Integrale Beroepsvaardigheids Training
Index
Gedachte
BPKMar
BPpolitie
organisatie
Links
AZV
Ambtsinstructie
Locaties
Gev.beheers.
FE-Test
leeg
artikel 8 Politiewet:

1. De ambtenaar van politie die is aangesteld voor de uitoefening van een politietaak is bevoegd in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening geweld te gebruiken, wanneer het daarmee beoogde doel dit, mede gelet op de aan het gebruik van geweld verbonden gevaren, rechtvaardigt en dat doel niet op een
andere wijze kan worden bereikt. Aan het gebruik van geweld
gaat zo mogelijk een waarschuwing vooraf.

2. De ambtenaar van politie die is aangesteld voor de politietaak heeft toegang tot elke plaat, voor zover dat voor het verlenen van hulp aan hen die deze behoeven redelijkerwijs nodig is.

3. De ambtenaar van politie die is aangesteld voor de uitvoering van de politietaak is bevoegd tot het onderzoek aan de kleding van personen die bij de uitoefening van een hem wettelijk toegekende bevoegdheid of bij een handeling ter uitvoering van de politietaak, indien uit feiten of omstandigheden blijhkt dat onmiddellijk gevaar dreigt voor hun leven of veiligheid, die van de ambtenaar zelf of van derden en dit onderzoek noodzakelijk is ter afwending van dit gevaar.

4. De OvJ of de HOvJ voor wie de aangehouden of rechtens van hun vrijheid beroofde verdachten of veroordeelden worden geleid, is bevoegd te bepalen dat deze aan hun lichaam zullen worden onderzocht, indien uit feiten of omstandigheden blojkt dat gevaar dreigt voor hun leven of veiligheid of die van de ambtenaar zelf en dit onderzoek noodzakelijk is ter afwending van dit gevaar.

5. De uitoefening van de bevoegdheden, bedoeld in het eerste tot en met vierde lid, dient in verhouding tot het beoogde doel redelijk en gematigd te zijn.

6. Het eerste tot en met vijfde lid zijn tevens van toepassing op de militair van de Koninklijke Marechaussee, indien hij optreedt in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, en op de militai van enig onderdeel van de krijgsmacht die op grond van deze wet bijstand verleent an de politie.

7. Onze Minister van Justitie kan bepalen, dat de in artikel 142 eerste lid van het Wetboek van Strafvordering bedoelde buitengewonen opsporingsambtenaren, voor zover door hem hetzij in persoon hetzij per categorie of eenheid aangewezen, de bevoegdheden omschreven in het eerste en derde lid kunnen uitoefenen. Alsadn wordt met overeenkomstige toepassing artikel 9 een ambtsinstructie voor hen vastgesteld.
terug
terug