Door te vinken op bijvoorbeeld de benen,hoeven etc krijgt u een beschrijving van het onderdeel.
Voor de verzorging klikt u hier
Paardenoren en dus ook Tinkeroren moeten levendig zijn en u overal volgen, als een tweede paar ogen. Horen is voor een paard net zo belangrijk als zien. De zeer beweegelijke oren van het paard zeggen veel over zijn gedachten, stemming en belangstelling. Een slaperig paard laat zijn oren hangen. Bij gespitste oren heeft iets zijn/haar aandacht getrokken. De richting van de oren geven aan waar vandaan het geluid komt. Dit kan echter ook angst of gevaar betekenen. Oren die plat naar achteren liggen duiden op boosheid of angst.
De ogen behoren te glanzen. Bij somige Tinkers liggen de ogen in de witte bles van het paard. In dat geval zijn de ogen vaak blauw gekleurd en worden ze maanogen genoemd. Dit heeft overigens niets te doen met maanblindheid. Dit is een aangeboren afwijking waarbij het regenboogvlies geheel of gedeeltelijk wit is, doordat daar ter plaatse het normale pigment ontbreekt. Het gezichtsvermogen is normaal en het dier heeft er geen hinder van. De aandoening is waarschijnlijk erfelijk.
Bloemkoolvormige zwarte vlekjes in de iris zijn normaal en worden corpora nigra genoemd. Het slijnvlies rond het oog en aan de binnenkant van het ooglid moet zalmroze zijn.
De meeste paarden hebben vaste eetgewoonten en ze veranderen hun gedrag niet tenzij er iets niet in orde is. Ze mogen geen voer uit hun mond laten vallen tijdens het eten, iets wat bekend staat als "proppen kauwen". De neusgaten mogen niet wijd open staan terwijl het paard rust, en er mag geen afscheiding zijn.
Meer informatie over mond en neusgaten zijn van harte welkom, mail me
Over dit onderwerp heb ik nog weinig informatie kunnen verzamelen. Elke vorm van informatie over de manen en waarom zijn dus van harte welkom. Stuur mij even een mailtje door hier te klikken
Het bovenste deel van het been bepaalt de beweging, het onderste de draagkracht. Door de gewrichten kan het been buigen en ze functioneren als schokdempers. Pezen verbinden de spieren met de botten, waardoor het hele been kan bewegen.
De gewrichten van alle paarden hebben dezelfde bouw, maar ze hebben zich aangepast aan de specifieke eisen die er aan een ras worden gesteld. Dunne benen zijn geschikter voor snelheid en beweeglijker. Grote gewrichten hebben een groter oppervlak waarover het gewicht van een zwaar paard zich kan verdelen. Kleine gewrichten bij een groot paard of andersom hebben problemen tot gevolg.
Het is moeilijk om een paard te vinden met benen die in alle opzichten perfect zijn, maar hoe beter ze zijn, des te kleiner de kans op gebreken. Het paard moet in staat zijn om "vierkant"te staan met de achterbenen percies achter de voorbenen. Elk paar benen moet gelijk zijn, met even grote gewrichten, en beide benen moeten echt verticaal zijn. Vanaf de zijkant gezien moeten de benen recht zijn. De hoeven mogen niet naar binnen of naar buiten wijzen, en de pezen en gewrichten mogen niet gezwollen of pafferig zijn.
Verkeerde beenstanden:
door een verkeerde beenstand kan het gewicht zich niet evenredig verdelen over het hele been en wordt op bepaalde gebieden extra druk uitgeoefend. Als een paard bokbenig is of holle knieen heeft drukt zijn gewicht op het kwetsbare gebied van de koten. Als de hoeven naar binnen of naar buiten staan wordt er druk uitgeoefend op een zijde van vetlok,koot en hoef. Als de sprongewrichten te ver onder het paard staan, moeten de spieren hun maximale inspanning te vroeg in de pas bereiken. Als ze te ver naar achteren staan komt de maximale inspanning te laat voor een goede stuwing. Koehakkigheid en O-benen verzwakken de stuwing an de achterhand, omdat de benen gebogen naar voren worden gebracht in plaats van recht.
Tinkers hebben vaak zware witte benen met veel behang. De langere beharing begint al vaak net onder de hak en op de voorbenen ter hoogte van de voorknie.
Voor rijpaarden geld dat ze het liefst een vrij lange gebogen hals moeten hebben zonder aanleg tot een mollige keel, die de buiging van het hoofd zou belemmeren. Een lange hals wordt geassocieerd met snelheid, een kortere met kracht. Zo missen trekpaarden de lange hals van een volbloed.
Tinkers hebben over het algemeen een korte krachtige hals dat vaak gespleten en licht aflopend is.
Binnenkort volgen er foto's van dde hals.
De hoef van het paard is eigenlijk hetzelfde als de klauw van een dier of de nagel van een mens. De stevige wand vormt een halve cirkel, met de flexibele straal in het open gedeelte van de boog. Daardoor is de hoef in staat om iets uit te zetten waardoor hij het lichaamsgewicht beter kan dragen. Het gewicht van het paard hangt in feite aan de schuine hoefwanden en steunt niet op de zolen. De achterhoeven hebben een andere vorm dan de voorhoeven maar zijn identiek gebouwd.
De hoefhoorn bestaat uit een soort eiwit dat keratine heet. Het wordt gevormd door de cellen van de kroonrand in een soort buisjes die verticaal over de hoefwand naar beneden lopen. Een gezonde hoef heeft een glad oppervlak, zonder horizontale groeven of verticale barsten. Het hoefhoorn moet hard zijn, en niet zacht en brokkelig. De zool moet een beetje hol zijn en het grootste gedeelte moet gelijk lopen met de draagrand van de bekapte hoef. In tegenstelling tot wat er nogal eens wordt gedacht, speelt de straal geen rol in de bloedcirculatie van de hoef; hij functioneert als een veer, doordat hij de schok absorbeert als de hoef op de grond komt.
De grootte van de hoef kan de afkomst van een paard verraden. Hoog in het bloed staande paarden hebben kleine, compacte hoeven die niet te steile wanden mogen hebben of bokhoevig mogen zijn. Zware trekpaarden hebben grote, brede hoeven zodat ze niet zo snel in de grond zakken, de onderbenen hebben vaak veel behang. Hoe een paard ook is gebouwd, de hoeven mogen niet te lang zijn voordat ze weer worden bekapt. Te lange hoeven splijten aan de uiteinden en zakken naar beneden bij de hoefballen, wat grote spanningen in de hele hoef tot gevolg heeft.
Het gewicht van het paardenlichaam steunt op een hele rij botjes die de koten vormen. Dat gewicht wordt opgehangen aan de hoefwand door middel van de laminae( De laminae verbinden het hoefbeen met de hoefwand. Ze bestaan uit duizenden kleine in elkaar grijpende bladeren of vingers van bot en hoef, gescheiden door een dun netwerk van bloedvaten en zenuwen) . De katrol en de diepe buigpees die erover heen ligt, zijn buitengewoon gevoelig voor te zware belastingen.
Als een hoef de grond raakt, ontstaan schokgolven. Als de hoef niet in balans is en niet zo is gevormd dat hij de schokgolven naar de koot stuurt die parrallel is aan de botten, zullen de pezen, gewrichten en botten ongelijk worden belast. Weinig paarden hebben de perfecte hoeven, maar een juiste verzorging kan voorkomen dat kleine foutjes uitgroeien tot grote problemen.( voor verzorging van de Tinker klik hier )
De lengte van de rug is vooral bij het rijpaard erg belangrijk. Een te lange rug kan zwak zijn en een te korte rug kan de beweging beperken
Meer informatie over de rug van het paard is van harte welkom. Klik hier om een mailtje met informatie te sturen.
De schoft van een Tinker is vaak hoog maar niet zo sterk ontwikkeld. De hoogte van het paard wordt gemeten vanaf de grond naar het hoogste punt van de schoft.
Meer informatie over de schoft is welkom, klik hier en stuur mij een mailtje met meer informatie over de schoft van een paard.
De staart moet glanzen en beweeglijk zijn. Het paard mag de staart niet tussen de benen klemmen, en hij mag niet vies zijn ( hoewel dit met Tinkers natuurlijk niet altijd meevalt ). Als het paard wegdraaft, moet de staart recht dragen en niet scheef naar een kant; dat kan erop wijzen dat het paard ergens pijn heeft. Als het paard zijn staart schuurt of kale plekken op de staartwortel heeft kan dat duiden op wormen of zomereczeem.
De staart van een Tinker moet een middelmatige inplanthoogte hebben, niet zo hoog als bij een Arabier maar hoger dan een trekpaard. De staart is net zo als bij andere paarden ook voor de Tinker van vitaal belang. Bij sommige Tinkers zijn de staarten ongelooflijk van lengte en hebben een enorme omvang. De staart is niet alleen lang genoeg om de grond te raken maar ook de breedte en de dichtheid zijn enorm. Wanneer u een volle staart in de wind houdt heeft deze bijna de omvang van een overjas.
De lichaamfuncties van het paard hebben zich aangepast aan de eisen die aan hen weden gesteld. Het paard was een graseter en zijn spijsvertering moest cellulose kunnen verteren. Het paard was een vluchtdier ( en is dit nog steeds) , zijn spieren hadden soms plotseling extra zuurstof nodig. De milt ontwikkelde zich zo dat hij rode bloedlichaampjes op kon slaan om ze, zodra dat nodig was, meteen het bloed in te stuwen. Het ademhalingssysteem en de bloedsomloop hangen nauw samen. Het heeft geen zin als zuurstof uit de ingeademde lucht wordt gefilterd ( wat de functie is van het ademhalingssysteem), als die zuurstof niet aan de lichaamscellen kan worden doorgegeven, wat de functie is van de bloedsomloop. Gassen verplaatsen zich van gebieden waar ze in een hoge concentratie aanwezig zijn naar gebieden met een lage concentratie. Zuurstof uit de lucht gaat door de wanden van de longen naar het bloed, dat door het lichaam wordt gepompt. Koolzuurgas gaat van het bloed naar de longen en wordt weer uitgeademd. Het hart bestaat in feite uit twee pompen. Het heeft twee hartkamers die elk een bloedsomloop verzorgen. In de ene bloedsomloop wordt zuurstofarm bloed naar de longen gepompt, waar het zuurstof opneemt en koolzuurgas afscheidt. In de tweede bloedsomloop wordt zuurstofrijk bloed door het lichaam gepompt, waarbij zuurstof vrijkomt en koolzuurgas wordt opgenomen.
Het zenuwstelsel coördineert alle lichaamsfuncties. Het krijgt informatie via de zintuigen, beslist wat er moet gebeuren, en stuurt dan instructies naar het betreffende systeem om dat doel te bereiken. Het meeste wat het zenuwstelsel doet, gebeurt onwillekeurig.
Het paard heeft maar een kleine maag nodig omdat zijn voedsel in de dunne darm wordt verteerd. Onverteerbare vezels gaan naar de blinde darm en de dikke darm om te worden afgebroken. Vocht wordt in het bloed opgenomen en de droge restanten worden afgescheiden als mest. Paarden eten veel cellulose, of vezels. Deze moeten worden afgebroken dor bacteriën die in de dikke darm leven. Er zijn verschillende soorten bacteriën, elk bedoeld voor een speciaal soort vezel. Het lange spijsverteringskanaal maakt twee bochten van 180 graden waar voedsel gemakkelijk klem kan komen zitten en koliek kan veroorzaken.
Een netwerk van zenuwen stuurt informatie vanuit het hele lichaam naar het ruggemerg. Belangrijke reflexen, zoals de reactie op hitte, ontstaan in het ruggemerg zelf, maar de meeste signalen gaan door naar de hersenen die instructies terugsturen naar het ruggemerg.
De Tinker en eigenlijk elk paard is afhankelijk van zijn gebit. De maagsappen van de Tinker kunnen de cellulose in het gras niet afbreken, dit wordt gedaan door bacteriën in de dikke darm. Als de tanden en kiezen de planten niet tot een dikke brij vermalen zijn de bacteriën niet in staat om hun werk te doen, kan de Tinker de voedingsstoffen niet opnemen en kunnen de vezels bekneld raken in de ingewanden. Het ontbreken van een goed functioneel gebit is waarschijnlijk een van de belangrijkste redenen waarom een paard in het wild niet erg oud wordt.
Onder- en bovenkaak zijn wat het gebit betreft elkaars spiegelbeeld. Elke kaak heeft zes snijtanden ( drie aan elke kant). Deze tanden snijden het gras af. Volwassen Tinkers hebben zes premolaren ( kies die zich tussen een hoektand en een echte kies "een molnaar"bevindt) en zes kiezen ( drie van elk aan iedere kant). Deze tanden kauwen het voedsel. Bij jonge Tinkers zijn de achterste drie kiezen nog niet aanwezig. Mannelijke Tinkers hebben vaak aan elke kant een haaktand. Deze hebben geen functie meer. Om goed te kunnen snijden moeten de boven- en ondertanden precies op elkaar liggen. Dit is vooral belangrijk voor in het wild levende Tinker ( eigenlijk alle paarden) , omdat deze verhongeren als ze geen gras kunnen afsnijden. Voor onze huis, tuin en keuken Tinker kan gras worden gemaaid. Soms is de bovenkaak langer dan de onderkaak, waardoor de boventanden boven de ondertanden uitsteken. Een paard met deze afwijking wordt een overbijter genoemd. Als de onderkaak langer is wordt het paard een onderbijter genoemd. Aan de tanden kan men de leeftijd van een paard aflezen. Het oppervlak van de snijtanden raakt afgesleten naarmate het paard ouder wordt, waardoor een andere dwarsdoorsnede zichtbaar wordt. Hiermee kan de leeftijd van het paard worden geschat tot een jaar of acht. Vanaf de acht jaar is een paard officieel "aftands". Hoe ouder een paard is, des te schuiner staan zijn voortanden. Als het paard een jaar of tien is, verschijnt de groeve van Galvayne aan de bovenkant van de bovenste hoeksnijtanden. Deze groeve groeit langzaam naar beneden. Een veulen heeft een stel melktanden die geleidelijk worden vervangen door blijvende tanden; meestal allemaal tegelijk als het paard een jaar of vijf is. Het aantal aanwezige melktanden kan als een richtlijn dienen voor de mate waarin een paard wordt belast.