De sorteerhoed |
De sorteerhoed is de hoed die je bij je aankomst op Zweinstein in deeld in 1 van de 4 groepen. Hij zingt een lied en deelt je dan in. Dit zijn de liederen van jaar 1 en 4. |
Lied jaar 1: 'Ik ben misschien wat sjofel, Maar dat is aan de buitenkant. Niemand weet zo goed als ik, Van de hoed en van de rand. Op gebreidde mutsen kijk ik neer, En ook op hoge hoeden, Ik ben de sorteerhoed van de school, En weet meer dan je zou vermoeden. Al puilen de geheimen uit je hoofd, De sorteerhoed ziet ze vast. Dus zet me op, dan ze ik je Wat het beste bij je past. Misschien hoor je bij Griffioendor, Bekend om zijn dapperheid, Ja, ridderlijkheid, durf en lef, Is wat Griffioendors onderscheidt. Misschien hoor je bij Huffelpuf, Vind je hard werken oke, Huffelpuffers blinken uit door trouw, En hebben geduld voor twee. En bij het wijze Ravenklauw, Vinden mensen met verstand, Die geleerd en bij de pinken zijn, Altijd wel een geestverwant. Misschien voel je je pas werkelijk thuis, Als je naam bij Zwadderich prijkt. Die lui schuwen echt niets, Als hun doel maar word bereikt. Dus raak vooral niet in paniek, Zet me rustig op je kop, Al ben ik een hoed, ik heb van jou Vast een vrij hoog petje op!' |
Lied jaar 4: 'Wel duizend jaar of meer gelee, Mijn stiksels waren jong, Leefden er vier magiers; hun faam, Gaat nog over ieders tong: Uit het hoogland, dappere Griffioendor, Schone Ravenklauw, uit het bos, Goede Huffelpuf, uit het groene dal, Sluwe Zwadderich, uit zompig mos. Ze hadden een wens, een hoop, een droom, Een plan vol vermetelheid: Hun kennis delen met jong talent, Zo werd Zweinstein werkelijkheid. Door de stichters werden rap, Vier afdelingen opgericht, Want niet elke hechtte aan dezelfde deugd, Ook een evengroot gewicht. Wie door Griffioendoor gekozen werd, Viel op door leeuwenmoed; Voor Ravenklauw was schranderheid, Het allergrootste goed. Bij Huffelpuf was noeste vlijt, tot kern der zaak verheven; En bij machtswellusteling Zwadderich, Was ambitie 't hoogste streven. Eerst scheiden ze hun favorieten zelf, Van de massa, dat ging best, Maar wie wijst de uitverkorenen aan, Nu van de stichters niets meer rest? 't Was Griffioendor die het antwoord wist, Hij zette me haastig van zijn kop, De stichters schonken me hersenen, En droegen aan mij de keuze op! Dus zet me stevig op je hoofd, Nog nimmer had ik het mis. Ik zie in een oogwenk wat je denkt, En roep wat je afdeling is!, |
![]() |