PERSONEN




ABC



A



Abbas Hilmi II (1874-1944)
Hij was Kedive van Egypte van 1892 tot 1914 en hij kwam in het begin van zijn regering herhaaldelijk in conflict met de Britten. Kort na het uitbreken van WOI werd Egypte een onafhankelijk sultanaat en Abbas werd door de Britten afgezet.


Albert I, Lepold Clement Marie Meinrad (1875-1934)
Koning der Belgen sedert 1909. Hij was de Zoon van Filips, graaf van Vlaanderen en neef van koning Leopold II. Hij was getrouwd met Elisabeth en hij genoot, geheel volgens de familietradities, een militaire opleiding. Hij trachtte ernaar de neutraliteitspolitiek van België te verstevigen. Toen op 4 augustus 1914 de Belgische neutraliteit door de Duitse inval werd geschonden nam hij persoonlijk het opperbevel over het Belgisch leger op zich. Na de terugtocht achter de IJzer (oktober 1914) vestigde hij zich in De Panne. In september 1918 leidde hij het leger in het bevrijdingsoffensief en op 22 november 1918 deed hij een triomfantelijke intocht in Brussel. Op 17 februari 1934 kwam hij dodelijk ten val bij een rotsbeklimming te Marche-les-Dammes.


Allenby, Edmund (1861-1936)
Brits veldmaarschalk en viscount. Hij nam deel aan de Boerenoorlog in Zuid-Afrika en hij diende aan het Westelijk front tot hij in juni 1917 opperbevelhebber werd in Palestina. In die functie dwong hij de Turken ertoe heel Syrië te ontruimen. Van 1919 tot 1925 was hij Hoge Commissaris in Egypte.


Asquith, Herbert (1852-1928)
Brits staatsman en sedert 1924 graaf van Oxford. Hij werd in 1886 lid van het Lagerhuis en was voorstander van zelfbestuur voor Ierland. Hij werd in 1908 minister-president steunend op een liberale meerderheid. In 1916 moest hij, na een conflict met zijn partijgenoot Lloyd George over de organisatie van de hoogste oorlogsraad in Engeland, aftreden. In 1924 bracht hij als leider van de liberalen het eerste Labourregerin van Mac Donald ten val.


B



Beatty, David (1871-1936)
Brits 'admiral of the fleet'. Hij maakte als jonge officier, door zijn inzet en doorzettingsvermogen, zeer vlug promotie. Hij nam deel aan de operaties in Soedan (1896-98) en China (1900). In 1914 was hij bevelhebber van het slagkruisereskader in de Noordzee. Hij versloeg de Duitsers bij de zeeslagen bij Helgoland (augustus 1914) en Doggersbank (januari 1915). In de zeeslag bij Jutland (mei 1916) leed hij echter zware verliezen tegen het nochtans zwakkere eskader onder bevel van de Duitse admiraal Von Hipper. In november 1916 volgde hij admiraal Jellicoe op als bevelhebber over de 'Grand Fleet' en van 1919 tot 1927 bekleedde hij de hoogst bereikbare functie van First Sealord.


Below, Otto von (1857-1944)
Duits generaal. Hij onderscheidde zich in WOI bij de Mazoerische Meren. Hij had zeer afwisselende functies in het Duitse leger: zo werd hij in oktober 1916 naar Macedonië gezonden waar hij het front nabij Monastir wist te stabiliseren en zo een overwinning van de geallieerden belette. Daarna werd hij naar het Izonzofront (1917) gezonden waar hij het bevel nam over een Duits-Oostenrijks Leger bestaande uit 12 divisies dat ingezet werd bij de slag om Caporetto (oktober - november 1917) en er een beslissende rol speelde. Hij beëindigde zijn militaire loopbaan aan het Westelijk front als commandant van het 17de Leger. Kort voor het einde van de oorlog werd hem nog de taak opgelegd om de mogelijke laatste slag op Duits territorium te helpen plannen.


Bethmann Hollweg, Theobold von (1856-1921)
Duits staatsman. Hij werd in 1905 Pruisisch minister van Binnenlandse Zaken. In 1909 werd hij Rijkskanselier en Pruisisch minister-president. Hij was een verwoed tegenstander van de vlootpolitiek van von Tirpitz en wilde toenadering tot Groot-Brittannië. In 1917 verzette hij zich tegen de afkondiging van de onbeperkte duikbotenoorlog. Hierdoor werd hij van alle partijen geïsoleerd en gedwongen werd om af te treden.


Bissing, Moritz Ferdinand von (1844-1917)
Duits generaal en reorganisator van de Duitse cavalerie. Van november 1914 was hij de gouverneur-generaal van België. Hij steunde het activisme en was voorstander van het houden van geheel België binnen de Duitse machtssfeer. Op 18 april 1917 overleed hij te Brussel.


Botha, Louis (1862-1919)
Zuid-Afrikaans generaal en staatsman. In 1899 verdedigde hij de Noordelijke oever van de Tugela tegen de Engelsen en bracht hen zware verliezen toe. In 1900 werd hij opperbevelhebber van de Transvaalse commando's. Pas in 1902 besloot hij samen te werken met de Engelsen Onder zijn toedoen kwam de Zuid-Afrikaanse Unie (Oranje Vrijstaat, Transvaal, Natal en Kaapkolonie) tot stand. Botha moest optreden tegen generaal De Wet die in WO I neutraal wilde blijven.


Briand, Aristide (1862-1932)
Frans politicus die zijn loopbaan begon als socialist maar er zich later van distantieerde. Hij was minister van Onderwijs (1906) en in 1909 werd hij voor het eerst minister-president. In 1912 en 1914 was hij minister van justitie. Hij was voor de tweede maal minister-president van 1915 tot 1917. Als minister van Buitenlandse Zaken probeerde hij de druk op het Oostelijk front te verhogen. Dit lukte slecht gedeeltelijk. Hij was ook een verwoed voorstander van de Brits-Franse troepenlanding in Saloniki waardoor een tweede front op de Balkan zou ontstaan. Deze mislukking leidde tot zijn val. Na de oorlog speelde hij nog een zeer belangrijke rol in zowel de Franse als Europese politiek. Hij was een groot voorstander van de verzoeningspolitiek tegenover Duitsland. De Locarno-verdragen betekenden voor hem een persoonlijk succes. In 1928 werd het Briand-Kellog pact gesloten, waarbij verschillende Europese mogendheden zich verplichtten al hun geschillen op vreedzame wijze op te lossen. Gedurende zijn lange carrière was hij 25 maal minister en 11 maal minister-president. In 1926 ontving hij de Nobelprijs voor de vrede.


Brusilov, Alexei (1853-1926)
Russisch cavaleriegeneraal die vol was van zelfvertrouwen en uitblonk door zijn buitengewone inzet. Hij was de architect van het enige geslaagde Russisch offensief tijdens de Eerste Wereldoorlog. Bij het uitbreken van de oorlog was hij bevelhebber van het achtste Leger dat strijd leverde tegen de Oostenrijkers in Galicië. In 1916 nam hij de plaats in van generaal Ivanow als bevelhebber aan het Zuidoostelijk front. De Italiaanse vraag om Russische hulp, teneinde de Oostenrijkse druk op Trentino weg te nemen, werd door Brusilov op vlugge en efficiënte wijze beantwoord. In tegenstelling tot de traditionele tactiek van een uitputtingsslag op een klein front lanceerde hij met zijn vier legers een massaal offensief op een frontbreedte van +/- 500 km. Het Oostenrijks front werd op twee plaatsen doorbroken. De Boekovina en het grootste deel van Galicië werden veroverd. De inzet van Duitse aangevoerde troepen was echter de hoofdreden voor het mislukken van een beslissende overwinning. De zware Russische verliezen die hierdoor geleden werden veroorzaakten de ondermijning van de Russische slagkracht. Na de maartrevolutie en een mislukt offensief in juni 1917 werd hij vervangen door generaal Kornilov. Hij bleef in Rusland onder bolsjewistisch bewind en in 1920 vervoegde hij het Rode Leger.


C



Cadorna, Luigi (1850-1928)
Italiaans generaal. Hij was de enige zoon van generaal Raffaele Cadorna. Zijn vader nam zowel aan de Italiaanse onafhankelijkheids- en herenigingsoorlog als aan de Krimoorlog deel. Luigi was dus als het ware in de wieg gelegd voor een militaire loopbaan. Na zijn opleiding in Milaan en Turijn werd hij al vlug bevelhebber van verscheidene Italiaanse bataljons waaronder het tiende Bersgliereregiment. In 1914, bij het uitbreken van de oorlog werd hij chef van de generale staf. Nadat ook Italië in mei 1915 in de oorlog verwikkeld werd leidde hij zijn 35 divisies tegen de Oostenrijks-Hongaarse stellingen. Hij beschikte echter niet over de nodige middelen om tegen de uitslovende stellingenoorlog gewapend te zijn. Hij was, zoals de Fransen bij het begin van de oorlog, een absoluut voorstander van de massale frontale aanval die uiteindelijk uiterst verlieslatend en weinig doeltreffend bleek. Zijn opperste gebod was de onvoorwaardelijke plichtsvervulling. Hij was ervan overtuigd dat voor de eindzege geen enkel offer te groot kon zijn. Zo voerde hij de loopgravenoorlog met ijzeren hand en verlangde van zijn manschappen hun uiterste inzet en discipline. Hij had een eigen commandostijl waarbij hij zich door niemand liet bijstaan om raad te geven. Hij wist echter niet zijn middelen doeltreffend in te zetten, noch wist hij zijn overmacht aan manschappen vakkundig te benutten. Op 24 april 1917 doorbraken de Duits-Oostenrijkse troepen de frontlijn nabij Caporetto en drongen door tot in de Venetiaanse vlakte. Na deze zware nederlaag werd hij vervangen door generaal Armando Diaz . Na deze nederlaag raakte Cadorna, die de volledige verantwoordelijkheid voor de nederlaag droeg, politiek en sociaal geïsoleerd. Het was Mussolini die hem rehabiliteerde en hem tot veldmaarschalk benoemde. Bij die gelegenheid ontving hij een villa in zijn geboorteplaats Pallanza. Na zijn dood werd hier eveneens een mausoleum opgericht.


Cavell, Edith (1865-1915)
Britse verpleegster. Sinds 1906 was ze directrice van een rode-kruishospitaal in Brussel. Ze richtte er bij het begin van de oorlog een hospitaal op waar zowel geallieerde als Duitse soldaten werden verzorgd. Ze hielp een Belgische organisatie bij het overbrengen van licht gewonde Britten en Belgen naar Nederland. Op 5 augustus 1915 werd ze aangehouden en op 9 oktober, werd ze na bekentenissen, door de Duitse krijgsraad ter dood veroordeeld. Op 11 oktober 1915 werd ze, samen met haar helpers, op de Nationale Schietbaan (Tir National) te Brussel gefusilleerd.


Clemenceau,Georges-Benjamin(1841-1929)
Frans staatsman. Hij studeerde medicijnen te Parijs en gaf Franse les aan een school in de buurt van New York. In 1870 was hij burgemeester van Montmartre en in 1875 werd hij voorzitter van de gemeenteraad van Parijs. Hij was zeer sarcastisch en gaf zonder omwegen zijn kritiek op alles en iedereen hetgeen hem de bijnaam 'Le Tigre' opleverde. Was zeer pro-Brits en was een fervent voorstander van een revanche tegen Duitsland na de Franse nederlaag van 1871. Tijdens de Dreyfus-affaire verscheen in zijn kolom in "L'Aurore" het proteststuk "J'accuse!" van Emile Zola.In 1903 kwam hij in de senaat en in 1906 werd hij minister en vormde hij zelf een kabinet. President
Poincaré stelde hem in 1917 aan als eerste minister omdat 'Le Tigre' ondanks alles volhardend in een Duitse nederlaag geloofde. Zijn vertrouwen in de overwinning straalde af op zijn omgeving en hij liet maarschalk Foch benoemen tot opperbevelhebber der geallieerde legers. Na de Duitse nederlaag werd hij overal gehuldigd als 'vader der overwinning'. Te Versailles wilde hij halsstarrig doorzetten dat Duitsland verbrokkeld zou worden en de Rijn de westgrens zou vormen. Maar uiteindelijk ging dit plan niet door. Toen hij in 1920 niet verkozen werd tot president trad hij uit de politiek. Hij schreef een boek over de schilder Monet en over zijn eigen levensbeschouwingen.


DEF



D



d' Amade, Albert (1856-1938)
Frans generaal. In augustus 1914 was hij de territoriale bevelhebber in Noord-West Frankrijk. In april 1915 voerde hij het bevel over de Franse troepen bij de ontscheping in de Dardanellen.


Diaz, Armando (1861-1928)
Italiaans maarschalk.Kreeg het opperbevel over het Italiaanse Legers na de nederlagen van oktober 1917. In die functie wist hij de Duitse en Oostenrijkse aanvallen bij de Piave af te slaan. In oktober 1918 boekte hij succes met zijn grote tegenoffensieven bij Vittorio Veneto. Van december 1922 tot september 1924 was hij minister van oorlog onder Mussolini.


E



Elisabeth, Valérie (1876-1965)
Koningin der Belgen.Dochter van Karel Theodoor hertog in Beieren die op 02 oktober 1900 huwde met prins Albert, de latere koning der Belgen.Tijdens de Eerste Wereldoorlog was zij enorm populair. Ze verbleef achter het front in De Panne waar ze zich inzette in het Rode Kruis en meewerkte aan de inrichting van hospitalen. Later liet zij zich opmerken door haar veelzijdige belangstellingen op artistiek en wetenschappelijk vlak. Talrijke stichtingen werden naar haar genoemd zoals o.m. de "Fondation éqyptologique R.E." (1923), de "Fondation médicale R.E." (1926), de "Fonation musicale R.E." (1929). Ook de internationaal befaamde muziekwedstrijd voor viool en piano die sedert 1951 jaarlijks een enorm succes kent werd naar haar genoemd. Tijdens WO II verbleef Elisabeth op het kasteel te Laken. Toen zij in 1958, tegen alle protocollaire regels in en in volle 'Koude Oorlog', een reis ondernam naar de Sovjet-Unie en later gevolgd door reizen naar andere Oostbloklanden en de Chinese Volksrepubliek, kreeg zij de bijnaam 'Rode Koningin'. Op 20 november 1965 overleed zij na een hartaanval.


F



Falkenhayn, Erich von (1861-1922)
Duits generaal. Hij kreeg van 1900 tot 1903 het bevel over het internationale leger in China toevertrouwd waar hij opviel door de onderdrukking van de Boksersopstand. Eens terug in Duitsland beklom hij zeer vlug de militaire hiërarchie. In 1913 leidde hij er het ministerie van Oorlog. Hij was een tegenstander van de strategische opvattingen van de chef van de generale staf, von Moltke en na de slag aan de Marne nam hij in 1914 diens plaats in. Hij ontwikkelde eveneens een netwerk van militaire spoorwegen waardoor de bevoorrading aan materieel en munitie aanzienlijk toenam. Na de stabilisatie van het Westelijk front behaalde hij grote successen in het Oosten die echter niet leidden tot het verwachtte einde van de oorlog. Integendeel zelfs, de slag bij Verdun, waar hij 'de Fransen zou doen doodbloeden', en de slag aan de Somme kostten de Duitsers heel wat zware verliezen. Nadat hij in augustus 1916 het opperbevel aan von Hindenburg had overgedragen deed hij opnieuw van zich spreken door aan het front in Roemenië de legers van de tegenstander met zijn Negende Leger in enkele maanden van de kaart te vegen en het hele land te bezetten. Hierna werd hij naar Turkije gestuurd om er het leger te reorganiseren. In juli 1917 vestigde hij zijn aandacht op Palestina waar Allenby oprukte naar Jeruzalem. Hij moest toezien hoe Palestina in Britse handen viel en werd in 1918 vervangen door Liman von Sanders. Hij eindigde zijn oorlogscarrière in een onopvallend garnizoen in Litouwen.


Foch, Ferdinand (1851-1920)
Maarschalk van Frankrijk. Voor het uitbreken van WOI diende hij hoofdzakelijk in de generale staf. In 1911 werd hij bevorderd tot divisiegeneraal. Bij het uitbreken van de oorlog voerde hij het bevel over het Twintigste Korps te Nancy. Nadien kreeg hij het bevel over het Negende Leger waarmee hij tegen het centrum van leger van von Bülow ten strijde trok en deze tot aan de Aisne achtervolgde. Hij was vanaf 4 oktober 1914 tot einde 1916 opperbevelhebber van de "Groupe du Nord". Hij werd chef van de Franse generale staf op 15 mei 1917 en vervolgens werd hij op 14 april 1918 geallieerd opperbevelhebber (Chef des armées alliées). Hij werd bevorderd tot maarschalk van Frankrijk en kreeg deze rang eveneens in het Britse en Poolse leger. Hij ligt begraven in de 'Dôme des Invalides' te Parijs waar o.a ook Napoleon Bonaparte begraven ligt.


François, Hermann von (1856-1933)
Duits generaal, geboren in Luxemburg en overleden in Berlijn. Hij had een zeer belangrijk aandeel in verscheidene veldslagen (Tannenberg, Somme, Gorlice) tijdens WOI. Van juni 1916 tot maart 1918 was hij bevelhebber van de Maasgroep-West voor Verdun en in mei 1918 van het aanvalsleger aan de Oise. Alhoewel hij een uitstekend tacticus en strateeg was, werd hij nooit op waarde geschat.


Frans Ferdinand, aartshertog (1863-1914)
Neef van keizer Frans Josef . In 1889 werd hij troonopvolger van de Habsburgse monarchie. In 1914 was hij veldmaarschalk en inspecteur-generaal van het Oostenrijks-Hongaars leger. In 1914 besliste 'De Zwarte Hand', een geheime Servische terroristische groep uit protest tegen de inlijving van Servië in het Oostenrijks-Hongaars Imperium een aanslag te plegen tegen hem. Op 28 juni 1914, werd hij dan tijdens een bezoek aan Bosnië samen met zijn echtgenote vermoord door Gavrilo Princip. Deze aanslag zette een aantal gebeurtenissen in gang die uiteindelijk zouden leiden tot het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog.


Ferdinand I (1861-1948)
Prins van Saksen-Coburg. In 1887 werd hij gekozen tot koning van Bulgarije. Pas in 1896 werd hij door Rusland en Turkije erkend. Op 5 oktober 1908 riep hij de onafhankelijkheid van zijn land uit en proclameerde hij zichzelf tot tsaar. In oktober 1918 deed hij, na de ineenstorting van het Bulgaars leger aan het Salonikifront, troonsafstand ten voordele van zijn zoon Boris.


Frans Josef (1830-1916)
Keizer van Oostenrijk van 1848 tot 1916 en koning van Hongarije van 1867 tot 1916. Oudste zoon van aartshertog Frans Karel en prinses Sofie. In 1854 huwde hij zijn nicht Elisabeth van Beieren. Hij was geen voorstander van aanvalsoorlogen en bijgevolg trok hij eerder tegen zijn zin WOI in. Toen in 1889 hun enige zoon, Rudolf, zelfmoord pleegde en toen in 1896 eveneens Frans Jozefs broer Karel Lodewijk overleed, werd diens zoon, Frans Ferdinand de nieuwe troonopvolger.


French, John (1852-1925)
Engels veldmaarschalk.Begon zijn militaire carrière bij de marine en ging in 1874 over naar de cavalerie. Van 1884 tot 1885 nam hij deel aan de Nijlexpeditie en van 1899 tot 1902 nam hij met zijn cavaleriedivisie deel aan de Boerenoorlog. Hij diende eveneens in Soedan en India.Hij werd in 1912 chef van de generale staf en werd in 1913 bevorderd tot veldmaarschalk. In 1914 kreeg hij het bevel over het Brits expeditieleger (BEF) in Frankrijk. Toen hij in september 1914, net voor de Marneslag zijn troepen naar het Zuiden wilde terugtrekken werd dit door Lord Kitchener verhinderd. In 1915 werd hij opgevolgd door Douglas Haig terwijl hijzelf moest instaan voor de verdediging van de Britse eilanden.


GHIJ



G



Gallieni, Joseph-Simon (1849-1916)
Frans generaal. Nam deel aan de Frans-Duitse oorlog van 1870-71. Van 1896 tot 1905 was hij gouverneur van Madagaskar. Hij voerde het bevel over het Dertiende en later over het Veertiende legerkorps en werd gouverneur van Lyon en later in 1914 gouverneur van Parijs. Het Franse succes bij de slag aan de Marne was vooral te danken aan de besluitvaardigheid waarmee hij een deel van het Parijse garnizoen naar het front zond. Van 30 oktober 1915 tot 6 maart 1916 was hij minister van oorlog onder Briand.


George V (1865-1936)
Koning van Engeland. Hij was de tweede zoon van koning Edward VII en de neef van koningin Victoria van Engeland. Vanaf zijn 12de levensjaar volgde hij een militaire opleiding. Door de dood van zijn oudste broer Albert in 1892 werd George troonopvolger. In 1893 huwde hij met Maria, de dochter van de hertog van Teck, die hem twee zonen schonk, de latere koningen Edward VIII en George VI. Georg V werd in 1910 tot koning gekroond. Tijdens de oorlog (1917) nam hij afstand van de titels die het Engels koningshuis met Duitsland verbonden (Sachsen-Coburg-Gotha) en nam de naam Windsor aan. Door zijn optreden tijdens WOI steeg zowel hijzelf als de Britse monarchie in aanzien.


Goltz, Colmar Freiherr von der (1843-1916)
Duits generaal die bekend was door zijn Turkse staatsdienst. Hij nam als lid van de staf van het Tweede Leger deel aan de oorlog van 1870-71. In 1882 schreef hij een standaardwerk voor operaties met grote gemobiliseerde legers, vol nieuwe ideeën en met veel kritiek op de toenmalige Duitse legerleiding. In 1882 werd hij naar Turkije weggepromoveerd nadat sultan Abdoel Hassan II een Duitse adviseur voor de reorganisatie van het Turkse leger had aangevraagd. Tot 1916 bleef hij als generaal in Turkse staatsdienst wat hem de titel 'Pascha' opleverde. Hij bouwde een volledig nieuw Tuks leger op. In 1911 werd hij bevorderd tot Duits veldmaarschalk maar hij kreeg wegens zijn hoge leeftijd geen actief commando. Van oktober tot december 1914 was hij gouverneur van België. In december 1914 keerde hij terug naar Turkije waar hij het bevel voerde over het Zesde Leger aan het Irakfront.Op 19 april 1916 overleed hij aan vlektyfus in Bagdad.


H



Haig, Douglas (1861-1928)
Brits veldmaarschalk, geboren op 19 juni 1861 in Edinburh en gestorven op 29 januari 1928 in Londen. Hij studeerde af aan het Royal Military College te Sandhurst en nam deel aan de campagnes in Soedan (1898) en aan de Zuid-Afrikaanse oorlog (1899-1902). Van 1906 tot 1909 was hij directeur militaire training waar hij aan de basis lag van de oprichting van de British Expditionary Force (BEF). In 1916 werd hij tot veldmaarschalk bevorderd. Bij het begin van WOI voerde hij het bevel over het Eerste Britse Corps. Begin 1915 werd hij bevelhebber van het Eerste Britse Leger. Op 17 december 1915 volgt hij maarschalk John French op als opperbevelhebber van de BEF. In juli-november 1916 zette hij tijdens het onsuccesvolle Somme-offensief massaal troepen in wat resulteerde in 420.000 Britse verliezen. Zijn strategie, gebaseerd op uitputting, kostte enorme Britse verliezen zonder echter noemenswaardige terreinwinsten te boeken waardoor hij een controversiële persoonlijkheid was.


Hamilton, Ian
Brits generaal met een indrukwekkende carrière. Hij nam voor het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog deel aan volgende militaire campagnes:
  • Tweede Afghaanse Oorlog (1878 tot 1880)
  • Zuid-Afrika (1881)
  • Nijlexpeditie (1884-1885)
  • Burma (1886-1887)
In de Zuid-Afrikaanse Oorlog (1899-1902) werd hij stafchef van Lord Kitchener, in 1910 werd hij bevelhebber voor het Middellands Zeegebied en in 1914 had hij het tot vleugeladjudant van Koning George V gebracht.In 1915 werd hem door Lord Kitchener het opperbevel gegeven over het Frans-Britse expeditiekorps dat de doorgang door de Dardanellen moest vrijhouden en Constantinopel veroveren. De campagne in de Dardanellen mislukte compleet o.a. door een slechte bevelvoering, zeer zware verliezen en het overdreven optimisme van Hamilton die geen rekening hield met de onervarenheid van zijn troepen. Deze intelligente en zeer hoog aangeschreven officier werd uiteindelijk in oktober 1915 vervangen door generaal Sir Charles Monroe. Hamilton werd hierdoor uit zijn functie ontheven en kreeg nadien geen enkel commando meer.


Hindenburg, Paul von Beneckendorf und von (1847-1934)
Duits veldheer en staatsman. Als gardeluitenant nam hij deel aan de Pruisisch-Oostenrijkse oorlog van 1866. Tijdens de Frans-Duitse oorlog van 1870-71 verwierf hij het ijzeren kruis. In 1889 was hij chef van de afdeling infanterie bij het ministerie van Oorlog. In 1900 werd hij divisiecommandant, in 1903 legerkorpscommandant en in 1905 generaal der infanterie. In 1911 trad hij af nadat hij na het uiten van kritiek op het voeren van manoeuvres tegenkanting kreeg van keizer Wilhelm II. In 1914 trad hij terug in dienst en werd bevelhebber van het Achtste Leger in Oost-Pruisen. Zijn stafchef werd Ludendorff. In 1914 veersloeg hij de Russen bij Tannenberg en bij de Mazoerische Meren wat hem veel populariteit opleverde. In november van datzelfde jaar werd hij opperbevelhebber van het gehele Oostfront. In april 1918, toen de offensieven van de Duitsers schenen te lukken werd hem het grootkruis van het ijzeren kruis met de gouden stralen toegekend, een eremerk dat voordien enkel door Blücher (Waterloo) had ontvangen. Hij trad pas af na de ondertekening van de wapenstilstand. Op 26 april 1925 werd hij tot Rijkspresident gekozen en in 1932 herkozen waarbij A. Hitler één van de tegenkandidaten was. Op 30 januari 1933 maakte hij Hitler tot Rijkskanselier. Sedertdien leefde hij enkel nog, teruggetrokken op zijn landgoed, in de schaduw van Hitler.


I



J



Jellicoe, John 1859-1935)
Brits admiraal. Nam in 1900 als commandant van het slagschip 'Centurion' deel aan de Bokseropstand. Sedert augustus 1914 was hij bevelhebber van de 'Grand Fleet'. Op 31 mei 1916 leverde hij slag bij Jutland. Van december 1916 tot januari 1919 bekleedde hij de hoogste functie van 'First Sealord'. Van 1920 tot 1924 was hij gouverneur van Nieuw-Zeeland.


Joffre, Joseph (1852-1931)
Maarschalk van frankrijk. De overwinnaar van de slag aan de Marne deed vele jaren dienst in de Franse koloniën o.a. in Tonkin en Madagaskar. Hij was in 1908 bevelhebber van het Tweede legerkops en werd in 1911 chef van de generale staf en opperbevelhebber in oorlogstijd. Toen op augustus 1914 de offensieven in Lotharingen vastliepen ontsloeg hij verschillende generaals wegens gebrek aan bekwaamheid en voerde een hergroepering door. Door zijn tegenaanval aan de Marne in september 1914 werd Frankrijk gered en de Duitsers trokken zich een eind terug. Hierdoor kon de frontlijn van aan de kust tot Basel door de geallieerden gestabiliseerd worden. Op 13 december 1916 trad hij af na het vastlopen van het Sommeoffensief en na moeilijkheden met de Franse regering. Hij werd vervangen door generaal Nivelle. Op 26 december 1916 kreeg hij de titel van maarschalk van Frankrijk, een titel die sedert 1871 niet meer was verleend.