Bijna vier jaar geleden lag de negen maanden oude baby Florina zonder toekomst in een
Roemeens bedje. Ze leek blind; dus onbehandelbaar in het land waar het dictatoriaal
regiem van Ceausescu nog maar net een bloedig einde had gevonden en waar het zelfs
aan de allernoodzakelijkste levensbehoeften ontbrak. Toen ze haar eerste speeltje kreeg
bleek ze echter althans iets te kunnen zien. Ze werd in Nederland geopereerd. Haar
pleegouders wilden haar niet meer missen en startten een adoptieprocedure. Deze
week ging in Haarlem de vlag uit. Maurice en Jacqueline Vlegels hadden er officieel
een zusje bij.
Nederlandse operatie redt Roemeense bijna blinde Florina van uitzichtsloze toekomst
'Ik dacht meteen: die
gaat nóóit meer weg'
Door ANDRÉ HORLINGS
(25 augustus 1994) In het bedje lag Florina; een meisje met een uitzichtsloze toekomst. Blind; dat
was althans de boodschap geweest van haar ongehuwde moeder, die vond dat men in
het kinderziekenhuis beter voor haar kon zorgen, zich had omgedraaid en nooit meer
belangstelling had getoond. De diagnose was bevestigd met een aantal simpele proeven.
Daarna had niemand meer gelet op signalen die zouden kunnen wijzen op het tegendeel.
Want niemand had méér tijd voor Florina gehad dan hoogstnoodzakelijk was voor
wassen en verschoning. Al negen maanden lag ze in het bedje; naar Oosteuropese
gewoonte als in een cocon in doeken gewikkeld. En het zag er naar uit dat dat wel altijd
zo zou blijven. Want blind, dat betekende 'irecuperabili' (onbehandelbaar); een lot dat ze
zou hebben gedeeld met die duizenden Roemeense kinderen, die jarenlang hun bedje
niet verlieten, totdat zou worden vastgesteld dat ze krankzinnig waren geworden.
Het was Roemenië, december 1990. Nauwelijks een jaar eerder had het dictatoriale
regiem van Ceausescu een bloedig einde gevonden. Daarna waren in het gehele land
honderden totaal verwaarloosde kindertehuizen ontdekt, en dat gebeurde toen nog bijna
dagelijks. Ze waren het produkt van Ceausescu's 'bevolkingspolitiek', waardoor het
bevolkingstal van 23 naar 40 miljoen meost groeien. Van vrouwen werd een liefst
doorlopende zwangerschap verlangd, die door een strenge gynaecologische controle
werd gewaarborgd. Iedere vorm van geboortebeperking, inclusief abortus, was
verboden. Maar vaak ontbrak het aan opvangmogelijkheden in het gezin. Dan gingen de
kinderen naar een tehuis.
Eén van die kindertehuizen stond in Viseu de Sus, een stadje van 26.000 inwoners in het
noorden van het land. De ijzige wind had door de kapotte ruiten vrij toegang tot de de
schamele behuizing, waar de verwarming nauwelijks werkte en het sanitair door en
door verrot was. Op initiatief van Ton de Lange, directeur van de Engelenburg in
Brummen, namen rond 25 bouwvakkers uit Apeldoorn, Vaassen en omgeving in
december 1990 een weekje vrij om het totaal verpauperde gebouw weer enigszins
leefbaar te maken.
Hopeloos
Er gingen ook speelgoedjes en knuffeldieren mee, voor de rond 25 baby's en peuters in
het kinderziekenhuis. In het bedje van het blinde meisje werd een simpel tuigje met
speledingetje gehangen. En toen gebeurde het wonder. ,,Ze kan kijken'', riep De Lange
uit, die bij het kindje zat. Tot ieders verbazing nam de baby het apparaat boven haar
hoofdje rustig in ogenschouw. Daarna.... greep ze trefzeker een beugeltje vast.
,,Ik las het verhaal in de Nieuwe Apeldoornse Courant en ik dacht: daar moet wat aan
gebeuren. Een oogoperatie moet mogelijk zijn.'' Dat zegt Pauly Grotens uit Apeldoorn,
vrijwilligster bij de Vereniging Wereldkinderen in Den Haag. Die organisatie geeft
mondiaal hulp aan kinderen in nood door middel van projecten, financiële steun en
eventueel adoptie. ,,Wij waren toen betrokken bij de uitvoering van een hulpactie voor
kindertehuizen in Roemenië, die op gang was gezet door de TROS. Ik kende er al een
beetje de weg en ik besloot contact op te nemen met haar kinderarts, Andrea Bartoczi.
Ik kreeg enige medische gegevens en gaf die door aan deskundigen. Artsen aan de
Vrije Universiteit in Amsterdam gaven te kennen het kindje graag te willen onderoeken
om te zien wat er gebeuren kon. Het duurde bijna een half jaar voordat alle
bureacratische problemen waren overwonnen, maar uiteindelijk arriveerde Florina op 19
mei 1991 op Schiphol.''
Paar maanden
Paula Vlegels uit Haarlem schiet opnieuw vol, wanneer ze vertelt over die
gedenkwaardige Tweede Pinksterdag. ,,Ik zag het kindje komen, samen met Andrea.
Ze zat in een buggy, keek alleen maar naar haar handjes; het enige dat ze kennelijk kon
onderscheiden. Maar in die allereerste seconde dacht ik: die gaat hier nóóit meer weg.
Ik had haar in m'n hart gesloten. Het leek alsof ik op haar gewacht had.''
In februari 1991 had Paula in de Margriet een artikel gelezen over een kindje uit Afrika,
dat bij gebrek aan medische mogelijkheden in Nederland werd geopereerd en na herstel
weer naar huis was teruggekeerd. ,,Dat leek me leuk om te doen; een paar maanden
voor zo'n kindje zorgen. Mijn man Martin, en de kinderen Maurice en Jacqueline, toen
15 en 12 jaar oud, vonden het ook een goed idee. We gaven ons op bij Terre des
Hommes, maar men vertelde dat er veel reacties waren en we hoorden er niets meer
over. In mei informeerde ik nog een keer. De volgende dag werd ik teruggebeld met de
vraag of men onze naam door mocht geven aan de Vereniging Wereldkinderen.
Daarna, op 9 mei, hing Marlies Bigot van die organisatie aan de lijn. Of wij een
Roemeens meisje van 15 maanden op wilden nemen, blind of zeer slechtziend, dat
onmiddellijk een operatie nodig had. Tien dagen later zou ze komen. En weer tien dagen
later lag ze in het ziekenhuis.''
Vier operaties
Tijdens het onderzoek van prof. Tan van de VU bleek dat Florina last had van een veel
te hoge druk in de oogbol; het overtollig water kon niet weg. De oogzenuwen waren
daardoor al zo beschadigd dat glaucoom was ontstaan; groene staar, waardoor steeds
meer 'blinde vlekken' het zicht ontnemen; een afwijking die voorkomt bij circa drie
procent van de mensen boven de veertig jaar. Zonder behandeling zou onvermijdelijk
totale blindheid volgen.
,,Het gaf een rotgevoel haar opnieuw achter te moeten laten in het ziekenhuis'', vertelt
Paula Vlegels. ,,Ik dacht: nu word je alweer in de steek gelaten. Dat was onzin; ze
kreeg in het ziekenhuis alle zorg die ze nodig had. Maar het was zo'n broos poppetje. Ze
was dan wel al 15 maanden, maar ze oogde niet ouder dan zeven. Ze was
achtergebleven in de groei; apatisch. Ze had nooit aandacht gehad. Andrea Bartoczi
was de enige die zich nog enigszins om haar bekommerde.''
Het rechteroog, het slechtste, werd het eerst geopereerd. In augustus volgde het linker.
Maar beide operaties mislukten. ,,De buisjes waardoor het traanvocht af moest vloeien
slibden weer dicht. Er was een nieuwe ingreep nodig. De volgende twee hadden
succes. Sindsdien is het de vraag of het wel goed blijft gaan. Er is voortdurende
controle nodig. En dat was niet eenvoudig, want daar was ze als de dood voor. Ze
verzette zich er enorm tegen; huilde vreselijk en dat belast het oog, zodat zo'n
onderzoek steeds onder narcose plaats moest vinden. Tot de laatste keer, een paar
weken geleden. Voor het eerst ging het zonder verdoving. De resultaten zijn
veelbelovend. De sterkte van haar linkeroog is van -4 naar -2 gegaan. Rechts is -7,
maar er is hoop dat dat ook verbetert.''
Adoptie
,,Het was echt niet mijn bedoeling, maar ik was meteen verkocht'', zegt Paula Vlegels
over haar besluit alles in het werk te stellen om het kind te kunnen adopteren. ,,Formeel
moest ze na genezing terug naar Roemenië. Maar wat zou daar haar toekomst zijn?
Waar moest ze heen, zonder moeder, zonder goede medische controle?''
Toen ze aankwam had Florina een verblijfsvergunning voor maar twintig dagen. Die
moest so-wie-so verlengd, telkens met een paar maanden; door de operaties was er
toch al meer dan een jaar nodig. De familie Vlegels startte een adoptieprocedure,
overigens zonder veel kans op succes. ,,Wel werd Florina op in oktober 1992 officieel
tot ons pleegkind verklaard, maar in januari 1993 kreeg de Vreemdelingendienst een
brief uit Den Haag met de opdracht dat ze terugmoest. Men was daar zo vriendelijk die
even voor ons weg te houden. En op 24 mei dat jaar kreeg ze een onbeperkte
verblijfsvergunning. Toen kon de procedure in Roemenië beginnen, met een volstrekt
onzekere uitkomst. Telkens als Marlies Bigot belde schoot ik in de stress; was ik bang
dat ze toch weggehaald zou worden.''
Op 24 april dit jaar, zonder dat iemand in Nederland ervan op de hoogte was, werd de
zaak van Florina behandeld voor de rechtbank in Boekarest. De adoptie werd
goedgekeurd; het meisje kreeg de naam van haar nieuwe ouders. En de familie stond,
volstrekt onwetend, op de camping toen Pauly Grotens de kostbare papieren op kon
halen; het geboortebewijs, de uitspraak en het Roemeense paspoort met het definitieve
uitreisvisum. Maar deze week ging in Haarlem de vlag uit; Maurice en Jacqueline
Vlegels hadden er nu echt een zusje bij.
De intussen vierjarige Florina (of Florrie, Floor, Floortje en hoe ze verder wordt
genoemd) is intussen een parmantige kleuter geworden. Sinds april zit ze in groep 1 van
de basisschool. Brilletje op als ze tekent, maar ook zonder redt ze zich uitstekend. Met
haar problematische, maar markante oogjes pakt ze iedereen in. Een 'dondersteen'
volgens broer en zus, die overduidelijk beretrots op haar zijn, maar ook niet nalaten haar
af en toe vermanend toe te spreken.
Eerste optie
,,Opvang in het land zelf is de eerste optie'', zegt Pauly Grootens over de activiteiten
van Vereniging Wereldkinderen. ,,Ons uitgangspunt is dat het kind hoort in het land
waar het geboren is. Wanneer adoptie nodig of wenselijk is, zoeken we dus ook bij
voorkeur in het land zelf. Maar dan blijven er nog altijd kinderen waarvoor niemand kan
worden gevonden.''
Intussen heeft zij zelf de overkomst van tien Roemeense kinderen naar Nederland
begeleid, waarvan er één een levensreddende hartoperatie heeft ondergaan. ,,Het zijn
lang niet allemaal wezen. Vele kinderen zijn gewoon in de steek gelaten; zijn
slachtoffers van de bevolkingspolitiek van Ceausescu. Veel kinderen werden gewoon
gedumpt, leven op straat of in de tunnels van de metro van Boekarest.''
Met grote regelmaat reist ze in Roemenië rond. ,,Er zijn enorme verbeteringen te
constateren'', is haar ervaring. ,,De kindertehuizen zien er veel aantrekkelijker uit;
hebben een verfje gekregen en leuke tekeningen op de wanden. Er is meer personeel,
het is er schoner en de kinderen worden gewassen. Er is ook heel veel hulp geboden,
door Nederland maar ook door tal van andere landen. Maar het belangrijkste is, dat de
Roemenen hun eigen verantwoordelijkheid zijn gaan beseffen; de hulp verdwijnt niet in
een bodemloze put.''