De geschiedenis van het paard
Geen enkel ander dier heeft zoveel betekend voor mens en maatschappij als deze viervoeter. Het heeft gemaakt dat de mens sneller werd. Het heeft de geschiedenis van hele keizerrijken bepaald. Het heeft van de nomaden hoog ontwikkelde landbouwers gemaakt. Het heeft het verkeer ontsloten tussen steden en dorpen. Het heeft sjokkend in de rosmolen de raderen van de mechanisatie in gang gezet. Voor vorsten betekende het paard een hoge status en voor schilleboeren een schamel bestaan. Het heeft zijn vloeiende gangen gebruikt voor ontspanning en vermaak van zijn ruiters. Voor al deze doeleinden heeft de mens dit dier naar zijn hand gezet, dat vierduizend jaar geleden alleen nog als voedselbron gold.

Het wilde paard trok in kuddes rond, voornamelijk in het continent dat gevormd werd door Europa en Azie. De nakomelingen van dit dier de Tarpan en het Przewalski-paard zijn tot ongeveer honderd jaar gelden in dat zelfde gebied waargenomen. Maar dit waren de allerlaatste exemplaren van een uitstervend ras. Nu is er alleen nog in een enkele dierentuin een teruggekruiste nazaat van dat echte wilde paard te zien.

Vooral het gemak waarmee zij liet kruizen heeft deze diersoort geschikt gemaakt voor verschillende doeleinden. Het wilde paard dat als eerste werd getemd, was rank en niet groot, maar wel snel. De primitieve mens erop jagend voor zijn vlees, kon alleen maar buitmaken in een val of door het over een rotsrand te drijven, waar het zich te pletter viel.

Toen het eenmaal was getemd werd het aanvankelijk alleen gehouden voor het vlees en de melk. Maar al snel bleek hoe legers er hun aanvalskracht en wendbaarheid mee konden vergrotendoor het voor een strijdwagen te spannen.
Pas later zou het ook als rij- en lastdier worden gebruikt. Daartoe moesten door fok en kruising de meest geschikte soorten worden ontwikkeld.

Zo  kwam er door de eeuwen heen voor elk doel een paard op maat. In Arabie ontstond de slanke, snelvoetige volbloed, genoemd naar zijn warmbloedige temprament. In het noorden en het westen van het continent, waar voor landbouw en krijgsbedrijf meer kracht dan snelheid werd geeist, verschenen de zwaardere vormen van de koudbloed. Daar moest de ploeg door de vette klei worden getrokken en de ridder met zijn loodzware harnas (zo rond de 225 kilo) in galop worden rondgedragen. Tussenvormen kregen kracht en snelheid beide, om met de postkoets verbindingen mogelijk te maken over lange afstanden. Voor vervoer in het koude bergland van Noord-Europa kwam er de pony met zijn enorme uithoudingsvermogen. En hij stond weer model voor de vele uitvoeringen waarin dit kleine paard nu vooral de jeugd tot vermaak dient.

Alleen de allerkleinste vorm is nog geen gemeen goed. Dat is het dwergpaard, weinig groter dan een hond en eigenlijk meer een voorbeeld van wat de mens met een diersoort kan doen. Evenals het grootste paard, een reus met een schofthoogte van twee meter negentien daar een voorbeeld van is.

Bron:Dieren in en om het huis
         Ton de Joode & Prof. Dr. Anthonie Stolk