INDEX
NL-cursussen ![]() |
DE TWAALF STAMMEN VAN ISRAËL
18 oktober 1966 te Amsterdam
LES 1 (Deze kan gezien worden als een inleiding)
Men zegt men dat de eerste letter van het scheppingsverhaal, de beth, be in het eerste woord Bereishis, de dynamiserende factor is. Met Reishis alleen staat het stil. De beth voert hier het tijd- en ruimtebegrip in, maar ook de scheiding tussen 'wereld' en wereld, zoals de beth, de 2 dat maakt. Maar ook: beth is het woord voor huis, het huis is deze wereld hier, het heeft een dak, een begrenzing. Dit is langs andere weg doorstootbaar.
Heel simpel: in U zelf - men hoeft niet naar het andere eind van het heelal te reizen, zó (met al die miljoenen lichtjaren) stoot men er nooit doorheen. Dan draait men rond, zoals een vis in het water. Die weet niet dat boven hem een andere wereld is, totdat de visvanger komt en hem eruit haalt. Voordíen moet de vis die andere wereld wel loochenen.
De beth van Bereishis is eigenlijk het begin van de grammatica ook. Daar komt tijd en ruimte en tevens het afsluiten van de andere wereld. Grammatica is beweging en dit soort bewegen kan alleen als de harmonie gebroken is, als de scherven zijn gekomen.
De scherven, dat is de dierenriem, dat is het heelal. Vandaar het oude gebruik om als iets in scherven valt te zeggen: mazzel tov, heb een goed gesternte, scherven brengen geluk. Mazzelah, 40-7-30-5, is constellatie. De wereld breekt met die eerste beth.
Zo wordt ook in de overlevering gesproken van: Shewirath Kelim, 300-2-10-200-400 20-30-10-40. Shewer, 300-2-200, betekent breuk, maar ook: graan, het is het brood dat men uit Egypte haalt. Als de zonen van Jakob naar Egypte trekken, gaan zij dus 'breuk' halen om naar Kanaän te brengen (Gen. 42:3). Verder komt Kelim van Kol, 20-30, samen 50, het betekent: alles, het geheel.
Het hele breekt dus, de schepping begint met een enorme ravage: de hemel laat het breken. De eenheid breekt in ontelbare en oneindige veelheid. Dat zijn de oneindig vele seconden van de miljarden jaren, de oneindig vele cellen van mensen, dieren en planten die ooit geweest zijn.
Dat heeft zijn zin, de scherven komen ons ten goede. De dierenriem aan de hemel is dus iets waardoor er op aarde dieren en mensen zijn en waardoor zij zó zijn zoals zij zijn.
Zoals in het visioen van Ezechiël: voor de troon van God staan de Stier, de Adelaar, de Leeuw en de Mens. Het gaat om de formule van Stier en níet om het beeld, zoals het uitgedrukt is in Shor, 300-200, dat is de formule.
Ook hier weer moeten wij het beeld verbinden met de oorsprong. Zo'n
dierenriembeeld of constellatie is een grens, een formule: van hieruit
stappen wij in een andere wereld. De dierenriem, de tijd, de veelheid ook,
ontstaat met het komen van de grammatica, zoals de taal een beeld kan vormen,
kan leven en bewegen kan.
De grammatica begint met de beth van Bereishis.
"Reishis" is een van de namen van God, die met de 'be' in de aarde wordt gebracht. De shewiras kelim brengt evenals de grammatica de veelheid, het-naast-elkaar-zijn van de vele momenten. Het geheel breekt zodanig dat het de dierenriem vormt, dat het het heelal vormt, zelfs zó dat de oneindigheid van de sterren te zien is. Ontelbaar in aantal, evenals dit steeds van de kinderen van Israël gezegd wordt.
Zo kan men vragen: waartoe wordt het geheel gebroken? Ook: wat is de zin van de grammatica? Waarom wordt het woord zo gebruikt dat het bewegen kan (ik, jij,. ; mijn boek, ons boek)? Men moet begrijpen, de 50, het geheel, de 20-30 van het woord kol, breekt, Maar het einde is weer het bereiken van die 50. De achtste dag, Jehoshua, 10-5-6-300-70, de zoon van Noen, van de 50, de letter noen ook.
Aan het begin is er een enorme catastrofe, de aarde lijkt te vergaan. Alles wat één was, dat breekt, dat is de schepping.
Het begrip van de stammen, de zonen, in de mens, dat is in de 4e wereld: Olam Assiah, 70-6-30-40 70-300-10-5. Dat is de wereld van het doen. De grens van de 3e en de 4e wereld. Het is parallel met het einde van de 6e dag en het begin van de 7e. Het is de plaats waar de 'Gan-be-Eden' eindigt. De laatste woorden van de 6e dag zijn gestempeld met de jod-heh, 10-5, zoals de eerste woorden van de 7e dag beginnen met de waw-heh, 6-5. Daarom heten ook de 12 uit de 4e wereld, de zonen van Jakob (Israël). Ook hier is dus een verbinding met de 3e wereld.
Met Abraham ontstaat dat wat voor ons tijd gaat worden. Abram heeft geen voorgeschiedenis. Het tevoorschijn komen uit zich ook in een splijting in twee: het is het begrip Lech-lecha, 30-20 30-20 (Gen. 12:1), dat is: ga uit van iets. Dat is identiek met het begrip scheppen, er breekt daar ook iets.
Als Abram uit Charan weggaat, waar zijn vader Terach blijft, wordt gezegd dat er 72 zielen - die hij gemaakt heeft - met hem meegaan. D.w.z. het begrip 'Heer' gaat mee (Bijbel als Schepping, Bas blz. 76).
Het begrip Chet, 8-9, dat ten onrechte met zonde wordt vertaald, doet mee tot in het 3e en 4e geslacht. God heeft immers ook het kwaad gemaakt. Wel te verstaan het kwaad voor dit leven, nodig voor het lichamelijk hier aanwezig zijn. Goed en kwaad vormen immers elders een eenheid. Oordeel dus niet in deze schervenwereld, waar het gebroken is.
Zoals ook het nemen van de boom der kennis, het 'vruchtbaar zijn en vermenigvuldigen', zelfs het doden en bedriegen zonder dat men het weet. Dit alles moet gebeuren. Louter het feit dat men hier is, daarmee verdringt men al een ander.
Tot in het 3e en 4e geslacht wil zeggen: tot in de 3e en 4e wereld, welke met elkaar verbonden zijn.
Met de mededeling aan Abram, dat het 4e geslacht terugkeren zal uit de ballingschap, daarmee begint de ballingschap. Met name daar waar Izaäk geboren wordt. Als Abram de Olam Atsiloet is, de 1ste wereld, dan begint de gedachte te komen over de schepping. Naast elkaar staan de 400 jaar en de 430 jaar ballingschap: de 400 jaar is vanaf de geboorte van Isaäk, als Abram 100 jaar is (kosmisch gezien).
De 430 jaar is vanaf het moment dat Abraham 70 jaar is. Dan begint dat te spreken wat Nefesh, 50-80-300, samen 430 is, wat het bekennen van ballingschap is (vgl. Psalm 90:10).
Als bij Abraham, Olam Atsiloet, de 1ste wereld is, dan begint daar de gedachte te komen wat ballingschap gaat worden, welke begint met de Olam Briah, de wereld van de schepping.
Deze laatste begint met het komen van de gehoopte en beloofde zoon,
waarvan niemand geloofde dat het kon. Dat is zoals de schepping komt. Jitschak,
10-90-8-100, het uitbarsten in een snik-lach dat het kòn. Immers
als God op de wereld kijkt, dan 'lacht Hij'.
- Wat is hier 'lachen'? (Het vorig jaar is bij het Korban nog gesproken
over het verband tussen 'lachen' en de 'milt'. Lees ook hierover in Bas
blz. 208, waar het beeld wordt besproken van de slang: de grote kameel
waarop Samaël rijdt. -
God uit de hemel kijkt toe en lacht. Lachen wil zeggen: hoe is het
mogelijk dat die schepping er is, dat het kon.
Er wordt naar Jitschak verlangd, hij komt en dan volgt al heel spoedig 'de dood', de Akeda, de binding als hij 37 jaar is. Hij was van zijn 37ste tot zijn 40ste jaar ergens anders, wordt verteld. Hij kwam op zijn 40ste jaar terug, anders, en de wereld was anders. Vergelijkbaar hiermee is ook 'ten derde dage....'. Hier, na 3 jaar dus.
Met Jitschak, met de Olam Briah, ontstaat de dood, ontstaat de contradictie: eten versus niet-eten van de boom: de eeuwige zoon is beloofd en nu zelf ... doodmaken! Men staat ineens voor een geheel andere wereld. Het breken in scherven, dat is het ontstaan van de dierenriem, dus van wat wij tijd noemen.
De sterrenrekening is de meest precieze. Maar ook: dan hangt de tijd samen met de 12 zonen van Jakob. Er worden getallen genoemd zoals 52.700 maar ook andere. Die andere getallen moeten toch wel ergens iets met de plaats en tijd, met de plaats in de dierenriem te maken hebben.
De dierenriem is rond, maar het leger in de woestijn is vierkant. Hoe is de quadratuur van de cirkel daar? Hangen tijdrekening en plaatsrekening samen?
Aan het eind van Deuteronomium (Deut. 32:1), het zgn. Lied van Mozes,
wordt gesproken over 'het einde der dagen'. Dat is NU. Het begint met Hazinoe,
5-1-7-10-50-6, dat betekent: hoort! In dit woord zit Ozen, 1-7-50, oor;
en 1 + 7 + 50 = 58.
Het einde der dagen is er altijd. In dit Lied van Mozes wordt de
kern verteld. Het is een van de belangrijkste stukken, daarin ligt het
mysterie aan de oppervlakte. Daarom is dit niet te vertalen en niet in
beeld te brengen. Daarin wordt de gehele Halochoh uitgedrukt: het doen
en niet-doen.
Er staat in vers 8: "het gebied der volkeren wordt bepaald door het getal van de kinderen Israëls." D.w.z. dat getal (van de kern) bepaalt het gebied van datgene wat in de omtrek is, wat zichtbaar is, uiterlijk is.
De kinderen van Israël zijn eigenlijk steeds verborgen. Het idee van ballingschap is immers: er is een lichaam om je heen, je bent onzichtbaar geworden. De ballingschap is een soort bescherming. De mens is ongrijpbaar door de ballingschap. Het is een verbergen van iets uit een andere wereld in datgene wat gelukkig door de mens steeds als beeld gezien wordt. De slang, Nachash, de slang valt het beeld, het uiterlijke, steeds aan. En het andere kan zich daaraan onttrekken.
Met het getal van de kinderen Israëls gaat een uitdrukking komen. Deze tijdmeting heeft te maken met het menselijke en tijd wordt gemeten door de mens. De maten in het verhaal worden ervan gegeven evenals de naam van ieder dierenriemteken.
Waartoe is er zoveel variatie na de shewiroth kelim (zie het begin van deze les), zoveel soorten, zoveel details. Bijv. de soorten die nooit het daglicht zien, vissen, bacterieën virussen? Dat heeft in het uiterste te maken met het getal van de kinderen van Israël. Schepping en tijd staan met elkaar in verbinding. De tijd komt daarom op de 4e dag.
Met Jitschak begint dus de schepping, de tijd, Olam Briah. Daarna
komt dan de Olam Jetsirah, (70-6-30-40 10-90-10-200-5) als 3e wereld, dan
komt de vorm de gestalte, dat is het verhaal van Jakob als tweeling met
Esau.
Ook bij Jitschak zelf was al van een zekere tweeheid sprake: Jitschak
- Jishmaël. Maar hier is nu een sterke tegenstelling: Jakob - Esau.
Bij Jitschak wordt de tegenstelling opgeheven: Jishmaël komt terug bij de Akeda, 70-100-4-5 (zie Bas blz. 347). Hij is dan 50 jaar, hij is goed en dan wordt Hagar, Kethoerah.
De tegenstelling, Jakob - Esau, is de oorzaak dat de 12 gaan komen. Als Jakob weggaat van zijn vader na die 'gestolen' zegen, waar Jakob zich omhult zoals de mens hier komt met een masker - zogezegd, beladen met alle rijkdommen die een vader kan meegeven -, ontmoet hij op de weg Amalek. Deze kennen wij als nachash, als de tegenstander die er moet zijn. Op elk moment is Amalek tegenover ons. En juist op de weg waar men de eenheid zou krijgen, daar wordt Jakob door Amalek beroofd. De mens komt beroofd en blind aan het echte oog bij Laban en moet zich aan hem verkopen. Leeg en blind, zoals de mens op aarde komt na 'de knip onder de neus'. Hij komt met niets in de wereld en moet zich als knecht aan de wereld geven. Dat 'verraad', die 'leugen', dat 'bedrog' was noodzakelijk. Het kon niet anders dan zó gaan. De tijd komt nu tot stand met de 4 moeders, met de 4 hoeken ook. Vier punten waaraan de 12 zich binden en waarmee zij gebonden zijn.
Wat is er nu met de 12 en toch later 13? In de 13e maand gebeurt het. Dan wordt bijv. Mozes geboren en gaat hij weg; dan speelt het verhaal van Esther, vergelijk ook de 13 bladen van de Shoshanah. Welke kleur heeft het 13e blad? - er zijn immers 6 witte en 6 rode bladeren!
De maand Adar, de vissen wordt de 13e. Waarom juist de vissen?
U zult nooit grammatica - dat te maken heeft met het worden van de
mens, van de tijd - begrijpen, als u dit alles niet begrijpt. Het woord
en de mens is eigenlijk hetzelfde. De tijd is een eenheid en evenals de
mens ondeelbaar. Er is geen shewiros kelim, geen mazalos, 40-7-30-6-400,
dierenriem, geen tijd in die zin voor het begrip Israël, wordt gezegd.
In hem is het een eenheid geworden in de zin van de boom die vrucht is
en vrucht maakt.
De Sefer Jetsirah, het boek dat Abraham schrijft, vertelt van de samenhang van de tijd met het woord en de mens. Want hij als wereld Atsiloes, kon de tijd en het woord nog overzien en een eenheid daarvan maken - alleen een Iwri van de andere wereld kan dat doen. Het waartoe van het breken en hoe het weer één wordt.
De zin van het verhaal van de Bijbel is dus eigenlijk het ontstaan
van de Vaderen en de kinderen Israëls en het vertelt hoe de breuk
één wordt.
Waarom vindt men juist bij Dan het Pesel Michah, 80-60-30 50-8-5, de gouden plaat met het 'Aleh Shor'? Dat is het gevaar van het lichamelijk grijpen van de kennis van de Thorah.
Wat heeft Dan met de slang te maken, die de ruiter doet vallen? (Gen. 49:17)
Waartoe de rangschikking van de stammen in het land Kanaän?
Welk verband is er met de 7 volkeren van Kanaän?
Als de 12 tot stand komen, dan is dat in de wereld van Laban (dat 'wit' betekent en ook de mannelijke vorm van 'maan' is). Later zegt Laban dan ook: het zijn mijn kinderen.
Waarom dit conflict met Laban, met de maan?
Hij bedriegt ten goede met de verwisseling van
zijn twee dochters.
Waarom is Leah 'lelijk' of minder aantrekkelijk? Wat is er met haar ogen?
De strijd later tussen Efraïm en Judah is de strijd tussen van Rachel en Leah.
Waarom wordt Rachel op de weg naar Bethlehem begraven en Leah in de Machpelah? (Bas blz. 429)
Al deze vragen zullen in de loop van dit cursusjaar beantwoord worden.
We zullen het niet 'gebroken' hoeven te zien, maar als een eenheid.
Zo moet men ook de beweging van het woord beseffen, het woord als
uitdrukking van de mens, de zin van grammatica die de taal doet leven.
De taal is het grote wonder: 'het' spreekt eigenlijk door mij: het woord
ook ark van Noach, de Tebah, wordt gevormd en vaart over de Maboel en komt
bij de ander. Doe open die Tebah, 400-2-5, waarin alles zit: 7 van ieder,
van de reine dieren en 2 van ieder onrein dier.
Wat is rein, wat is niet rein? Zeven heeft een oplossing, de 2 als even getal niet, die heeft geen antwoord. Dat heet 'onrein'. Het korban komt van de reine dieren, die komen naderbij. Het zit dus al in het woord, het heeft maten (Lashon, 30-300-50, zie Bas blz. 280).
Het Maboel speelt zich in de 12 maanden af, ook dus in de dierenriem,
ook in de zonen van Jakob.