Spin in een Wereldwijd Web
De correspondentie van Athanasius Kircher op Internet
De Duitse jezuïet Athanasius Kircher (1602-1680) werd tijdens zijn leven beschouwd als een van de grootste en meest universele geleerden, als de man die alle wetenschap van zijn tijd beheerste en coördineerde.
Na zijn vlucht uit het door oorlogen geteisterde Duitsland bracht hij het grootste deel van zijn leven door in Rome, waar hij verbonden was aan het befaamde Collegium Romanum. Met zijn tientallen folianten wilde hij een overzicht geven van al het weten van zijn tijd. Zijn werken over optica, acoustica, magnetisme, musicologie, taalkunde, cryptografie, mineralogie, biologie, geneeskunde en egyptologie vormen tezamen een ware encyclopedie. Hij ontwierp een universele taal, codeersystemen, ventilatiesystemen voor de mijnbouw en tal van andere pneumatische, hydraulische en mechanische toestellen en machines.
Kircher, die bekend stond als polyglot, beweerde dat hij de Egyptische hiërogliefen kon ontcijferen, en dat was de reden dat hij in zijn tijd wereldberoemd was en werd verheerlijkt, maar later werd verguisd als oplichter. Al tijdens zijn leven vonden sommige leden van de Londense Royal Society dat het kaf van het koren moet worden gescheiden, anderen waren ronduit van mening dat hij een charlatan was en dat veel van zijn experimenten niet herhaalbaar waren omdat ze eerder het werk waren van een illusionist dan van een illuster geleerde. Vaststaat dat hij beroemde obelisken in Rome op plaatsen waar de originele hiërogliefen ontbraken van zelfgemaakte reeksen tekens voorzag die geen enkele betekenis hadden, en dat zijn autobiografie aperte leugens bevat.
Vandaag de dag kan hij min of meer in ere worden hersteld: de goochelaar Kircher is ontmaskerd, maar de nieuwsgierige onderzoeker wordt nu geleidelijk gerehabiliteerd.
Naast zijn enorme produktie in boekvorm was Kircher ook befaamd om zijn grote natuurwetenschappelijke museum, vol instrumenten, machines, mineralen, spelingen der natuur en andere curiosa. In dat wetenschapsmuseum, dat helaas verloren is gegaan, vergastte hij de bezoekers ook op spectaculaire voorstellingen met behulp van toverlantaarnprojecties, sprekende beelden en allerhande uurwerken en mechanieken die muziek en vogelgeluiden konden produceren en poppetjes lieten dansen. Er bestaan plannen om volgend jaar een poging tot reconstructie van dat Museum Kircherianum te ondernemen.
Kircher bouwde behalve het genoemde kostbare speelgoed, en bijvoorbeeld ook een flipperkast, ook machines om zowel mee te rekenen als taalkundige bewerkingen uit te voeren: bijvoorbeeld zijn Organum mathematicum, een kistje met vele onderling verschuifbare latten die wiskundige informatie bevatten en waarmee wiskundige bewerkingen konden worden verricht, zijn codeerapparaat, of de Arca Musica, een op hetzelfde principe gebaseerde componeermachine, waarmee gedichten en liederen geschreven konden worden.
Zijn kennis vergaarde hij onder meer door een uitvoerige correspondentie met geleerden en missionarissen over de hele wereld, op de Filippijnen, in Syrië, India, China, Mexico, Brazilië en Chili, die hem niet alleen op de hoogte brachten van hun ontdekkingen, maar hem ook bijzondere voorwerpen zonden voor zijn museum, of bijvoorbeeld chocola en pepertjes uit Mexico, in ruil voor boeken. Ook ontving hij een aanbod voor het recept van de Steen der Wijzen. In zijn correspondentie verzamelde hij wetenswaardigheden, maar gaf hij zijn kennis ook door. Hij was een vraagbaak voor geleerden uit de hele wereld. Immers, tot in de jaren 1660 was Rome het epicentrum van de natuurwetenschappen, en de jezuïeten met hun wereldwijde netwerk speelden daarin een wezenlijke rol.
Kirchers correspondentie is zo belangrijk dat al tijdens zijn leven, in 1678, Giorgio de Sepibus of de Sepi in diens boek over het museum in het Collegium Romanum schreef: ‘Het Museum Kircherianum omvat ook twaalf delen In Folio met in de loop van veertig jaar aan Kircher gerichte brieven […] niet alleen van pausen, keizers, kardinalen, maar ook van natuurfilosofen uit de hele wereld, in verscheidene talen […] Omdat velen inzien hoe enorm waardevol de schat is die deze brieven bevatten, hebben zij aangedrongen op publicatie. Maar door de bescheidenheid van de auteur zijn ze totnogtoe niet in staat geweest iets uit zijn handen te krijgen.’ Keizer Leopold I had al in een brief uit 1666 tegenover Kircher de wens geuit dat hij zijn brieven zou publiceren.
Onder de vele geleerden die met Kircher correspondereedden bevinden zich de veelzijdige Leibniz, de natuurfilosoof Gassendi, de wijsgeer en musicoloog Mersenne, de wis- en natuurkundige Torricelli, en de astronoom Hevelius. Kircher ontving brieven van twee keizers, vier pausen, de koningen van Spanje en Frankrijk en koningin Christina van Zweden, van kardinalen, keurvorsten en (aarts)hertogen (onder wie zijn goede vriend hertog August van Brunswijk-Lüneburg, stichter van de beroemde Bibliotheca Augusta ofwel de Herzog August Bibliothek in Wolfenbüttel, waar Leibniz 23 jaar bibliothecaris was) en van vele missionarissen verspreid over de hele wereld — onder wie de befaamde Ferdinand Verbiest. Astronoom, sinoloog, jezuïet en mandarijn. Als een spin in een wereldwijd web verzamelde hij wetenschappelijke informatie, en ook vergaarde hij bij zijn machtige vrienden fondsen voor de uitgave van zijn kostbare, rijk geïllustreerde folianten, waarvan de belangrijkste in Nederland werden gedrukt bij Joannes Jansson van Waesberghe en geïllustreerd door Cornelis Decker.
Kirchers correspondentie, waarvan het overgrote deel zich bevindt in de pauselijke Biblioteca Gregoriana in Rome, de rechtstreekse afstammeling van het Collegium Romanum, is dan ook een belangrijke bron voor de bestudering van de zeventiende-eeuwse cultuur in Europa, en ook voor die van de politieke banden tussen de jezuïeten en de Habsburgse monarchen.
Die correspondentie is om een aantal duistere redenen nooit eerder aan de openbaarheid prijsgegeven. Het gerucht ging dat er passages in voorkwamen die niet strookten met de officiële leer van de kerk of om andere reden onoirbaar waren. Maar er waren ook andere belemmeringen.
Eind jaren zestig van deze eeuw begon de Australische germanist John Fletcher aan een inventarisatie en bestudering van de talrijke aan Kircher gerichte brieven. Maar begin jaren zeventig bleken de deuren van de Gregoriana te zijn gesloten voor deze wetenschapper, de enige die een aanvang had gemaakt met een serieuze bestudering van die correspondentie.
Wat stak daarachter? Twee Duitsers, die zich de titel ‘Commendatore des Ritterordens vom Heiligen Grabe zu Jerusalem’ aanmaten, hadden een ‘Internationale Athanasius Kircher Forschungsgesellschaft’ opgericht waarvan ze beweerden dat deze een zetel had in Rome en Wiesbaden. Zij hadden voor hun genootschap het monopolie verworven op de bestudering en publicatie van Kirchers correspondentie. In een pompeus kleurendrukwerk meldden ze dat het eerste van de twaalf delen van het Corpus Epistolarum Athanasii Kircheri ‘zojuist was verschenen’ en dat hun project niet alleen de uitgave van de hele correspondentie zou omvatten maar ook de heruitgave van Kirchers gedrukte werken. In totaal 66 delen. Prijs per deel 3000 DM, later verhoogd tot 3850 DM, een prijs die ongeveer overeenkomt met het bedrag dat men destijds diende neer te tellen voor originele exemplaren van Kirchers werken. Van de extra luxe uitgave ‘voor vorstenhuizen en staatshoofden’ zouden tien exemplaren te koop zijn voor DM 50.000 per deel, met de naam van de koper in een bronzen plaat gegraveerd. De twaalf aan Kirchers correspondentie gewijde delen zouden, met facsimile’s en gedetailleerde commentaren niets minder bevatten dan ‘den bisher völlig unzugänglichen und unveröffentlichen Briefwechsel aus den Geheimarchiven des Vatikans’. Aldus de prospectus. Geen broodnodige transcripties, geen vertalingen, wel vierkleurendruk en ‘wissenschaftliche Kommentare’ in vijf talen.
In werkelijkheid was er niets verschenen en zou er ook niets verschijnen. Er werd alleen geheimzinnig gedaan. Olaf Hein, de ‘Präsident’ van het genootschap, zei me dat de archieven van de Bibliotheca Gregoriana zo geheim waren dat er zelfs geen elektrisch licht was. Ook al is geen van de zesenzestig delen verschenen, toch wisten Hein en zijn ‘Vize-Präsident’ Helmut Kastel voor hun project vele miljoenen te vergaren bij industriëlen, prelaten en suspecte staatshoofden. Ook paus Paulus leverde zijn bijdrage. Uiteindelijk is Hein ontmaskerd als een oplichter die zich wel heeft laten inspireren door Kirchers megalomane bedrog maar niet door diens ware verdiensten.
Eindelijk, na zo’n driehonderd jaar, wordt Kirchers immense correspondentie toegankelijk en komt er een eind aan al die geheimzinnigheid. Begin maart 1998 ontving ik een e-mail uit Rome van de Ierse wetenschapshistoricus Michael John Gorman. Hij had het plan opgevat de volledige correspondentie van Kircher te scannen en via CD-roms op internet te publiceren, maar de archivaris van de Gregoriana, Marcel Chappin S.J., zei hem dat er een probleem kon zijn met ‘een paar Duitsers’ die voorrang leken te hebben. Gorman gaf hem de Italiaanse vertaling te lezen van het boek dat ik heb geschreven over Kircher en het bedrog van het Athanasius Kircher Forschungsgesellschaft, en Chappin beaamde: ‘Ja, ik vond het nogal vreemd. Ze schreven dat ze naar de gevangenis zouden moeten tenzij wij hun een microfilm van de hele correspondentie gaven’. De brutale oplichters van weleer waren er nu opuit om medelijden te wekken.
Gorman kreeg toestemming voor het scannen van die brieven. Zodat hij, met steun van het Istituto e Museo di Storia della Scienza te Florence een begin kon maken met een weliswaar gigantisch maar toch realistisch project.
Kirchers correspondentie omvat twaalf banden met 2291 brieven, afkomstig van 763 correspondenten, over onderwerpen als astronomie, magnetisme, optica, hydraulica, de cultuurpolitiek van de jezuïetenorde en de bekering van de ketters. De meeste zijn in het Latijn geschreven, een groot aantal in moderne Europese talen, vooral Italiaans, maar ook Spaans, Frans en Duits, en een klein aantal in talen als Nederlands, Perzisch, Armeens, Arabisch, Chinees, Koptisch enzovoort. 148 van deze brieven zijn door Kircher geschreven concepten.
Het project van Gorman in samenwerking met zijn Engelse collega Nick Wilding (beiden verbonden aan het European University Institute in Fiesole) zal behalve uit afbeeldingen van de brieven ook een doorzoekbare databank bevatten, met beschrijvingen van de documenten.
Over de voortgang van hun project is informatie te vinden op de geregeld bijgewerkte website http://galileo.imss.firenze.it/multi/kircher/indice.html
Inmiddels zijn alle brieven die zich in de Gregoriana bevinden, gescand en op 131 CD-Roms gezet. Daarna komen de weinige brieven aan de beurt die zich in andere archieven bevinden. In de loop van de komende zomer zullen de facsimile’s uit de Gregoriana samen met de database op internet verschijnen, maar het is de bedoeling dat er ook transcripties worden gemaakt van de dikwijls moeilijk leesbare zeventiende-eeuwse handschriften, en ook vertalingen uit maar liefst dertig talen waaronder Armeens, Koptisch, Syrisch, Chinees, Arabisch. Verder kan zo’n verzameling brieven het niet stellen zonder biografieën van de correspondenten en commentaren. Daarvoor zoeken Gorman en Wilding fondsen, maar ook hopen ze — en dat is een van de bijzondere mogelijkheden die een publicatie op het interactieve web biedt — op bijdragen in de vorm van vertalingen en commentaren van wetenschappers die bepaalde delen van de correspondentie bestuderen; bijdragen van specialisten in de verscheidene takken van wetenschap die in de correspondentie behandeld worden.
Een gedrukte versie zou onbetaalbaar zijn, en eventueel in hooguit een paar bibliotheken te raadplegen, maar in deze vorm zal Kirchers correspondentie alomtegenwoordig zijn. Bovendien kunnen aanvullingen moeiteloos worden aangebracht, zodat altijd de jongste versie aanwezig zal zijn op het net. Een ander voordeel van publicatie op internet is de betere leesbaarheid. Het is bekend dat handschriften op het scherm leesbaarder kunnen zijn of worden dan in originele staat. Deels doordat ze transparant zijn en sterk vergroot kunnen worden, deels doordat storende kleuren, vlekken kunnen worden weggewerkt.
Kircher was gefascineerd door de technische mogelijkheden van zijn tijd. Daarvan getuigen niet alleen zijn geschriften, maar ook de weinige exemplaren van zijn machines die bewaard zijn gebleven. Van het ‘mathematisch orgel’ bezit het Instituut voor Wetenschapsgeschiedenis in Florence, dat medewerking verleent aan het project van Gorman en Wilding, een exemplaar. In de Herzog August Bibliothek is een componeermachine te zien, in feite een kastje niet groter dan een sigarenkistje.
Ik kan me geen passender omgeving voorstellen voor de uitvoerige wereldwijde correspondentie van Kircher met zijn grote technische belangstelling, dan het World Wide Web. Hij heeft altijd gestreefd naar en gewerkt aan machines die in staat waren om een deel van het menselijke hersenwerk over te nemen. Al heeft hij de computer in de huidige vorm niet gekend, wel ontwierp en bouwde hij machines die wiskundige en taalkundige bewerkingen konden uitvoeren. Wat een dankbaar en zinvol gebruik had hij van het Internet kunnen maken, voor zijn wereldwijde netwerk, voor zijn onderzoek op alle terreinen van de wetenschap, en voor zijn omvangrijke correspondentie.
Anton Haakman
Kircher en koningin Chrstina
In 1632 volgde de zesjarige Christina (1626-1689) haar gesneuvelde vader Gustaaf Adolf op als koningin van Zweden. In 1644 aanvaardde ze de regering, zij het niet geheel tot tevredenheid van haar onderdanen. Ze had voor staatszaken minder belangstelling dan voor de wetenschappen. Zo nodigde ze René Descartes en Hugo de Groot uit bij het Zweedse hof.
Ook had zij, al was ze protestants opgevoed, grote belangstelling voor het katholicisme, en voor de wetenschappelijke verworvenheden van de jezuïeten.
In 1649 ontving ze van Athanasius Kircher een exemplaar van diens Musurgia Universalis, over muziek en acoustica. Van toen af correspondeerde ze met Kircher over wetenschappelijke onderwerpen. Hij wekte haar belangstelling voor het werk van de jezuïeten in het algemeen en voor het boek dat hij toen schreef, zijn Oedipus Aegyptiacus over Egypte en de hiërogliefen. Daarop uitte ze haar wens om kennis te maken met geleerden uit Rome. In 1652 kreeg ze bezoek van twee heren, van wie ze ondanks hun valse namen en hun vermomming met lang haar en baarden, algauw merkte dat het jezuïeten waren. Zij wisten kennelijk de belangstelling van de jonge vrouw voor het werk en ook voor de religie van de jezuïeten zozeer aan te wakkeren, dat ze twee jaar later troonsafstand deed en zich bekeerde tot het katholicisme.
In 1656, ze was inmiddels dertig, bezocht ze Rome en werd ze twee maal met grote pracht en praal ontvangen in het Collegium Romanum, waar ze onder meer de apotheek annex laboratorium en het museum bezocht. In dat jaar droeg Kircher zijn science-fiction-achtige Iter exstaticum aan haar op: een boek over in extase gemaakte reizen naar de maan en de planeten en (per duikboot) naar het binnenste der aarde.
In 1668 vestigde ze zich in Rome, waar ze een academie stichtte en grote invloed uitoefende, zelfs op de pauskeuze.