Hardwareprofielen komen van pas als je een computer onder verschillende omstandigheden gebruikt. Een laptop die op het werk op een netwerk is aangesloten en die thuis als zelfstandige computer werkt. Zonde om thuis al die netwerksoftware te laden en te wachten tot de computer eindelijk eens ontdekt dat er geen netwerk is. Of een computer waarop niet altijd dezelfde randapparatuur zoals scanners, camera’s en modems zijn aangesloten. Ook voor gevorderden zijn er genoeg situaties denkbaar waarin het handig is een tweede hardwareprofiel onder handbereik te hebben. Bijvoorbeeld als testprofiel. Want één hardwareprofiel is leuk – zolang hij correct werkt.
Met je eigen machine ben je meestal wel goed bekend. Het is jouw computer, je koopt uitbreidingen en installeert die met of zonder hulp van anderen. Je weet zo’n beetje wel welke hardware er inzit en er op is aangesloten. Ga je echter op bezoek bij een kennis, collega of familielid – bijvoorbeeld omdat men je hulp inroept bij het aansluiten van een ADSL modem – dan ken je die computer een stuk minder goed. Weet jij na uren van experimenteren, zweten en het drinken van vele koppen koffie nog hoe de originele hardwareconfiguratie er ook alweer uitzag? Grote kans van niet!
Een eenvoudige methode is voordat je gaat rommelen met het hardwareprofiel van een computer, bijvoorbeeld omdat je nieuwe apparatuur gaat installeren, eerst het werkende hardwareprofiel te bewaren. Gaat er iets fout, dan keer je eenvoudigweg terug naar het bewaarde profiel en staat alles in één keer weer zoals het was voor je begon. Wat is het verschil met Windows systeemherstel, waar ik in een vorig artikel uitgebreid bij heb stilgestaan? Systeemherstel wordt gebruikt om terug te gaan naar een bepaald punt in de tijd. Alle software en patches die na dat moment zijn geïnstalleerd, worden teruggedraaid. Mijn slecht werkende Windows heb ik op die manier kunnen repareren. Windows hardwareprofielen daarentegen worden gebruikt om te kunnen kiezen uit hardwareconfiguraties. Je maakt er zelf een kopie van, waardoor je later kunt terugkeren naar de bewaarde hardwareconfiguratie.
De methode bestaat in zo’n beetje alle Windows versies vanaf 95 en is zeer eenvoudig. Ga naar het onderdeel systeem in het configuratiescherm. In Windows 95/98 ga je dan naar het tabblad Hardwareprofielen, in Windows XP ga je naar het tabblad Hardware en druk onderaan op de knop Hardwareprofielen. De profielen die al bestaan worden nu getoond, in de meeste gevallen zal er slechts één bestaan, met de naam Originele configuratie.
Windows 98 kent het tabblad hardwareprofielen, maar Windows XP niet. Daar ga je naar het tabblad Hardware en drukt op de knop Hardwareprofielen.
