,,Voor de politie was er door de luchtaanvallen op 17 september
natuurlijk heel wat werk aan de winkel. Zij werd geconfronteerd
met bominslagen, doden, gewonden, branden en vernielingen. Maar
tussen al die ellende door was er ook een vreugdevol bericht:
dat op de hei bij Wolfheze luchtlandingen plaatsvonden.'' Dat
vertelt Hans van Maris, toen 24 jaar. Hij was inspecteur van de gemeentepolitie van Arnhem en hij bevond zich tijdens de Slag op het hoofdbureau aan de Bovenbeekstraat.
Joannes van Kuijk (27) was telex- en telefoonwacht in het gewestgebouw van de rijkspolitie aan het Eusebiusplein. ,,Daar pakten de NSB-officieren in de late middag hun hele boeltje in. Ze verlieten om half zes het pand en even later informeerde een van hen nog telefonisch of de schipbrug bij Doesburg bruikbaar was. Vermoedelijk wilden ze dus in de richting van Zevenaar over de Duitse grens vluchten.'' Beide gebouwen zouden tijdelijk huisvesting gaan bieden aan Britse soldaten, die werden ingezet bij de slag om de Rijnbrug.
,,Ondanks alles was de stemming bij de gemeentepolitie uitstekend'', zegt Van Maris. ,,We hadden vernomen dat de Engelsen al door Oosterbeek trokken en in het Sint-Elisabethsgasthuis zaten, terwijl af en toe duidelijk hoorbaar was dat bij de Rijn geschoten werd. De bevestiging van de vorderingen kwam uit eigen kring. Een van de korpsleden kwam opgetogen binnen. Hij had gezien dat Duitse militairen bij Musis Sacrum, waar het Wehrmachtsheim gevestigd was, druk bezig waren goederen in vrachtwagens te laden. Op het trottoir voor Vroom en Dreesmann zag hij zich plotseling omringd door soldaten die uit het niets opdoken, met andere helmen dan de Duitse 'potten'. Voordat hij het besefte was zijn dienstrevolver afgenomen en werd hem in het Engels de weg naar de Rijnbrug gevraagd. Dat was niet zo moeilijk: rechtdoor, 800 meter verder. Hij waarschuwde nog voor de Duitsers in Musis, maar de para toonde zich niet verbaasd en zei: 'Dat weet ik. We zijn er even wezen kijken'.''
Machtsovername
,,Rond negen uur 's avonds trokken er veel troepen langs het
gewestgebouw'', vertelt Van Kuijk. ,,We konden niet onderscheiden of het Engelsen of Duitsers waren. Er werd gemorreld aan de kelderdeur en even later aangebeld. Ik deed open. Tot mijn verbazing zag ik Engelse soldaten. Ik liet ze binnen en met tussenpozen kwamen er nog veel meer, tot er vijftig à zestig aanwezig waren. Ze vroegen allerlei bijzonderheden over
de omgeving en een gedeelte groef zich in aan de overkant van
de weg, richting brug, in de grootst mogelijke stilte. Op het
pleintje voor de woning van dr. Niekerk aan de Hofstraat werd
een mortierstelling gereed gemaakt; op de hoek in de tuin een
anti-tankgeschut. In de omgeving waren al veel branden, onder
meer in de huizen achter de brug aan de zuidkant en de herenhuizen aan de Eusebiusbuitensingel.''
Om half elf namen de Britten de macht over in het hoofdbureau
van gemeentepolitie. ,,Een van de inspecteurs kwam binnen met
tien leden van de Britse militaire politie en vijftien Duitse
krijgsgevangenen'', aldus Van Maris. ,,De commandant, een
sergeant, deelde mee dat het zijn opdracht was het hoofdbureau
te bezetten. Hij gaf order de krijgsgevangenen in te sluiten en
de politie voldeed daar met veel genoegen aan. Het werd wel een
beetje vol, want er zaten ook al twaalf 'gewone' arrestanten,
maar die verhuisden naar de binnenplaats. Er moesten meerdere
arrestanten in een cel worden opgeborgen; daar maakten we ons
toen niet zo druk om als tegenwoordig. En na een klein feestje
met Engelse sigaretten en chocolade gingen de para's rustig
slapen. Tot verbazing van iedereen, want dat vonden we nogal
nonchalant. Toen het licht begon te worden reden er tot onze
teleurstelling in de Bovenbeekstraat wel Duitsers maar geen
Engelsen voorbij. Wanneer de Moffen het gebouw zouden heroveren
zou het moeilijk zijn een bevredigende verklaring te geven voor
de gang van zaken. Het leek verstandig het hoofdbureau te
verlaten nu het nog kon. De Nederlandse arrestanten werden
losgelaten en de politieambtenaren gingen naar huis. Het
rapport van de wachtcommandant, waarin veiligheidshalve niets
was vermeld over de komst van de Engelsen, houdt om 07.00 uur
zomaar op. Pas op 28 april 1945 werden de werkzaamheden weer in
enige omvang hervat.''
Gevecht om de brug
,,Op maandag 18 september 1944, om 06.00 uur, begon het gevecht
om de brug'', meldt Van Kuijk nauwgezet. ,,In de loop van de
dag begon er enig Duits overwicht in de strijd te komen.
Terwijl in het centrum steeds meer branden ontstonden kregen
wij het hevig te verduren. Maar we bleven op onze post, en
hadden geregeld contact met de ondergrondse en met de gemeentepolitie aan de Bovenbeekstraat. 's Nachts lagen er ongeveer vijftig Tommies in het gebouw, waarvan de helft op wacht
ging.''
De Britten in het hoofdbureau voelden zich volgens Van Maris
slecht op hun gemak. ,,Ze zagen in de Bovenbeekstraat gewapende
Duitse soldaten, hun radioverbinding werkte niet zodat ze niets
wisten van de situatie bij de Rijnbrug en in Oosterbeek en hun
voedselsituatie was slecht.'' Op 19 september werd de toestand
kritiek. ,,De krijgsgevangenen werden opstandig'', aldus Van
Maris. ,,Niet alleen hadden ze honger, maar ook hoorden ze
voortdurend het laarzengekletter van hun kameraden. In hun
cellen zat aan de straatzijde, hoog in de muur, een getralied
raampje. Ze hesen iemand omhoog om het ruitje in te slaan.
Daarna riepen ze, als er iemand langs kwam: 'Engelsen, help!'.
Dat bleef zonder resultaat, maar wel werkte het de para's op de
zenuwen. Sommigen stelden al voor de gevangenen dood te schie*ten, maar de meerderheid was tegen.''
De situatie bleef de hele dag gespannen. Een Duitser die het
hek probeerde te openen werd in de schouder geschoten. Een
andere sloeg een ruit in en pikte een walkie-talkie van tafel,
zonder de Britten te ontdekken. Die waren er intussen ooggetuige van dat de Bata en Van der Hart door soldaten en burgers werden geplunderd. Twee van die burgers kwamen zelfs, de armen vol geroofde goederen, het bureau binnen. Ze schrokken zich
wezenloos toen ze plotseling van alle kanten stenguns op zich
gericht zagen. Na enig praten mochten ze gaan.
Kogelregen
,,De Britten besloten om, als het donker werd, uit te breken
naar de Rijnbrug'', vervolgt Van Maris. ,,Om te zien waar die
lag klommen twee militairen op het dak, maar daar was hij niet
te zien. Wel zagen ze een groepje Duitsers staan. Een van de
para's kon zich niet bedwingen en gaf een vuurstoot met zijn
stengun. Waarschijnlijk concludeerden de Duitsers dat het schot
vanuit het politiebureau was afgevuurd. Korte tijd later stopte
een vrachtwagen vol SS'ers. Die sprongen er uit, stormden door
de grote toegangspoort en over de binnenplaats, schoten een
regen van kogels af en gooiden handgranaten. Een sergeant
sneuvelde en de overige para's gaven zich over. De Duitsers
bevrijdden hun landgenoten uit de cellen en gooiden het lijk
van de sergeant op het trottoir voor het hoofdbureau. De
volgende dag trof ik het daar aan; het mocht er vijf dagen lang
niet worden weggehaald. Een parachutist bleef achter. Hij zat
toen de aanval begon als enige op de eerste verdieping en
verstopte zich in een donkere hoek op zolder. Hij is er nog
wekenlang ondergedoken gebleven.''
Hopeloos
Ook voor de Britten in het gewestbureau werd de situatie hopeloos. ,,Tegen de avond begonnen de gebouwen aan de achterzijde van ons gebouw te branden'', vertelt Van Kuijk. ,,Met vlammenwerpers ruimden de Duitsers menige gevechtshaard op. We besloten over te steken naar de Hofstraat, waar een andere troep
zat. Een eerste poging werd gestaakt; de volgende lukte. In een
run en met tien meter afstand staken we onder hevig vuur van de
Duitsers het plein over. Hoeveel er achterbleven weet ik niet.
In de tuin aan de Hofstraat maakten we loopgraven. Van slapen
kwam niet veel. Alles brandde nog fel. De klokken van de St.
Eusebiuskerk, vleugellam geschoten door zware granaattreffers,
speelden af en toe een paar tonen. Het wekte een gevoel op dat
niet onder woorden is te brengen.''
Op 20 september bereikten de gevechten om de Rijnbrug een
hoogtepunt. ,,De Duitsers schenen goed te weten waar de laatste
restanten Engelsen zaten'', zegt Van Kuijk. ,,De verliezen
waren zeer hoog. Versterkingen bleven uit. Ondanks alles bleven
de Tommies optimistisch. Onvergetelijk is de rust en kalmte
waarmee ze de gevechten voortzetten.''
De laatste uren van de slag maakte hij mee in het hoofdgebouw van Rijkswaterstaat; een Britse commandopost, waar bovendien 66 Duitse krijgsgevangenen en dertig gevluchte burgers zaten. Dat werd 's avonds door de Duitsers in brand geschoten. De gewonden werden naar buiten gebracht, de overgebleven militairen gaven zich over en de vluchtelingen vertrokken.
,,Op aanraden van de Engelse commandant stopten wij onze uniformen en wapens weg en sloten ons wijselijk bij de burgers aan. We liepen de glooiing van de brugoprit op en keken rechts en links in de lachende en grijnzende tronies van het 'Herrenvolk' waaraan we nu weer overgeleverd waren.''