 |
 |
 |
 |
 |
 |
 |
 |
 |
 |
 |
 |
 |
 |
 |
 |
 |
 |
 |
 |
 |
 |
 |
 |
 |
 |
 |
 |
|
Leven,
leven is 't oneindige bewegen van dag in nacht, van eeuw in eeuw pijn is vreugd, zon is regen appelbloesem ... sneeuw
|
|
|
|
Leven,
mijn leven is oneindig groot de hele wereld woont er in als het alléén mijn leven was dan had het hoegenaamd geen zin
|
|
|
|
|
Leven
zij hebben al die dagen niet voor niets geleden zij hebben 't leed gedragen en wisten wat ze deden
want uit de lege aarde groeit opnieuw het volle koren en uit het donker van de nacht wordt weer het licht geboren
|
|
Leven,
leven dat is zien met je ogen open leven is zien dat je voeten lopen leven dat is zien, leven is horen weten dat je niet voor spek en bonen bent geboren
|
|
|
|
|
|
Oude mensen
in deze ogen staat het allemaal geschreven het stralend blije en het hulpeloos geschrei het zijn de achteruitkijkspiegels van een leven dat altijd schommelde tussen droevig zijn en blij
|
|
|
|
|
|
|
Gedroomd leven
vergeef me als ik droom vergeef me als ik zweef als ik wat her en der gebeurt maar vagelijk beleef vergeef me als ik vlucht van oorlog en geweld en blij ben met de lucht in het open vrije veld
|
|
|
|
|
Regenboog
ik droomde dat er een regenboog stond maar 't onderste boven, als een lachende mond en het lag voor de hand dat ik dadelijk dacht nu zie ik voor het eerst een hemel die lacht
|
|
|
|
|
|
Small-talk
hoe kan een mens zijn leven vullen met altijd over 'niets' te lullen
|
|
|
Wijze boeken
als ik die dikke boeken zie van de geleerden vol wijze dingen die zij allemaal beweerden en ik zie de wereld om mij heen, dan moet ik vrezen dat niemand ooit die wijze boeken heeft gelezen
|
|
|
|
|
|
|
Lieve kracht
wie was het die de zon verzon toen de allereerste dag begon die sterren aanstak voor de nacht het eerste vlokje sneeuw bedacht wie blies de wind zijn adem in gaf mens en dier hun wezen wie schreef de teksten, welke pen voor merels en voor mezen
je voelt als iemand huilt of lacht of als de regens zingen dat zich één grote lieve kracht verbergt in alle dingen
|
|
|
|
|
Ego
het ego spettert uit de pan en ieder doet zich gelden ik ben de vrouw, ik ben de man wij zijn de grote helden wij zetten gouden hoeden op en levensgrote smoelen maar hoe dichter we bij 't einde staan hoe kleiner wij ons voelen
|
|
|
|
|
|
|
bron : "Fluiten naar de overkant" van Toon Hermans |
|
|
 |
|
|
|
|