De ontruiming van Arnhem had grote gevolgen voor wat we nu de
'risicogroepen' zouden noemen. Voor onderduikers die dachten er
een goede schuilplaats te hebben gevonden; voor mannen die zich
met of zonder documenten hadden weten te onttrekken aan de
Arbeitseinsatz. Met het gedwongen vertrek vielen de argumenten
weg waarom men in Arnhem 'onmisbaar' was. Toch rukte de evacuatie veel gezinnen uit elkaar. Mannen tussen zestien en 55 jaar
konden zich nauwelijks op straat wagen. Op de soldaten bij de
'fuiken', die overal waren opgezet om arbeidskrachten te ronselen voor de aanleg van verdedigingswerken tegen het onvermijdelijke slotoffensief, maakte het argument dat iemand een evacuee
was geen indruk. Veel mannen waagden dat risico niet en bleven
achter.
Oot Halm keerde, enkele dagen na de Slag om Arnhem, vanuit Elst
terug naar Velp, waar ze een verpleegstersopleiding volgde.
,,Daar had zich intussen van alles afgespeeld. Tot mijn stomme
verbazing wemelde het plotseling van de jonge mannen. Sommigen
droegen doktersjassen; anderen overalls. Het bleken onderduikers te zijn, die hun toevlucht in het ziekenhuis hadden gezocht. Ze kregen allemaal een taak en een plek om zich te verstoppen als er een razzia kwam. Op een avond ging ik met een
van hen naar een huis, waar twee mannen me begroetten met 'how
do you do'. Dat waren para's van de Slag om Arnhem. Het werd
mijn opdracht om ze elke avond 'uit te laten'. Stijf gearmd
liep ik dan eerst met de een een blokje rond en daarna met de
ander. Op een dag waren ze weg. Ze zijn naar het zuiden gebracht en veilig in Engeland aangekomen.''
Een klop op de wc-deur
In verband met de kans op razzia's hadden de mannen in het
Hooiland in Beekbergen ergens in de bosjes een schuilhut van
kuilvoerschotten gebouwd, maar Duitsers lieten zich er nauwelijks zien. Een bezoek kan Ger Ruuls zich duidelijk herinneren.
,,Dat gebeurde toen ik op de wc zat. Die was buiten het huis,
maar wel in de voorgevel gesitueerd. Je kon er heerlijk je
zangkwaliteiten tot zijn recht laten komen. Maar opeens werd
mijn gezang verstoord door geklop en gerammel aan de deur. Ik
dacht dat de zoon van de boer mij wilde plagen en riep: 'He,
Gert-Jan, hou op; laat me lekker zingen', maar het geklop ging
door. Toen deed ik de deur open en keek ik in de gezichten van
enkele Duitse soldaten. Ook zij zullen stomverbaasd zijn geweest; zij dachten bij de voordeur van de boerderij te staan.
Uiteindelijk bleek dat ze de weg waren kwijtgeraakt en alleen
maar wilden weten hoe ze terug moesten fietsen.''
Een van de eerste evacuatieadressen van Bertie Wemmers was een
boerderij in Hupsel, een gehucht bij Eibergen. ,,De eerste
zondagmorgen zaten er ineens nog vier jongemannen en twee of
drie vrouwen aan tafel; onderduikers die we niet eerder gezien
hadden. Net toen de boer gebeden had en het eten zou beginnen
werd er op de ramen gebonsd en hard geschreeuwd. De boerderij
werd bestormd door Nederlandse SS'ers onder leiding van een
oudere Duitser. De onderduikers moesten met de handen in de nek
gaan staan; de jongemannen werden geslagen en geschopt, het was
verschrikkelijk. Tenslotte werden er drie meegenomen; de vierde
had schurft en mocht blijven. Voordat ze weggingen vroeg de
boer nog of hij eerst mocht danken voor het eten en dat werd
door die Duitser toegestaan.''
,,Al gauw kwam in Apeldoorn het bericht dat alle mannen zich
moesten melden voor werk aan de Duitse verdediging'', zegt Wiet
Roelofs. ,,Hoewel vader daar uiteraard niet veel zin in had
werd hem door de bakker waar we woonden te verstaan gegeven dat
hij voor evacuees geen risico wilde nemen, dus onderduiken was
er niet bij. Met vele evacuees die dezelfde ervaring hadden kwam
hij terecht in Zevenaar, waar ze tot ver in de omtrek tankgrachten moesten graven. Zo successievelijk namen de mannen er de benen en op een gegeven moment zag ook vader de kans schoon. Hij belandde op 3 december in Beekbergen, de dag na de grote razzia in Apeldoorn. Hij vroeg om onderdak bij een boerderij, waar toevallig ook een kennis woonde, de weduwe Gerritsen uit de St. Janskerkstraat. Ons vond hij terug op een heel ander adres, want we waren intussen verhuisd.''
Een razzia bij Montfoort
In november 1944 was Gerri van Nes uit Woerden getuige van het
wegvoeren van mannen na een razzia. ,,Mijn moeder en ik waren
aan de beurt om melk te halen. Het was een nare, tochtige
herfstdag; de motregen ging over in mistslierten zoals Marten
Toonder die tekent. We gingen naar Montfoort en om drie uur was
het al schemerig. We luisterden goed: geen jagers, geen schoten; alles leek rustig voor de veertien kilometer terug. Na een
poosje vloekte mijn moeder zachtjes. Ze had een slecht gezichtsvermogen en een bril met heel dikke glazen en ze kon
haast niets meer zien. Ik kon de dijk van rijksweg 12 al
onderscheiden; daar eerst een flauwe bocht en dan er onderdoor.
Onder de brug doemde een menigte op, tussen pantservoertuigen,
groene auto's en Duitsers met spijkerlaarzen. Het brugdek was
niet te zien; daar golfde heel traag een mensenmenigte overheen. Het fietspad werd geblokkeerd door motoren met zijspan;
we wurmden ons er langs. We hoorden kinderstemmen. Ik vroeg
mijn moeder argeloos wat dat toch te betekenen had. Op hetzelfde moment greep zij me met haar lenige vingers in mijn
nekvel en siste: 'Arbeitseinsatz! Wegwezen hier!'. Nooit in
mijn leven zal ik de in-trieste aanblik vergeten van die
haveloze, schuifelende, armzalige, tot op het bot verkleumde en
vermoeide mannenmassa.''
,,De plaatselijke NSB was in Eerste Exloërmond heel actief'',
merkte Tineke Boels. ,,Ze vonden dat die evacuees wel wat konden
doen, en mijn vader werd opgepakt. Hij moest naar Westerbork om
te graven. Hij vertrok met een overall aan en een schop over de
schouder. We vonden het een raar gezicht en moesten er nog om
lachen ook. Door bemiddeling van de NSB-burgemeester van Exloo
is hij trouwens weer snel teruggekomen.''
Ik voelde mij even een hed
Rein van den Berg kwam in februari in Borculo terecht. ,,Boer Krukering nam ons mee naar de Dijkhoek. We konden hem
eerst niet verstaan. Toen hij hoorde dat broer Chris in Doesburg zat, om graafwerk te verrichten, zei hij tegen vader dat-ie hem moest halen; hij kon wel een extra hulp gebruiken. Maar
vader durfde dat niet aan; hij was bang opgepakt te worden. Dus
heb ik het aangeboden. Onderweg moest ik een paar keer een
greppel induiken, omdat Typhoons en Spitfires overvlogen die
schoten op alles wat bewoog. In Drempt vond ik Chris; hij was
achter de kerk aan het graven. Ik overnachtte in de kazerne in
Doesburg; ik moest wegduiken in het stro, want met twaalf jaar
was ik toch wel erg jong voor een arbeider. Chris fietste de
volgende dag met me mee. Toen moest hij zich op het gemeentehuis in laten schrijven als evacuee. Maar daar zei de ambtenaar:
jij bent zeventien jaar en je moet morgen melden om loopgraven
te maken. En dat heeft hij gedaan tot de bevrijding. Maar ik
voelde me toch even een held.''