De in 1970 geboren Serge van Duijnhoven heeft zich in enkele jaren ontpopt als (onder
     andere) dichter, prozaschrijver, journalist, organisator van literaire evenementen en oprichter
     van een cultureel blad.

     De titel van dit blad (MillenniuM) laat zien dat de oprichters intensief met de eeuwwende
     bezig zijn. Zij willen met het blad een 'creatieve reflectie bieden op het laatste decennium van
     de twintigste eeuw'. Het ontstaan van een soortgelijk blad (Millenaar) is een van de
     verhaallijnen in Van Duijnhovens roman Dichters dansen niet (1995). De hoofdfiguur daarin,
     de jonge dichter Mark Moors, probeert via het kortstondig genot van houseparty's de
     herinnering aan een verloren liefde te verjagen.

     'Er wordt eigenlijk veel te weinig gemept binnen de wereld van de Nederlandse letteren,'
     vindt Mark Moors. Met enkele vrienden maakt hij het blad Millenaar dat met veel rumoer het
     einde van het millennium (en van de wereld?) begroet. De redacteuren trekken door het land
     met een multimediashow ('farewell to the century') die alle trekken heeft van een afdalen in de
     onderwereld.

     In werkelijkheid startte Van Duijnhoven zelf ook een multimediaproject, samen met de rapper
     Def P en Olaf Zwetsloot. Onder de naam De Sprooksprekers mengen ze poëzie en rap.
     Eindhalte Fantoomstraat is de titel van een bundel met cd die ze in 1997 uitbrachten.

     Serge van Duijnhoven, geboren in Oss, trok op zijn zeventiende naar de Verenigde Staten,
     waar hij nog een tijdje de high school volgde en toen psychologie ging studeren. Terug in
     Nederland studeerde hij geschiedenis in Amsterdam en kwam via een baantje bij De Groene
     Amsterdammer in de journalistiek terecht.

     Oss, Amsterdam en diverse plaatsen in de Verenigde Staten zijn de locaties waar de vier
     verhalen in De overkant en het geluk (1995) zich afspelen. Die bundel verscheen slechts een
     paar maanden na zijn roman Dichters dansen niet. Deze aanval van schrijfdrift werd
     gestimuleerd door een verblijf in het rustige Drente, waar hij achttien tot negentien uur per dag
     werkte.

     In alle vier verhalen in De overkant en het geluk gaat de ikfiguur op reis. In het eerste, korte
     verhaal is dat een reis terug naar Oss, zijn geboorteplaats, voor de begrafenis van een markante
     oude buurman. In het tweede verhaal, 'In God We Trust', vertrekt de verteller naar de
     Verenigde Staten nadat hij in Oss, op bezoek in het huis waar zijn vader met een nieuwe
     vrouw en kinderen woont, het bericht van de dood van zijn oom Tony krijgt. Deze had zich
     over hem ontfermd toen hij na de dood van zijn moeder naar Amerika was gekomen. De
     andere twee verhalen spelen in de Verenigde Staten, waar de oom hem een huis naliet. Steeds
     wordt de ikfiguur met herinneringen aan dood en verloren liefde geconfronteerd.

     Van Duijnhoven debuteerde in 1993 met de dichtbundel Het paleis van de slaap, een
     'verkenning van slaap, droom en nachtleven'. Sommige critici legden de bewust dromerige
     sfeer in de bundel, bepaald door soezen en weemoed, uit als futloosheid en ouwelijkheid. Maar
     in de bundel Copycat uit 1996, die alleen al in de uitvoering afwijkt van wat gebruikelijk is,
     overheersen extreme obsessies en de rauwe werkelijkheid van bijvoorbeeld de oorlog in
     Bosnië, waar Van Duijnhoven zelf getuige van was.

1999 belooft een vruchtbaar jaar te worden voor Van Duijnhoven. Onlangs publiceerde hij bij het label Djax Records een CD met een combinatie van muziek en poëzie: Obiit In Orbit.