Volgens oud-tante zuster Ursula werd Jan Schuver in donker Afrika opgegeten
door een krokodil. Maar ze herinnerde zich ook dat ergens nog een schoenendoos
met papieren van hem moest staan. Dat bleken dagboeken te zijn, waarin de
Nederlandse ontdekkingsreiziger nauwkeurig verslag had gedaan van zijn reizen
in Egypte, Soedan en Ethiopië tussen 1880 en 1883.
Nederlandse ontdekkingsreiziger Juan Schuver: 'Het was iets nobels dat mij dreef'
Haarlemmermeer lag even in Afrika
Door ANDRÉ HORLINGS
Juan Maria Schuver (Biografie Koninklijke Bibliotheek)
(8 februari 1997) De Nederlandse ontdekkingsreiziger Juan Maria Schuver (1852-1883) heeft in de
geschiedenis maar weinig sporen nagelaten. Zijn naam drong niet of nauwelijks
door tot encyclopedieën en andere naslagwerken. De verhalen die hij over zijn
reizen schreef trokken geen aandacht meer. Een collectie van zo'n honderd
voorwerpen die hij tijdens zijn tochten in het gebied tussen Blauwe en Witte
Nijl verzamelde kwam via Artis en het Tropenmuseum in 1947 terecht in een
opslagruimte van het Rijksmuseum voor Volkenkunde in Leiden. Een schoenendoos
vol dagboeken lag in een vergeten hoekje van een zolder, ergens in Amsterdam.
Totdat de Engelse antropologe prof. Wendy James een kleine twintig jaar geleden
een onderzoek begon naar volkeren in Zuidwest-Soedan. Zij raakte gefascineerd
door de verslagen van Schuver in bijvoorbeeld het gerenommeerde 19e eeuwse
geografische tijdschrift Petermanns Mitteilungen en ontdekte tot haar verbazing
dat de ontdekkingsreiziger in eigen land vrijwel onbekend was. Uiteindelijk
kwam James terecht bij oud-tante zuster Ursula, die zich nog vaag wist te
herinneren dat een ver familielid in Afrika was opgegeten door een krokodil en
dat ergens nog een schoenendoos met papieren moest staan.
Toen die werd
gevonden bleek hij een schat te bevatten: een stapel dagboeken waarin Schuver
uitvoerig, humoristisch en soms uitgelaten verslag deed van zijn tochten. Samen
met twee collega's schreef Wendy James een vuistdik boek over de reizen die hij
maakte. Voor het Leidse museum voor Volkenkunde aanleiding voor een
tentoonstelling die tot 13 juli te bezichtigen is.
Erfenis van half miljoen
Een ontmoeting met krokodillen, zoals beschreven door Juan Schuver. (Illustratie: Juan Maria Schuver's Travels in North East Africa, 1880-1883) ->
Johannes Maria Schuver werd in 1852 in Amsterdam geboren. Zijn vader was een
welgestelde handelaar in koffie en thee en eigenaar van verschillende huizen.
Na de dood van zijn moeder in 1871 nam z'n vader Jan mee op een grote reis door
Europa. Pas anderhalf jaar later kwam hij terug; intussen had hij onder meer de
Balkan, Rusland en Scandinavië bezocht. Bevangen door de reiskoorts slaagde
Schuver erin correspondent te worden bij het Algemeen Handelsblad, dat hem in
1873 naar Spanje stuurde om daar de Burgeroorlog te verslaan. In Spanje
veranderde Schuver zijn voornaam in Juan en na de vrede van 1876 reisde hij
door richting Balkan, om over de Russisch-Turkse oorlog te berichten. Intussen
droomde hij over een nog groter avontuur: het verkennen van gebieden waar nog
nimmer een blanke een voet had gezet.
Toen zijn vader in 1879 overleed erfde
Juan Schuver een half miljoen gulden en hij kon zijn droom gaan waarmaken. Eind
1880 reisde hij naar Caïro; één van de belangrijkste steden van het Ottomaanse
rijk dat op instorten stond. In Soedan werden alle moslims gemobiliseerd voor
een 'heilige oorlog' tegen het Turks-Egyptische regime. Ethiopië verlegde zijn
grenzen naar het westen en koloniseerde nieuwe gebieden. Op de plaats van de
'witte plekken' op de Afrikaanse kaart, waar nog geen blanke een voet had
gezet, woonden onberekenbare stammen.
Op advies van enkele gerenommeerde
geleerden en reizigers, die aanbevelingsbrieven voor hem schreven, besloot
Schuver de nog onbekende gebieden langs de Blauwe Nijl te verkennen.
Op 1 januari 1881 begon Juan Maria Schuver zijn reis richting Soedan,
afwisselend per trein, boot, kameel en te voet.
Smerigste stad ter wereld
In Khartoum, de hoofdstad van
Soedan, een eeuw geleden beschreven als 'de smerigste stad op aarde', maakte
Schuver zijn eerste tussenstop. Na bijna een maand vervolgde hij zijn tocht
langs de oevers van de Nijl. Het is moeilijk om de reis van Schuver op een
moderne kaart te volgen. De namen van de meeste plaatsen, gebieden en rivieren
zijn inmiddels diverse malen veranderd; de stammen zijn verhuisd of verdwenen.
Op kaarten die hij zelf vervaardigde zijn aanduidingen te vinden als 'Veel
bergen', 'Minder bergen' en 'Onbewoonde vlakte van de Witte Nijl', terwijl
elders 'Bari-negers', 'Koma-negers', 'Horro-Gallas' en 'Berta-stammen' woonden. <- Afrikaans dorp. (Illustratie: Juan Maria Schuver's Travels in North East Africa, 1880-1883)
Op 12 juli 1881 kwam hij in de pleisterplaats Fadasi aan. Daar hield de
Turks-Egyptische heerschappij op en begon het Galla-gebied; een regio die nog
niet door Europeanen was verkend. Het verraderlijke klimaat in Fadasi eiste wel
zijn tol: Schuver en zijn metgezellen werden ernstig ziek; één van hen
overleed. Maar hij piekerde niet over terugkeer naar de bewoonde wereld. Eind
juli reisde het gezelschap verder. Na enkele omzwervingen in het Oromo-gebied
kwam Schuver in Gobo bij de Baro-vallei aan, 2000 meter boven de zeespiegel.
Volgens de geruchten in Gobo zou in de vallei een groot meer liggen, dat nog
nooit door Europese ogen was aanschouwd. Schuver ging op pad en zag na dagen
klimmen in de verte een glimp van het spiegelende water. Hij doopte de plas
'Haarlemmermeer' om, aldus zijn dagboek, ,,een naam op de wereldkaart terug te
roepen, die op de kaart van mijn vaderland voorkwam, totdat de vlijt en
volharding mijner landgenoten hem deed verdwijnen en in een vruchtbaar en
volkrijk district veranderen''. Trots noteerde hij zijn ontdekking op een door
hemzelf getekende kaart. Achteraf bleek het 'meer' een tijdelijke overstroming
van de naburige rivier. Eind vorige eeuw raakte een groep Franse officieren,
met zijn kaart onderweg in de Ethiopische hooglanden, daardoor nog danig de weg
kwijt.
'Paradijs ligt in het land der Koma-negers'
Vanuit Fadasi maakte Schuver nog verschillende reizen door het
omvangrijke gebied. In het land van de Koma-negers vond hij naar eigen zeggen
het paradijs. De stammen leefden volstrekt geïsoleerd van wat toen de 'bewoonde
wereld' heette. Slavenhandelaars hadden het gebied nog niet ontdekt; de mensen
waren nog niet beïnvloed door de politieke ontwikkelingen elders op het
continent. Voor het eerst tijdens zijn omzwervingen werd Schuver niet bij
voorbaat aangezien voor een Turk; een vertegenwoordiger althans van het gehate
regime. In zijn dagboek schreef hij over het gebied als 'het land van belofte';
een 'Afrikaans Eden', temidden van de destructie, uitbuiting en angst.
Eind 1882 was de politieke situatie in het gebied erg instabiel geworden.
Overal werd Schuver aangezien voor een Turkse spion. Hij keerde naar Famako
terug, waar echter beslag gelegd werd op zijn wapens en voorraden. In Khartoum
probeerde hij zijn eer te redden door het schrijven van een groot aantal
brieven naar invloedrijke instanties, maar die hadden andere zorgen en
reageerden niet.
Toch bleef hij hunkeren naar onbekende verten. In juli 1883
vertrok hij weer, op een schip met een escorte van 400 soldaten, naar het
dorpje Meshra el-Rek, om een alternatieve route langs de Witte Nijl te vinden.
Bij aankomst bleek het dorp echter al twee maanden te worden belegerd door
Dinka-soldaten. Om de passagiers te beschermen mocht niemand van boord. Maar
Schuver kreeg na langdurig onderhandelen toestemming om de blokkade te
doorbreken en zijn reis voort te zetten.
'Iets diepers, waar ik niet over schrijven kan'
Uit een brief aan zijn oom wordt
duidelijk dat hij erg tegen de expeditie op zag: ,,Alleen en onbewapend hoop ik
in zestien dagen een route af te leggen waar zes maanden geleden nog
driehonderd soldaten zijn vermoord. Ik hoop dat de negers het verschil zullen
zien tussen een vredelievende reiziger en een Turkse onderdrukker.''
Uit het
einde van de brief wordt duidelijk dat hij de gevaren onderkende: ,,Wanneer dit
mijn laatste woorden zijn: geloof niet dat het mijn ambitie was om mijn naam te
vestigen die mij naar het noodlot bracht. Het was iets diepers, waar ik niet
over schrijven kan; iets nobelers dat mij dreef.''
Op 17 augustus 1883 vertrok
Schuver, aan het hoofd van een bescheiden expeditie van tien man, onder
Nederlandse vlag. Hoe hij aan zijn einde kwam is bekend geworden dankzij de
getuigenis van zijn bediende Anyar. In het plaatsje Tec was hij vriendelijk
ontvangen. Maar tijdens een gesprek met het dorpshoofd en diens wijze mannen
had iemand plotseling zijn geweer afgepakt. Toen hij een poging deed om het
terug te krijgen werd hij omringd door een menigte van spottende, joelende
mannen en kinderen. In het gedrang dat ontstond stak iemand hem een speer in de
rug. Schuver was onmiddellijk dood.
Wendy James: 'Juan Maria's Schuver's travels in North East Africa' (The Hakluyt
Society, London).
De tentoonstelling, 'Op ontdekkingsreis in Afrika
Uit het dagboek van Jan Schuver' is t/m 13 juli 1997 te bezichtigen in het
Rijksmuseum voor Volkenkunde, Steenstraat 1 in Leiden.