Herinneringen van onze oma, Teuntje Cornelia Van der Beek-Blij
Op 28 april 1908 ging onze oma voor het eerst naar school. Oma was toen zes jaar oud. Haar broertje Cees was pas vier, maar Oma's moeder zei toch "Neem maar mee dat kind". Ze kwamen samen in dezelfde klas. Kleine Cees praatte in het begin nog zo slecht dat de juf hem niet verstond. Samen liepen ze altijd naar school, de christelijke school in Giessen-Oudekerk. Dat was een flinke wandeling, op klompen, van ongeveer veertig minuten. Maar met een bal of een hoepel erbij schoot het lekker op en verkeer was er natuurlijk nog niet zo veel.
Op een keer, in de herfst, was het zo mistig dat Oma het maar eng vond en zij en Cees na vijf minuten alweer huiswaarts keerden. Maar ze werden weer op pad gestuurd, met de raad steeds te letten op de eerstvolgende boerderij en daar op af te lopen. En zo kwamen ze uiteindelijk bij school aan. In de winter als er ijs lag was ze sneller op school, ze kon dan het ijs van de Giessen oversteken. Oma woonde toen in Giesen-Nieuwkerk, en de school lag aan de overkant in Giesen-Oudekerk. Op de terugweg van school naar huis liepen Oma en Cees niet samen op. Oma was altijd het eerste thuis, want Cees was een beetje een treuzelaar die altijd wel ergens bleef hangen om bijvoorbeeld te kijken bij het koeien melken. Trouwens, Cor was later ook een enorme treuzel. Om Cees voortaan toch een beetje op tijd thuis te krijgen deed Oma's moeder eens de deur op slot toen hij erg veel te laat was.
Het adres waar Oma toen woonde was Neerpolder 276. Later heette dat gedeelte 'den Blijenhoek'. En dat dat naar de familie Blij genoemd is, dat weet nu bijna niemand meer. Oma woonde in een grote boerderij die van haar grootvader was, Arie van Houwelingen (geboren in 1841). Hij woonde met grootmoeder Krijntje Swijnenburg (geboren in 1840) in het achterste deel van de boerderij. De moeder en vader van Oma, Krijna Van Houwelingen (1873 -1950) en Leendert Blij, woonden met hun gezin in een ander deel van de boerderij. Uit haar kindertijd kan Oma zich nog herinneren dat de Titanic zonk, dat zal rond 1912 geweest zijn. Ook rond die tijd viel er een luchtballon met Fransen naar beneden. En dat stonk op een of andere manier verschrikkelijk.
Toen Oma twaalfjaar was, was ze klaar met school. Ze had altijd goede cijfers gehad. Thuis kreeg ze de breikous en verder was er altijd wat te rommelen op de boerderij. Het was midden in de eerste wereldoorlog. Haar moeder had het druk met kaas maken, en Oma lette op haar kleine zusje Aria, die in 1913 geboren was. Oma was zelf de oudste (1902) en had behalve haar broer Cees (1903) nog vier zusjes: Krijntje (1905), Ida (1908), Cor (1911) en Aria. Aria was erg gehecht aan Oma, als Oma er een middagje niet was huilde ze alles bij elkaar.
In 1916, nadat opoe was overleden, verhuisde de familie Blij naar een ander huis. Het was een zware tijd vanwege de oorlog. Brandstof was er niet. Ida werd ziek, ze had tuberculose. Ze lag in de bedstee, terwijl ze eigenlijk de frisse lucht in moest. Ida is toen, op 27 mei 1917, gestorven. Ze was 9 jaar oud.
In datzelfde jaar ging Oma naar de dokter omdat ze dacht dat ze wat scheef groeide. Ze was veertien jaar en was vaak moe. Van de dokter moest ze meteen 'plat', vanwege haar longen. De veearts was doortastender, die had door dat ook zij TB had. Ze moest zo snel mogelijk in een draaiende tent van het groene kruis, die stonden inmiddels overal, en drie liter melk per dag drinken. Soms vond ze het best gezellig in de tent. Na drie maanden was ze hersteld. Een neef van haar kreeg in dezelfde periode tyfus, hij was ongeveer gelijk met haar beter. Ook Cees is nog een tijd ziek geweest. In 1918 richtte de Spaanse griep binnen korte tijd een slagveld aan. Heel de dag was het begraven, veel jonge mensen stierven daaraan.
Toen Oma en Opa elkaar leerden kennen werkte Opa op de suikerfabriek. Op maandag had hij vrij en ging hij vaak de stad in. In die periode zagen ze elkaar regelmatig en na enige tijd toonde Gerrit interesse. Ze stuurden elkaar brieven die ze met iemand meegaven. Toen ze gingen trouwen was het crisis, Opa is nog even zonder werk geweest. De vader en moeder van Oma stonden niet te juichen bij haar keuze. Toen ze trouwden waren ze meteen met z'n drieën; Anton was drieënhalf. Ze vond Anton in het begin een beetje verwend. Hij heeft een keer het bad omgegooid, maar daarna liep het prima. Tot haar dood had ze een hechte moeder-zoon band met hem.
Gerrit van der Beek werd half-wees toen hij vierjaar was en wees op zijn vijfde. Ze waren thuis, in Brabant, met drie jongens en twee meisjes. Hlij werd in zijn jeugd steeds aan andere mensen 'uitbesteed' en had het arm. Tot zijn veertiende jaar ging hij naar school. Omdat daarna er geen plaats meer voor hem te vinden was heeft de burgemeester hem naar een weeshuis gebracht in Neerbos, bij Nijmegen. Het was daar ook geen vetpot. De kinderen verborgen stukken brood onder de tafels voor later op de dag. Er waren allerlei regels en wetten in het weeshuis, maar Opa hield er niet van dat een ander zei wat hij moest doen en daarom had hij het er niet naar zijn zin. Hij had geen zin om er een 'echt' vak te leren. Opa werkte wel bij een boer in de buurt die wel door had dat hij het niet echt naar zijn zin had. Op zijn negentiende is hij naar een boer in Brabant gestuurd. Hij kreeg van het weeshuis een kist met kleren mee die oma tot op het laatst bij oma in huis stond. Een oom uit Brabant heeft die kist opgehaald.
Opa had destijds een zuster in Aalsmeer. Ze was nog niet getrouwd. Opa zou er heen gaan en kreeg van zijn oom een paraplu mee die hij in Gorkum al direct kwijt was. Hij ging met de trein over Utrecht naar Aalsmeer, maar kwam uit op een verkeerd station in Amsterdam. Toen is hij maar gaan lopen, en kon ook nog een stuk met een melkwegen meerijden. 's Morgens om acht uur was hij vertrokken, 's nachts om twaalf uur kwam hij eindelijk aan.
Tussen de twee wereldoorlogen in is Opa vier jaar in dienst geweest.
Daarna is hij gaan werken op de suikerfabriek. In 1923 trouwde hij. Zijn
vrouw stierf in 1925 aan zenuwkoortsen.
Na de oorlog gebeurde het een keer dat een varken zijn poot had gebroken.
Normaal werden varkens altijd in oktober of november geslacht, voor de
winter, maar dit varken was voor twintig gulden te koop midden in de zomer.
Er zat wel voor een paar honderd pond vlees, zult en spek aan. Ze hebben
het varken zelf thuis geslacht, dat mocht altijd. Opa nam toen wel twintig
boterhammen met spek mee naar zijn werk. Maar ze kregen toch een boete
voor het thuis slachten. De boete bedroeg één gulden en moest
helemaal naar Dordrecht worden gebracht. Opa was erg kwaad.
De moeder van Oma stierf in 1950. Ze was de laatste zes jaar ziek geweest. Haar man was al in 1927 overleden en ook haar dochter Ida (1908-1917) en haar jongste dochter Aria (1913 -1933) had ze al verloren. In 1957 overleed Krijntje, het zusje van Oma dat na Cees geboren is, in 1905. Deze Krijntje is de moeder van Aria van der Hout en van Krijna, die enige tijd voor het overlijden naar Canada was geëmigreerd.
Kort na het huwelijk kreeg Anton er een broertje bij. Leen werd geboren in 1928, op een zondag om zes uur 's avonds. Hij lustte geen moedermelk, dus is hij met de lepel grootgebracht. In 1932 werd Jo geboren. Toen ze anderhalf jaar was nam Oma haar mee toen ze drie weken naar haar moeder ging om haar te helpen. Dit was de periode dat Aria ziek was, ze zou op 12 augustus sterven. Jo werd 's morgens in het zandhok gezet of ze hobbelde een beetje achter Anton aan. De tent stond er nog. Jo wilde haar flesje het liefste in de tent, want ze was verlegen.
In de loop van de tweede wereldoorlog kreeg Anton een oproep dat hij naar Duitsland moest. Hij kreeg vierendertig gulden kleedgeld, maar de kleding was nergens te krijgen.
Dinsdagochtend zou hij weg moeten, maar via de dominee werd hij aan een adres in Brabant geholpen, in Waardhuizen. Er kwamen soldaten langs die vroegen waar Anton was. Oma gaf ze een stoel en vertelde dat ze niet beter wist dan dat hij in Duitsland zat. Maar ach, je weet nooit, zo'n jongen van achttien alleen met de trein. Ze heeft hun adres gevraagd en gezegd dat als ze bericht kreeg ze het zou laten weten. Het briefje met het adres lag aan het eind van de oorlog nog op de schoorsteenmantel. Pas na zeven weken wisten ze thuis waar Anton precies zat. Om de beurt gingen mensen bij hem langs. De kinderen was het niet verteld dat Anton veilig in Brabant zat. Pas toen Duitsland gebombardeerd werd en Jo hoofdpijn kreeg hebben ze het verteld. Anton nam uit Waardhuizen een bramenstek mee, waar de bramenstruiken op Rietveld uit gegroeid zijn.
In de jaren vijftig kwamen de kinderen van Oma en Opa op eigen benen te staan en nog wat later kregen ze kleinkinderen die aan hen een lieve oma en opa hadden. Op de brommer maakten ze tochtjes. Oma kan zich nog herinneren dat opa, toen ze net buiten Arnhem de trein voorbij zagen komen, zei: "Zaten wij maar in de trein en lag hij maar in de Rijn'.
(Verteld op 9 september 1995 aan mijn nichten)
De brommer die Oma de Rijn in wenste komt in veel verhalen voor. Oma vertelt hierover op een zaterdagmiddag in maart 1996 aan mijn nichten.
Het verhaal begint met de tandem.
Eerst in 1937 naar Renkum -toen Kees trouwde- op een tandem die werd geleend van Chris Vink. Opa en Oma gingen vroeg van huis en moesten bij Wijk bij Duurstede overvaren. Daar de weg maar gevraagd in het café: de telefoondraad volgen was het advies.
In de eerste week van september 1952 was er bloemencorso in Aalsmeer en daar fietsten Opa en Oma heen op een gehuurde tandem. Ze waren 25-jaar getrouwd. Toen ze de volgende dag teruggingen klapte er een band. Eerst gelopen -over Schoonhoven terug- en toen bleek dat de portemonnee van Opa kwijt was met daarin veertig gulden. Oma had gelukkig zelf een portemonnee bij zich -op advies van haar moeder- zodat de band geplakt kon worden. Later meer lekke banden en steeds weer laten plakken.
De maandagochtend erna komt de buurman met het bericht dat de portemonnee was gevonden in Aalsmeer.
De tandem is in elkaar gezakt in 1956, toen kwam er een brommer.
Tijdens een brommertocht over Ottoland naar Ridderkerk nam Opa een zak bruine bonen mee. Hij kwam zonder aan.
Het stuur van de brommer is gebroken tijdens een tocht vanuit Amhem. Opa wilde hem repareren met een touw, maar Oma wilde niet meer mee. Zij ging lopend naar Geldermalsen, met de bus naar Spijk en is daar overgevaren. Toen ze lopend langs de 'Kloosterhof' kwarn zeiden de mensen: "wat is er nou?" "Ik hem 'm aan de kant gezet" zei Oma en zij kreeg eerst koffie. Opa was meegereden achterop een melkauto en was allang thuis en erg ongerust.
in November is Wim in Brabant jarig en tijdens de brommerrit is de Hoge Dijk vol bietenkarren. Klap - daar liggen ze ... onder de modder. Toch maar door gereden. Maar bij Almkerk komt er ijzerdraad om 't wiel. Overgevaren met 't veer en lopend verder want er was niets aan het wiel te doen.
Ze gingen met de bus terug naar huis maar Opa moest met zijn zwarte handen achterin zitten.
Oma heeft thuis de volgende dag de jas afgeschrobd met een bezem. De brommer werd met een vrachtauto thuisgebracht en ingeruild voor een nieuwe.
Oma heeft gefietst tot 1968; ze vond het eng en liet zich geregeld vallen als er een auto langs kwam. De dokter heeft het toen afgeraden om nog te fietsen.
Toen Oma en Opa uit het ziekenhuis kwamen, nu 24 jaar geleden, gingen ze niet meer op de brommer en werd er een snorfiets aangeschaft.
Ook vertelde Oma vakantieherinneringen:
Naar Apeldoom, vijf dagen per jaar naar Jo en Hil. Het kontakt tussen Jo en Hil en Opa en Oma begon in 1952.
In 1971 gingen Opa en Oma voor het eerst met vakantie met Chris en Cor naar Limburg. Er waren twee huisjes met een pad ertussen. Ze gingen ook naar Monschau en Gulpen met de auto van Chris. Op een dag gingen ze ergens koffie drinken met gebak. Chris vond het gebak nogal duur, maar ja 't was besteld.
In Boppard (Duitsland) in 1963 gingen Opa en Oma met Jo en Hil met de kabelbaan omhoog. Ze waren een week in Koblenz op vakantie.
In de omgeving Maastricht/Valkenburg zijn Opa en Oma ook eens met een lift omhoog gegaan.
In 1974 of 1975 waren Opa en Oma met Chris en Cor op vakantie en ook Kees van Cor was er bij. Kees had geen paspoort maar wilde toch een dagje mee naar Duitsland. gij zei: "als ik er goed over kom trakteer ik". In die week heeft ook iemand flink z'n hoofd gestoten tegen het keukenkastje: toen is er een doek overgehangen om verdere ongelukken te voorkomen. leder jaar gingen oma en opa mee met de bejaardenreis. Ook het jaar dat ze 49 jaar getrouwd waren. Ze dachten dat niemand het wist, maar ze werden in de bloemen gezet.
Verteld aan en opgeschreven door mijn nichten
Achterin de tuin had ik een hut gemaakt van oude planken, sinaasappelkistjes, plastik zakken etc. Het meest rechtse jongetje ben ik. De anderen zijn Koos en Ernst Cos. Hun vader maakte deze foto. Achter deze hut was nog een geheimzinnig gat in de dijk. We mochten daar van opa niet inkomen. Het was een oud waterkanaal. Er schijnt hier vroeger een molen te hebben gestaan, nog voordat het stoomgemaal gebouwd werd. Uiteraard kon ik m'n nieuwsgierigheid niet bedwingen en ben ik toch een keer, gewapend met een zaklamp, in het gat gekropen in de hoop een geheime gang te ontdekken, maar helaas...... de gang liep halverwege de dijk dood. Naast de tuin van opa en oma lag een droge sloot die gebruikt werd als (illegale) stortplaats van allerlei rotzooi. Opa verbrandde daar zijn vuil zodat hij geen reinigingsrecht hoefte te betalen. Ook ik hield erg van vuurtje stoken en kon mijn hobby daar veilig en naar hartelust uitleven. Het was een tijd waarin men zich nog geen zorgen maakte om het milieu en dus staken wij net voor de middag een oude autoband aan, om dan vervolgens naar huis te gaan voor het eten (volgens mijn moeder kwam ik in die tijd voornamelijk thuis om te eten en te slapen) en te kijken naar die prachtige zwarte rookpluim boven het dorp. |
Om een indruk te geven: beide huizen zijn ongeveer gesitueerd links van de letter O. (Dat van mijn ouders: hoekhuis aan de andere kant van de straat). De luchtfoto is uit 1989 (fotoatlas van Zuid Holland)