren tot universeel denken in een 'centre of Union' (eerste plicht): in een universum, waardoor men zich de relativiteit van het aardse bestaan kan realiseren.

Vijf jaar na de publicatie van het eerste artikel in Landmerk wordt gewezen op de samenhang van de structuur van de huidige vrijmetselarij als een uitvloeisel van de gang van zaken tijdens de oprichting van het instituut in Londen in 1717. (Landmerk 46/1994) . Dit geschrift kan beschouwd worden als een samenvatting van de vroeger ontwikkelde ideeengeschiedenis. Hoe de wordingsgeschiedenis ook geweest moge zijn, men kan zich afvragen waarom de beoogde geestesrichting in zo'n bizarre verpakking, nodig geweest is. Er bestonden al zoveel clubs en genootschappen, niet of zonder landmerker,, in Engeland en in Europa, die hetzelfde nastreefden n.l. de mens te verlossen van kortzichtigheid. Het moge duidelijk zijn dat bij de oprichting in 1717 totaal geen opzet in het spel was. Er was een complicerend krachtenspel gaande, waardoor uit een paar sluimerende gildeclubs in Londen, een wereldwijde organisatie kon ontstaan. Het genootschap is permanent in opspraak in de maatschappij en in eigen boezem door haar polymorf, vrijblijvend karakter hetgeen aanstoot geeft aan verschillend gestructureerde doelgerichte organisaties.

De onbekende bedoeling van de opzet, hetgeen aan de organisatie een geheim karakter verleent en het provocerende spel der ritualen, wekken achterdocht op ten aanzien van de intentie.

Toen de kerken in Engeland en Schotland zich een aantal jaren geleden opnieuw uitspraken tegen lidmaatschap van het instituut (zie Landmerk, Extra Bundel: Religie), was de toelichting in een weerwoord van de Engelse grootloge, door onkunde omtrent doel en opzet van het genootschap, dan ook uitermate zwak. Tegen de achtergrond van de wordingsgeschiedenis, de relatief geringe betekenis van de inbreng van het bouwgilde, het onbegrip omtrent de ware aard van het geestesproduct, dient de organisatie uit 1813 in internationaal verband te worden herzien, mede in verband met de veranderde tijdgeest in de twintigste eeuw.

Landmerk en Vrijmetselarij, doel en werkwijze
Figuur ontwikkeling maçonnieke geest
LANDMERK is een studieclub van meester-vrijmetselaars, die zich als freelance onderneming gedurende 25 jaar in de Nederlandse vrijmetselarij heeft doen kennen.

Het begon allemaal in 1971 in Utrecht op het stationsplein, toen een vijftal oprichters in hotel Terminus en unieke organisatievorm schiepen, waarvan de naam aan die van het hotel werd gelieerd. Landmerk moest een reisdoel ('terminus') op de weg naar het licht zijn op het pad van het metafysische denken . De club moest meer zijn dan een studieclub van feiten, personen en gebeurtenissen der vrijmetselarij. De vraag moest onderzocht worden: 'hoe werkt het?', 'waarom werkt het?' 'wat wordt bedoeld?'. De inhoud der bouwstukken moest meer analytisch dan descriptief zijn. De oprichters realiseerden zich goed dat de zin en het einddoel van het maçonnieke leven nooit doorgrond zullen worden, maar leerlingen van Willem van Oranje werd ingeprent dat, 'II ntest pas besoin d'espérer pour entreprendre, ni de réussir pour persévérer'. Met de moed der wanhoop schreven Bar, Hahn, Luitse, Keller en Snijder de eerste bundel .

Inmiddels is er 25 jaar verstreken en is de studieclub het symbool van begin en eindpunt van het maçonnieke denken in de twintigste eeuw voor esoterici geworden, een product van de menselijke werkelijkheid waarin naar de zin ervan wordt gezocht. De deelnemers zitten op het spoor van de archaïsche geestesrichting der vrijmetselarij en van de zuivere neokubische mens die een universele kijk op het leven heeft ontwikkeld, hetgeen een vorm van maçonologie: van de toepassing van kennis en de idealen ervan, is.

In 25 jaar landmerken werden oriëntatiepunten uitgezet waarbij de leden grensverleggend bezig waren, een kenmerk van de maçonnieke geestesgesteldheid gezien de exclusiviteit en het elitarisme van het gradenstelsel. En na 25 jaar staat Landmerk als een zuivere kubiek in de tempel der mensheid om te dienen als een grenspaal tussen hetgeen in een mensenleven wel en niet mogelijk is. En laat eenieder dan maar eens wat verder springen dan zijn polstok lang is, het gaat tenslotte om het nemen van een barriere n.l. de grens tussen de menselijke en de goddelijke werkelijkheid (eerste grote licht), tussen de stoffelijke en de geestelijke sfeer (het tableau), tussen duisternis en licht (opening en sluiting), en verder om hersenspinsels die betrekking hebben op grensovergangen tussen leven en dood (moord) en dood en leven (verheffing), zoals het derdegraads rituaal voorspiegelt.

De opzet was om bouwstukken die in loges in Nederland werden gehouden ter lezing rond te sturen. Belangstellenden konden de bouwstukken tegen kostenvergoeding krijgen, mits zij actief meewerkten aan de ontwikkeling der vrijmetselarij. Het was noodzakelijk dat zij de bundels afnamen, over de inhoud correspondeerden, zelf een bijdrage leverden en tweemaal 's jaars naar Utrecht kwamen om over de inhoud der bouwstukken van gedachten te wisselen. Schoot men hierin tekort, dan werd men uit het kaartsysteem gelicht. De club heeft geen statuten en geen huishoudelijk reglement, slechts een board van vrijwilligers die het werk opknappen. Dit bestond uit het registreren van belangstellenden, het uitwerken en rondsturen van ingezonden bouwstukken en het organiseren van de halfjaarlijkse bijeenkomsten. Br. Luitse was van de oprichting af de exponent van de doortastende geest van Landmerk. Hij had de gave om de club te administreren en te regeren, daar hij een blind vertrouwen had in wat hij deed, waar wij leden zowel de kilometers lange literatuur die hij heeft uitgegeven aan te danken hebben, alsmede de boeiende bijdragen die van zijn hand zijn verschenen.

In 25 jaar werden 50 bundels uitgegeven met meer dan 400 bouwstukken, dat is gemiddeld 1 per maand. Bovendien werden een vijftiental extrabundels gepubliceerd, wearin bepaalde onderwerpen meer uitvoerig werden behandeld. De bundels werden door een 75 auteurs bijeengebracht. De meeste bijdragen werden geleverd door Luitse, Van Son en Kramer, in die volgorde.

Zo'n 20 jaar geleden waren er in Utrecht altijd inspirerende bijeenkomsten in de vorm van een soort ronde-tafelconferentie waaraan zo'n 15 tot 20 broeders deelnamen en waarin enthousiaste oprichters de boventoon voerden. Hier werd de geestelijke breinbatterij opgeladen, zodat eenieder verzadigd naar huis kon gaan.

Het was de gewoonte om op de bijeenkomsten in Utrecht 's ochtends over de uitoefening van het maçonniek gebeuren van gedachten te wisselen en 's middags de bouwstukken te bespreken. Toen ik een jaar of tien geleden leiding moest geven aan de bijeenkomsten stagneerde de belangstelling enigermate, zodat er een aantal wijzigingen moesten worden aangebracht. Doel en werkwijze werden herschreven en het oeverloze schriftelijk corresponderen over de bouwstukken werd afgeschaft.

Naar uniformiteit in de uitgave der bundels werd gestreefd, zodat Br. Luitse al le bouwstukken eigenhandig op een computer zette en de stencils in zijn kelder op een machine afdrukte. Het bundelen was een heidens werk waarbij zijn echtgenote hielp, die tevens de administratie voerde. Zij werd tijdens de viering van het derde lustrum in Utrecht in de bloemetjes gezet, terwijl de leden aan Br. Luitse een maçonniek schilderij aanboden geschilderd door de kunstschilder Br. Herman Hollewand uit Maastricht. Het vierde lustrum kon Br. Luitse nog bijwonen, waarna hij naar het eeuwig oosten afreisde. Hij stierf in het harnas op de trappen van zijn flat, nadat hij kort daarvoor in Duitsland een boek over het charter van Keulen had gepubliceerd. Hij was een markante persoonlijkheid die op zijn naaste medewerkers een onsterfelijke indruk heeft nagelaten op grond van zijn universele kennis en scherpe geest. Naar zijn mening waren de middagbesprekingen veel te lankmoedig!

In de bundels werden nu ook boekbesprekingen opgenomen.
Teneinde de halfjaarlijkse bijeenkomsten in Utrecht nieuw leven in te blazen werden voor de ochtenduren sprekers uitgenodigd die in de geesteswetenschappen werkzaam waren en die bij voorkeur zelf geen vrijmetselaar waren. De opvatting was dat nieuwe inzichten omtrent het maçonnieke instituut uit de randgebieden moesten komen, hetgeen de laatste jaren gebleken was (b.v. M.C. Jacob; 'The radical enlightenment 1981). Een hoogtepunt was dat Br. John Hamill, die juist een boek over 'The Craft' (1986) had geschreven, in 1988 bereid was om over de wordingsgeschiedenis ervan te spreken. Zijn opvattingen over the craft hebben ons landmerkleden altijd aangesproken en meer dan eens werden in bouwstukken de opvattingen van Knoop en Jones (1947) en anderen over het ontstaan uit het bouwgilde, weerlegd. Ook Hamill poogt de vrijmetselarij van de gildeballast te ontdoen, maar tot op heden heeft hij er geen sluitende theorie voor in de plaats weten te stellen.

Voor de middagbijeenkomsten werden, gezien het groeiend aantal deelnemers, 'general debaters' uitgenodigd, terwijl er groepsdiscussies werden gehouden. Dit alles trok vele belangstellenden, maar daarin schuilde het gevaar dat de intimiteit der gedachtewisseling verloren dreigde te gaan en het kind met het badwater van technocraten dreigde weg te spoelen. Gelukkig zijn er nog steeds voldoende zelfgeselecteerde, liberale enthousiasten van de tweede generatie die vrij onvervaard voor de oorspronkelijke opzet 'op U komt het aan' pal staan!

Bij het zoeken naar de betekenis van Landmerk in het raam van de Nederlandse vrijmetselarij. dienen parallellen van beleid van bepaalde onderafdelingen in ogenschouw te worden genomen, omdat Landmerk er een new age-loot van is. In 1971 vonden verlichte leden de betekenis van de tempel belangrijker dan de bouw. De tempel is immers het symbool van de vestiging van het rijk van de opperbouwmeester op aarde, het 'centre of Union' van de eerste plicht der constituties. Hij is de materialisatie van de waarheid waarnaar de vrijmetselaar op eigen kracht zoekt en tevens het symbool van harmonie waarnaar de broederschap streeft. De symbolieke tempel is de vaste grond van de dingen die men hoopt en een bewijs van zaken die men niet ziet, een landmerk voor de vorming van een tempel van levende bouwstenen.

Landmerkleden hebben geen model van de tempel van Salomo in hun brein geconstrueerd, het zijn sympathisanten en analisten van de lichtsymboliek, in mindere mate van de bouwsymboliek. Zij pogen de betekenis van de tempel te doorschouwen, waarbij constructie een hulpmiddel is en geen doel. De opvatting, ontleend aan de ontstaanswijze in de 18e eeuw is dat bouwsymboliek een remplacant is voor wetenschap, in 't bijzonder astronomie, en lichtsymboliek voor religie, desnoods voor astrologie, als men God buiten spel wil zetten. De Vriimetselarij komt immers voort (18e eeuw) uit de drang van geleerde heren om een brug te slaan tussen wetenschap en godsdienst. Daar is iets van terecht gekomen toen noodgedwongen een studiegenootschap op het bouwgilde moest worden geënt, waar een inwijdingsgenootschap noodzakelijkerwijze uit voortvloeide, waarin doemensen (ministers van rite) de plaats van denkmensen innamen.

En wat voor de tempel geldt, is eveneens van betekenis voor de ritualen. Hierin wordt een controversieel spel tot uitdrukking gebracht dat de menselijke werkelijkheid in religieus verband vertolkt en dat tevens als troffel van een broederschap functioneert. De oprichters van Landmerk en hun volgelingen hielden weliswaar de vinger aan de pols van behavioristische vertolkers in Nederland, maar ontwikkelden zelf een cognitieve denktrant t.a.v. de vrijmetselarij, zoals uit de bouwstukken kan worden afgeleid.
Een onderscheid tussen operatieven en speculatieven, tussen anders (doen)denkenden over de roeping van de mens, kan meer dan eens in de geschiedenis van het instituut worden waargenomen. Dit begon al in 1717 in Londen toen een poging werd gewaagd om een brug te slaan tussen materialistisch georiënteerde wetenschappers en spiritueel denkende kerkse gelovigen. Hetzelfde thema speelde een rol toen onder auspicien van Sir Christopher Wren en onder het toeziend oog van Desaguliers de geestesrichting van het newtonianisme op het bouwgilde moest worden geënt. (Landmerk 36, 1989).

Londen was in het begin van de achttiende eeuw een exponent van het newtonianisme, een liberale geestesrichting die vanuit de Royal Society gepropageerd werd. Kritisch religieuswetenschappelijk denken was het leidmotief van vrij denkende, verlichte VIPS, die onder protectie van aan gilden gebonden werkeloze bouwvakkers een secte stichtten: 'free-masonry .

Geïnteresseerden wilden liever in vrijheid samenzijn dan onder dwang van een cultuur leven, die door een staatsgodsdienst werd beheerst (het 'profane westen'). De geaberreerde vrijmetselaars verbraken de keten waarmee zij aan de dagelijkse werkelijkheid vastgeklonken zaten, om in de virtuele wereld van een ritueel inwijdingsgenootschap onder te duiken. Afzondering, saamhorigheid en gezelligheid bieden, onder de dekmantel van rituelen, de mogelijkheid om zich af te zonderen van een geestelijk tirannieke, bekrompen maatschappij, in de schoonheid van een gettomentaliteit.

Met deze kennis van zaken kunnen allerlei onopgeloste raadsels omtrent het ontstaan van het huidige genootschap worden begrepen. Het thema stof en geest was ook de grondoorzaak van een splitsing van de grootmacht in 'antients' en 'moderns' en speelt ook thans nog een rol b.v. bij de beslissing of de bijbel nu wel of niet op het altaar moet en mag liggen .

Een scheiding tussen hemel en aarde (Aristoteles en christelijke kerken), tussen microkosmos en macrokosmos, tussen stof en geest, is in wezen onmaçonniek, getuige het afleggen der metalen, de geblokte vloer, enz. De vrijmetselarij propageert een universalistische en holistische werelden mensbeschouwing te danken aan het newtonianisme. Zij polariseert uit praktische overwegingen weliswaar wel (b.v. Oosten/westen, sacraal/profaan, licht/duisternist enz.), maar accepteert dualisme niet als leidraad van het doel dat wordt nagestreefd: de intelligente, harmonische, goed geproportioneerde mens (mens sana in corpore sano) in het voetspoor van religeuze VIPS. Vrijmetselarij streeft immers, zoals de gehele natuur, naar integratie van pseudo-tegenstrijdige grootheden (positief en negatief) en krachten, waardoor in het heelal uit energie materie wordt gevormd, waar de mens een component van is ('energie-vorm-functiecomplex'). De joodse nieuwlichter Jesus, die als vergever van zonden en redder van de mensheid door de vrijmetselarij als zodanig niet erkend wordt, heeft aangetoond dat natuurwetten in feite mensenwetten zijn, zoals b.v. blijkt uit het feit dat er geen grens tussen dood en leven bestaat, water en wijn eveneens twee componenten van één stof zijn, enz.

De vrijmetselaar moet gezien worden als een mens met een universele levensbeschouwing, wiens middelpunt (het uni-versum) overal en wiens omtrek (het al-heelal) nergens is en die streeft naar harmonie ('schoonheid') van innerlijk tegenstrijdige krachten (yin-yang). De essentie van zijn bestaan is het zoeken naar het verband tussen de menselijke en goddelijke werkelijkheid, een streven dat tussen passer (God) en winkelhaak (mens) als heilige liefde (rozekruisgraad) wordt gekwalificeerd.

Landmerkianen willen in vrijheid creatief bezig zijn, waarbij door hen beseft wordt dat in de ritualen en in het religieuze patroon een dosis affect werd ingebouwd als reactie op de rationele tendens in de tijd der verlichting. Inderdaad zijn emotionaliteit en gevoel (broederliefde en liefde tot de medemens) het bindmiddel van de universiteit van gevoel (zoals ik de vrijmetselarij altijd genoemd heb), een geestesgesteldheid die aan het christendom werd ontleend. Dit is een zienswijze die geometrisch-rationeel verpakt zit in het kosmisch-gnostisch religieuze patroon dat tijdens de oprichting door knappe koppen werd ontwikkeld, onder dekmantel van het bouwgilde.

Het probleem voor slecht geinformeerde detailspecialisten is, dat land(merk)lords een punt-cirkelterrein bestrijken dat niet door landmerken is afgepaald en niet door verkenners op land(merk)mijnen werd onderzocht De club kent geen bundelredactie en kritiek op een bouwstuk wordt pas geuit tijdens de hoorzitting in Utrecht. Uit hoofde van het studiekarakter van het genootschap stelt de auteur zich kwetsbaar op. maar hij zal ervaren dat zijn persoon tijdens de gedachtewisseling buiten schot blijft, zodat hij zich nooit gefrustreerd hoeft te voelen. Zodoende ontpoppen schrijvers zich vaak als ruimtevaarders van de geest wier vlucht gebieden afzoekt die buiten het azuren gewelf bezaaid met sterren liggen. Hier bevindt zich ook het landingsterrein op de geestgrond van het alheelal waar de schatten van de 'fiction science', (van de ideeëngeschiedenis) beg raven liggen, en een ideeengesch ieden is leidt tot een werkhypothese, terwijl een geschiedenis van ideeen stellingen voortbrengt.

See a world in a grain of sand
and a heavon in a wild flower
hold infinity in your hand
and eternity in an hour.


William Blake (1757-1827)

Dat vrijmetselaarsattributen zoals: de opperbouwmeester des heelals, het oosten, het licht, de spiegel, het zoeken naar waarheid, symbolen en metaforen, de blinddoek, de handwassing, enz. enz., inspireren om elyselsche velden in het oosten af te zoeken, is een uitdaging voor kunstzinnige, koninklijke, mystieke vrijmetselaars die zichzelf in Landmerk vormen.

Het is begrijpelijk dat een permanente educatie op aprioristisch-intultieve wijze van een mannenpraatgroep weerstanden bij fundamentalisten oproept, zodat daar dan ook geen troffel aan te pas behoeft te komen. Daartegenover steat dat het landmerkconcept bij velen goed aanslaat en in een behoefte voorziet, anders bestond het onverdroten studiegenootschap thans geen 25 jaar.

Men moet niet vergeten dat in de vrijmetselarij eenieder naar zijn eigen identiteit 'waar het op aankomt' zoekt, terwijl hij zich tegelijkertijd in groepsverband in de broederketen aansluit. Een kenmerk van de koninklijke kunst is nu eenmaal om een compromis te sluiten tussen tijdloze instinctieve, onderbewuste strevingen en tijdgebonden oude landmerken, waarbij de dynamische persoonlijkheidsstructuur van de mens centraal staat.
En een persoon wordt gevormd door contact en feedback van organisme en omgeving, waarbij zintuigen en brein een integrerende rol spelen. 'Geest' is, zoals honger en dorst en pijn, het breininstrument dat tussen organisme en buitenwereld bemiddelt en dient voor instandhouding van de soort.
In de vrijmetselarij wordt met geestelijke methodieken het spirituele werkterrein van de opperbouwmeester afgetast, in de hoop op het spoor te komen van het ont-staan, be-staan en ver-gaan van de bewegende materie 'mens', waaraan de zin van het bestaan ontleend kan worden. En de vrijmetselarij is alleen maar zinvol als zij doel matig is en zij is doelmatig als zij zinvol is. Het vinden van waarheid is alleen maar doelmatig als dit zijn nut afwerpt.

In het raam van de algemene strekking van de 300 bouwstukken is het niet ondienstig om daar nog wat verder op in te aaan. Landmerk beoogt om van een symbolische vrijmetselarij het existentiële karakter, waar men niet vrijblijvend tegenover kan staan, op de voorgrond te plaatsen.
De vrijmetselarij onderscheidt drie oerbeelden: mens, God en leefwereld. Voor alle drie werd een buitenissige terminologie bedacht, die de apartheid van het genootschap illustreert en de kerkelijke afkomst moet verdoezelen .


Het individu staat in de vrijmetselarij van begin tot eind opvallend centraal in het mensbeeld dat in praktijk(rite) wordt gebracht. Met egotripisme ('op U komt het aan') moet vooruitgang worden geboekt ('beter mens' worden), in de hoop dat dit altruïsme (naastenliefde) met zich brengt. Een spiegelbeeld confronteert de leerling met zijn alter ego, dat voor hem en met hem (het ego) besluiten neemt ('eigen hoogste rechter').

Een creatonistische superarchitect van het menselijk heelal symboliseert het metafysische concept van de individuele broeder. Als leenheer van het oosten laat hij ons met zijn helder licht, 'wereld en leven zien als een te voltooien bouwwerk'. Aan zo'n maçonnieke evolutieleer komt dus geen toeval (darwinisme) te pas.

Hierbij zijn wij bij het derde oerbeeld: de buitenwereld aanbeland, waarin de dingen niet zo zijn als zij worden waargenomen (punt/cirkel b.v.). Deze zijn slechts tastbare, zintuigelijke symbolen van de absolute werkelijkheid, waartoe de mens zelf ook behoort (vandaar het spelkarakter der vrijmetselarij). 'Woord, teken en aanraking', bouwstukken incluis, zijn daardoor de uitingen van een organisme dat met illusoire beelden werd geconditioneerd.

Uit deze drie oerbeelden der vrijmetselarij vioeit een kosmische (heelalisme) religie (band broeder en zijn idool) van gnostische (individuele waarheidsleer) aard voort, die het mens- en wereldbeeld van de vrijmetselaar typeert.
Hierop gebaseerd kan de vrijmetselaar, als eigen hoogste rechter, een ethiek opbouwen, zodat hij zich een oordeel kan vormen over evolutie, euthanasie enz., onderwerpen waar auteurs in Landmerk hun mening over gaven. Hierdoor hebben de bijdragen een meerdimensioneel karakter. Zowel aan ethiek als aan religie werd een extra bundel in Landmerk gewijd !


In 't algemeen wordt in de publicaties een scherp onderscheid gemaakt tussen vrijmetselarij en vrijmetselaar, dus tussen instituut en lidmaat, hetgeen de helderheid van betoog ten goede komt. Ook het verschil tussen de maçonnieke geestesgesteldheid en de installatie daarvan in een instituut, met al le geva ren en m isversta nden va n dien, wordt niet u it het oog verloren. Op het spelkarakter van de vrijmetselarij, als aan regels gebonden handelingen met woord, teken en aanraking, gericht op een bepaald doel, werd meer dan eens de aandacht gevestigd. Dit kan voorkomen dat men naast of over het doel schiet, tenslotte zijn wij allemaal maar amateur voetballers!

Na het verschijnen van het boek van Capra (1976) heeft de quantummechanica met de onzekerheidsrelatie van Heisenberg, ingang in de bouwstukken gevonden, met in het zog daarvan de chaostheorie, de theorie van alles, de artificiële intelligentie, enz. Dit hulde de vrijmetselarij in een nieuw gewaad, hetgeen weliswaar niet nodig is, omdat het maçonnieke concept van mens in gemeenschap, op zoek naar eigen identiteit en zin van het leven, met toeters en bellen, muziek en rondedans, met brood en wijn, met hang naar buitenzintuigelijke belevingen, in de menselijke natuur verweven zit.

Het is langzamerhand wel gemeengoed geworden dat de menselijke werkelijkheid een soortspecifiek kenmerk is, dat een illusoir karakter heeft. Hierdoor zijn woorden symbolen die de werkelijkheid (wat dit ook zijn moge) nimmer kunnen weergeven. Bovendien valt een woord in het organisme van de toehoorder als in een echoput, daar het er met een andere vorm en betekenis uitkomt.
En wat voor woorden geldt, heeft tevens betrekking op het gehele gebouw: de taal, die een relatief karakter heeft dat multi-interpretabel is. Daarom menen sommigen dat taal aan veel menselijke misverstanden en ellende ten grondslag ligt.
.

Elisabeth van der Pool (1995)

Dit waren enkele opmerkingen naar aanleiding van het oeuvre dat in 25 jaar tot stand werd gebracht. Het is niet zo moeilijk om in algemene zin over de 300 publicaties te schrijven. De moeilijkheden beginnen pas als men één bouwstuk moet beoordelen, hetgeen komt omdat vrijmetselaars hun metalen hebben afgelegd.
De beoordeling van de kwaliteit van een maçonniek bouwstuk is een subjectieve aangelegenheid. Dat komt omdat ieder vogeltje zingt zoals het gebekt is. En dat is begrijpelijk, want een ieders brein wordt met kwaliteitsmodaliteiten geladen en zodoende heeft dit een eigen gesteldheid, die het karakter van de bezitter bepaalt. Zoveel mensen, zoveel zinnen!

Het is wel mogelijk om enkele maatstaven voor een kwaliteitsprodukt aan te leggen, maar die zijn moeilijk te objectiveren. M.i. is van belang dat gelet wordt op de betekenis van een bouwstuk voor de vrijmetselarij in 't algemeen en daar ontbreekt het nogal eens aan.

Men heeft wel voorgesteld om voor het gemiddelde van de cijfers van beoordelaars een bepaald geldbedrag te geven en aan het eind van het jaar te kijken wie het meest verdiend heeft. Dan zal blijken dat veel-schrijvers nog geen veel-verdieners zijn. Een miljonair kan tot leermeester in de maconologie worden benoemd!

Uit deze uiteenzetting moge blijken dat Landmerk door zijn apartheid en eigenzinnigheid een ouroborus is die zichzelf in de staart bijt. Dit beeld ontleend aan de loge 'La Vertu' (no.7) in Leiden, lag 25 jaar ten grondslag aan een organisatie met een uniek polymorf karakter. De geestesrichting werd ontleend aan diverse denkrichtingen zoals het gnosticisme en aan vele andere filosofische en religieuze stromingen en gekleurd door velerlei inwijdingsgenootschappen. Die geestesrichting werd in Londen in 1717 op het metselaarsgilde geent waarin reeds eeuwen lang de relatie tussen geest en stof in kerken in de vorm van lichtval werd geconcretiseerd.

Het institutionaliseren van een geestesrichting werpt talrijke problemen op en mobiliseert controversiele gevoelens die geanalyseerd moeten worden. Wij mogen medewerkers van Landmerk dankbaar zijn dat zij 25 jaar lang hun beste krachten hebben gegeven in een poging een brug te slaan tussen het sacrale oosten en het profane westen, teneinde onbegrip en disharmonie te voorkomen. Het autonome gezelschap zal ongetwijfeld nog vele jaren blijven bestaan in een poging de weg naar het symbolieke oosten te plaveien, in het belang van de mens en zijn geestesprodukt.

Een veelzeggende opvatting over de wordingsgeschiedenis van de vrijmetselarij is, dat de geestelijke alchimist: Newton, voorzitter van de Royal Society, zijn stempel heeft gedrukt op een drama in drie bedrijven. Hierin kreeg een medespeler de gelegenheid om aan de totaliteit van het bestaan te gaan bouwen, aan een wereldbeeld dat op hemzelf aankwam.

Het is bewonderenswaardig om te constateren dat een verkapt newtonianisme, dankzij Desaguliers, erin geslaagd is via de vrijmetselarij, ingang in de gehele wereld te vinden. Zo iets was mogelijk omdat een oeroude geestesrichting, uit de tijd dat de homo faber homo sapiens werd, toneelmatig in ritualen die voor zichzelf spreken werd geconcretiseerd, zodat ieder mens er zich in vrijheid in kon vinden. Het patroon werd overgenomen van christelijke kerken die de geestesgesteldheid en het geloof van Jezus in velerlei vorm in de meatschappij in een instituut hebben uitgebeeld, waarin de mens geketend werd.

Het verschil is dat de vrijmetselarij een fictieve, symbolische geestelijk leider kent die erop toeziet dat zijn naam (ontleend aan Newton), als representant van een geestesgesteldheid (newtonianisme) in de loges regeert. De geestesgesteldheid, gericht op de buitenzintuigelijke werkelijkheid is overigens moeilijk te definiëren, omdat die in een bepaald land ontstond, op een bepaalde plaats, in een bepaald tijdsbestek, terwijl de mens en de buitenwereld sindsdien permanent aan verandering onderhevig waren. Noem die geest thans maar: 'new age-instelling', een mentaliteit van een stroming waarin ook naar harmonie tussen de macrokosmos van de hemellichamen en de microkosmos van de menselijke geest wordt gezocht. Robert Fludd (1574-1637) en vele anderen zijn de vrijmetselarij hierin voorgegaan.

Het newtonianisme, in de 18e eeuw vanuit Leiden, met behulp van Desaguliers, verspreid over het vaste land van Europa, leeft ook thans nog in gecamoufleerde vorm in een genootschap voort, dat zijn eigen oorsprong niet kent. In een symbolische naamgeving ('voornaam architect van het heelal', 'kind der weduwe',' koninklijke kunst' enz.) en een misleidende geschiedenis (de 'constituties') heeft de geestelijke vader zijn onsterfelijk stempel op een bouwwerk gedrukt, waar een gilde model voor heeft gestaan.



Landmerk heeft gepoogd op het polymorfe pad van de menselijke geest helder licht te laten schijnen, hetgeen een hachelijke onderneming is omdat woorden en taal een bedriegelijk, symbolisch karakter hebben. Nochtans is de studieclub 'Landmerk' er in geslaagd 25 jaar lang uitgelezen vertegenwoordigers van de kunst van het koninklijk genootschap te boeien. Gezocht werd naar de oorsprong, zin en doel van leven en sterven van de natuur in 't algemeen en van de mens in 't bijzonder, in de hoop dat dit een bijdrage mag geven tot de ontwikkeling van een verlichte vorm van menszijn.

Het resultaet dwingt ons om voort te gaan op een eenmaal ingeslagen weg welke leidt tot de zelfontwikkeling van broeders, verlicht in een universum dat uit ruwe steen zuivere metselaars maakt.