EXO NATUURKUNDE 2000 / 2001 |
Verwerking |
|
De LUX-meter is niet voor iedere kleur licht even gevoelig. Daarom hebben we de gemeten intensiteit per kleur nog moeten omrekenen naar werkelijke intensiteit. Dat hebben we gedaan met behulp van de volgende omrekengrafiek uit de handleiding van de meter. Als je bij de kleur rood bijvoorbeeld een LUX-waarde gemeten hebt van 16, kun je die op deze manier omrekenen: (16 * 100) / 5 = werkelijke intensiteit Die 5 kun je uit de grafiek aflezen, want bij de kleur rood - met een
golflengte van ongeveer 680 nm - is de gevoeligheid van de LUX-meter
maar ongeveer 5%. Voor de overige kleuren hebben we de volgende golflengtes
gebruikt: Het vermogen hebben we gevonden door de stroomsterkte te vermenigvuldigen met de spanning. De spanning hebben we steeds gemeten en de weerstand bleef constant (10 kilo-Ohm). Om de stroomsterkte te bepalen hebben we de Wet van Ohm toegepast: I = V / R Vervolgens vermenigvuldigen we die met de spanning en weten we het opgeleverde vermogen. P = I · V Aan de hand van deze omrekeningen hebben we deze volgorde gevonden van de kleuren licht in afnemen vermogen:
Met deze volgorde zullen we echter niets meer doen, omdat hij niet kan kloppen. Zie voor verdere uitleg het hoofdstuk Voorstel tot verbetering. We hebben ook geconstateerd dat er een verband moet zijn tussen de breedte van de lichtbundel en de gemeten intensiteit en tussen de breedte van de lichtbundel en de gemeten spanning. Het blijkt dat de intensiteit van de breedste bundel steeds ongeveer 70% is van de intensiteit van de minder brede bundel. De spanning van de breedste bundel is ongeveer 58% van de spanning van de minder brede bundel. Dit zijn de berekeningen daarvan: Spanning: Intensiteit: |