Overwinteren

 

Vogeltrek - winterslaap - wintervoorraad

 

Dieren hebben het moeilijk in de winter. Het kan hard vriezen en aan voedsel is haast niet te komen.

Veel dieren sterven ‘s winters dan ook wegens voedselgebrek.

Vooral langere periodes met ijs en sneeuw eisen veel slachtoffers.

Toch weten heel wat dieren op allerlei manieren de barre winter door te komen.

Insekten, zoals vlinders overwinteren dikwijls als ei of als pop. Maar ook rupsen en volwassen dieren

weten te overleven door weg te kruipen op beschutte plekjes.

Voor insekteneters zoals vleermuizen en egels valt er dan niets meer te halen.

Ze zoeken een schuitplaats en houden een winterslaap. Zo‘n winterslaap is wel wat anders dan een gewoon sIaapje.

De Iichaamstemperatuur van deze dieren daalt. De ademhaling gaat veel Iangzamer en ook de hartslag wordt

heel traag. Zo verbruiken ze bijna geen energie.

Ze kunnen de hele winter teren op de dikke vetlaag die ze in de zomer en de herfst hebben opgebouwd.

 

VeeI vogelsoorten trekken tegen het eind van de zomer weg. Ze hebben hun winterverblijf in warmere streken.

We kennen dit verschijnsel als de vogeltrek. De vogels die blijven weten hun kostje ook in de winter wel op te scharrelen.

Ze komen wat dichter bij de huizen dan ‘s zomers. Als het lang hard vriest zijn vogels erg dankbaar

voor een handje voer zo af en toe.

 

Slangen, hagedissen en padden kruipen weg in een vorstvrij hoIIetje onder de grond.

Daar brengen ze de winter door. HetzeIfde geldt voor kikkers en salamanders. Zij rusten in de zachte modder

op de bodem van de sloot.

Enkele dieren leggen een voedselvoorraad aan.

Vlaamse gaaien bij voorbeeld verstoppen in de herfst eikels in de grond.

De meeste kunnen ze in de winter nog terugvinden ook. Eekhoorns zijn bekend om het verzamelen van eikels,

beukenootjes, dennezaden en paddestoelen. Hun winterverblijf is meestal een omgebouwd oud kraaienest.