Doortocht
Nee, het is niet de herfst die me somber stemt. Het is de zekerheid dat een confrontatie met België ophanden is. Het is ook de entourage
Van buiten zag de eetgelegenheid er nog tamelijk Frans uit, en dat mag ook wel, want dit is nog Normandië, halverwege Dieppe en Abbeville. Ik ben nogal vroeg, want vanmiddag nog wil ik thuis zijn. Zo vroeg dat alle tafels vrij zijn.
Terwijl ik plaatsneem begint de muzak, boven me vanuit een kleine box, met zachte toeters op een constant niveau: om me erop attent te maken dat het hier ongezellig is, kil, onvriendelijk en ook eigentijds. Ik zie ze voor me, de muzikanten, afwezig, met kommervolle gezichten, denkend aan thuis.
Weer is.het mislukt. Weer is de laatste middag in Frankrijk van een naargeestige, Belgische of Nederlandse properheid. Alles werkt mee aan het verdriet dat de regenachtige muziek altijd weer opwekt. De norse maar kraakheldere ober, de vooruitzichten die de spijskaart biedt, de chemische wijn, de ketchup. Het lijkt wel Breda; of Turnhout.
Bij terugkeer uit Frankrijk doet zich telkens weer het probleem voor: hoe slaan we België over? Want België is niet de bedoeling.
Waarom eigenlijk?
Toen ik iemand had geciteerd die pleitte voor een tunnel onder België door kreeg ik een brief van een ingenieur uit Vught bij wie het patent op een viaduct over België heen berust. Een viaduct, schreef hij, zou ook voor de Belgen een. Ideale zaak zijn, want eronderlangs kunnen ze dan hun lintbebouwing zetten, alleen langs de snelwegen wonen, niemand tot last, en hun wagens eronder parkeren.
Een jaar nadat hij in een kring van vrienden zijn idee had gelanceerd, zo'n 15 à 20 jaar geleden, zag hij dat men bezuiden Antwetpen al begon aan de bouw van een verhoogde weg richting Boom-Brussel. Maar na een paar maanden zag de Belgische overheid in dat het project toch te kostbaar zou worden; `De afrit na een paar kilometer rondde deze poging af. Men startte toen met de bouw van autosnelwegen en nu kan men, dus zonder iets van het land te merken dwars door België heenrijden.'
Inderdaad. We lunchen in Frankrijk, en met het avondeten zijn we thuis. Nu kan dat nog. Maar vanuit België komt een ontwikkellng op gang die een eind zal maken aan deze mooie tijd.
Want de Belgische levensstijl wint terrein. Atrecht en Rijsel zijn vanouds steden met een Vlaams karakter, maar nu reikt de invloedssfeer van de Belgen al voorbij Amiens, tot in Normandië.
Geen rekening houden met België, het wordt steeds moeilijker.
De vorige keer ging het ook helemaal mis. Ik wilde, nog net in Frankrijk, vóór de Belgische grens stoppen, maar je bent er, behoudens langzaamaanacties van de grenswachters, overheen voordat je het weet. Langs de snelweg, in zo'n zelfbedieningseetgelegenheid waar men voor veel geld een bord eten mag halen dat naar stopverf smaakt, had ik een croque-monsieur, zo'n warm broodje geraspte kaas, besteld; toen het uit de oven kwam bleek het beschermend plastic te zijn meegesgmolten, door de kaas heen.
Natuurlijk, alles wat wij op België aan te merken hebben, vinden we ook in ons eigen land. Natuurlijk, de Belgen vertellen over ons dezelfde moppen als wij over hen. In België leveren ze een karikatuur van wat bij ons al erg genoeg is. België is onze lachspiegel. In België gaat het allemaal een beetje uitbundiger. Minder gêne.
Pas hebben ze me in Brussel weer goed beetgenomen, bij de Vlaamse radio. Ze wilden voor de radio met me praten over enge kettingbrieven, die net als bij ons en overal op aarde ook in België de ronde doen, onder namen als `Gebedsketen van Sint Antonius'. Tevoren de vragen doorgenomen. Maar toen ik achter de microfoon zat, begon de interviewer met `U bent Hollander. Stijve Hollanders, zeggen ze hIer. Bent u een stijve Hollander?'
Kijk, dat is een kenmerkend verschil. Belgen zijn niet stijf. België, dat is Brueghel, Ensor, Rubens, Wiertz, Pallieterke, vogelpik, poepmoppen, processies, bier, bedevaarten, hoempa, beenhouwers. In België doe je niet mee zonder bellen, toeters, vlaggen.
Onzin natuurlijk. Belgen bestaan niet. België is een toneelstuk over een burenruzie.
Toch is België zeer Belgisch. Dat zit niet zozeer in de patatten, in de folklore, in een bijzondere manier van autorijden, in een curieuze wijze van deftig wonen, in linthebouwingen, nee, het zit in een schijnbare naïveteit. Belgen zijn niet stijf en daardoor hebben ze iets waar wij ons lelijk op verkijken.
Neem die rljkswachters. Ze hebben iets van veldwachters uit een poppenkast, maar pas op. Ze zijn écht.
Die schijn van onschuld heb ik in geen enkel land in die mate aangetroffen. Maar in andere opzichten herinnert elk land - niet alleen het onze - wel aan een bepaald aspect van België. Portugal bijvoorbeeld. Noord-Portugal vooral. Net België, dacht ik toen ik daar binnenreed. Ik stopte voor café, en ha, het was een echt Belgisch café. Er stond zelfs een auto met een Belgisch nummerbord op de parkeerplaats. `Net Holland,' vond de Antwerpenaar die ik binnen aantrof. `Alles zo proper.' Maar dat propere is allang niet meer Hollands. Dat is Belgisch.
Zelfs in Mexico moest ik, zittend achter een reusachtige lap vlees, met heimwee denken aan ons eigen buitenland, en niet alleen aan die Brusselse gelegenheid waar ze T-bone steaks van een kilo opdienen. (Denkend aan België heb ik ook hier in deze Euro-eetgelegenheid een steak besteld. Had ik niet moeten doen, merk ik.
`A Mexico il y aura du gigot!'
Vlees was het, dat een leger Belgen verlokte om deel te nemén aan het Mexicaanse Avontuur van Napoleon III. Er zou een katholiek rijk worden gesticht, met een keizer uit Oostenrijk en een keizerin uit België: Charlotte van Mexico, dochter van Leopold I.
Het liep allemaal slecht af, in 1867, evenals andere avonturen waar Belgische huurlingen bij betrokken waren.
Als natie hebben de Belgen tot nog toe ook nooit een gevaarlijke indruk gemaakt. Eigenlijk leek het alsof ze de grote conflicten van de wereld op potsierlijke wijze nabootsten. Poesjenellentheater.
Amerika, daar lijkt België ook op. Zo'n weg van Antwerpen naar Brussel bij voorbeeld. Ik bedoel niet de snelweg, maar die enge, met al die stoplichten, tussen al die meubeltoonzalen door.
Of de DDR. Ook in België word je, als je je niet aan de snelwegen houdt, aangehouden door rijkswachters, die wantrouwig vragen wat je, wel in hun binnenlanden te zoeken hebt, Transitstrasse, zo heet dat in de DDR.
Met Duitsers valt niet te spotten. Hoe lang zullen we nog lachen om Belgen?
Het wordt tijd voor waakzaamheid. Een ernstig conflict lijkt op handen. Onze doortocht zal steeds moeilijker worden. Want behalve dat België zich steeds verder uitbreidt, dat Europa wordt geleid vanuit Brussel en dat de grenswachters steeds lastiger worden, leek er een paar jaar geleden nog een hindernis bij te komen. Voor het gebruik van de onontbeerlljke snelwegen zou een extra belasting worden geheven. Buitenlanders moeten ook betalen. Die buitenlanders, dat zijn wij natuurlijk. De maatregel is tegen ons gericht.
Onze regering heeft geprotesteerd. Sindsdien zijn de vijandelijkheden aan het escaleren geraakt. De Belgenmoppen worden venijniger, de Belgische grenswachters stipter, radiouitzendingen over de Noord-Zuiddialoog worden gesaboteerd door stakend BRT-personeel.
Belgen komen naar ons land om op congressen te vertellen hoe lelijk ons land is, Locomotief 2521 van de Belgische Spoorwegen mag ons land niet meer in. `De inmiddels bij de NS-verkeersleiding beruchte locomotief', zo lees ik in de krant, kreeg tussen Haarlem en Leiden weer eens panne en veroorzaakte fikse vertragingen'. 'De locomotief is naar Roosendaal gesleept en over de grens gezet.'
Het ziet ernaar uit dat het niet lang meer zal duren tot de kranten de eerste schermutselingen bij Bergen op Zoom melden.
`Belge?' vraagt de ober hoopvol bij het afrekenen.