zappen (onovergankelijk werkwoord) [<Engels zap], 1 kanaalzwemmen, zenderzwemmen.
zegenen (overgankelijk werkwoord) [van Latijn signum (zegen)], 1 kweden (zwak werkwoord) [Oudnederlands ‘quedon’ (spreken, zegenen)].
zeloot (m.; zeloten) [<Frans zélote], 1 ijveraar, geloofsijveraar.
zelotisme (zn.), 1 geloofsijver.
zenit (o.) [<Frans cenit <Spaans cenit <Arabisch as samt (de weg)], 1 (sterrenkunde) hemeltop, schedelpunt; 2 (in het algemeen) toppunt.
zeppelin (m.; -s) [Hoogduits, genoemd naar de uitvinder Ferdinand von Zeppelin], 1 luchtschip.
zodiak (m.) [<Grieks zooidiakos], 1 dierenriem.
zolder (m.; -s) [<Latijn solarium, van sol (zon)], 1 beun (v.; -en) [een gewestelijk woord voor zolder, betekende oorspronkelijk 'planken vloer' en is waarschijnlijk verwant met Hoogduits Bühne].
zoölogie (v.) [gevormd van zoö- (<Grieks zooion (dier)) + Grieks -logia (verhandeling)], 1 dierkunde.
zoölogisch (bn.), 1 dierkundig.
zoöloog (m.; zoölogen), 1 dierkundige.