Brouwersstraat.

Kleine en Grote Brouwersstraat

Index

Deze straat(jes) liepen van de Kalvermarkt naar de Turfmarkt. Op de plaats waar nu het stadhuis staat. Hier werd in 1547 de bierbrouwerij "De Oyenvaar" opgericht. Dit tot grote ontevredenheid van de andere steden. Zij hadden ooit bereikt dat alleen in de steden bier mocht worden gebrouwen en zij beschouwden Den Haag als deel van het platteland. Toch bleef Den Haag bier brouwen De brouwerij is in 1794 gesloopt. Alleen de naam van deze straat doet hem nog, in herinnering voortleven. Het is haast niet voor te stellen, maar op de plaats van het nieuwe stadhuis bevond zich een drukbevolkte wijk met een ingewikkeld stelsel van hofjes en stegen. Over de bouwkundige kwaliteit van veel panden viel wel wat aan te merken, hetgeen meteen ook de ramp van 1861 verklaarde.

Toen, op de 15 Juni, zakte spontaan de voorgevel van een pakhuis in elkaar. De hele buurt in rep en roer. Twee kinderen en een oude dame hadden de muur over zich heen gekregen. De laatste moest ijlings naar het burgergasthuis worden gebracht ook een 9 jarig meisje bleek zwaar gewond te zijn. Het derde slachtoffer was verongelukt. Toch had de zogeheten commissie van toezicht het verwoeste pakhuis nog kort tevoren aan een inspectie onderworpen. De controleurs bleken niet binnen te zijn geweest, concludeerde de hoofd-commissaris van politie. Slecht onderhoud luidde de diagnose van burgemeester en wethouder en liet de zaak voor wat het was. Over de ouders van het 9 jarig meisje kon de gemeente kort zijn Ze hadden nog 5 andere kleintjes en beschikten over een niet meer dan een eenvoudige woning. Als bron van inkomsten diende het bescheiden loontje dat vader Doege Groen bij elkaar sprokkelde als sjouwer. De gemeente wees hem niet direct de deur, maar stelde een onderzoek in. Dat maakte duidelijk dat het Burgerlijk Armbestuur al èèn keer EEN GULDEN had gefourneerd voor het ernstig zieke dochtertje. Bovendien werd ontdekt dat het gezin sinds enkele jaren, in de wintermaanden, steun ontving van het R.K. Armbestuur. Ook al ging het in dit geval om een bedrag van EEN GULDEN per TWEE MAANDEN. De gemeente wenste zich niet langer met deze kwestie bezig te houden en verwees naar het kerkelijk armbestuur.

Op het moment dat deze kwestie speelde kon dit buurtje reeds bogen op een meer dan 350 jaar oude historie. Want op dezelfde plaats werd er door Wiert Gerritz van Overmeer bovengenoemde brouwerij gebouwd. Eveneens op dit perceel bevond zich een particuliere slachterij, die in 1875 de woede opwekte van omwonenden. Zij klaagden over de stank die de ambachtelijke bedrijvigheid met zich meebracht. Een commissaris van Politie kwam zich persoonlijk op de hoogte stellen van de mate van overlast. Bloed en afval werden sindsdien niet meer aangetroffen. Dat het met de hygiëne niet zo best gesteld was bleek ook uit het feit dat de slager, zonder vergunning, volop darmen hebben staan drogen, een schuit die regelmatig bij de Turfmarkt aanmeerde, en daar enige tijd bleef liggen, voor het ophalen van de zogeheten "kiebeltonnen."

Het waren de voorlopers van de toiletten in de huizen. Dan was er nog de overslag van de as uit de haarden en ovens. Een slager, overigens de vader van de darmendroger, en een drogist konden de ontberingen niet langer verdragen. Met een brief verzetten zij zich krachtig tegen de stank van het vuilnis en de aswolken. En dit alles is nog maar net 100 jaar geleden.