Stamhouders

Volgens oud Nederlands gebruik stammende uit de middeleeuwen en naar alle waarschijnlijkheid nog langer  zal als Stamhouder zijn: ook volgens Europees recht, de oudste zoon van de oudste zoon en zo vervolgens.

Men moet hier niet te gering over denken want hier zitten nog steeds bepaalde verantwoordelijkheden aan verbonden.

Wanneer een stamhouder bij zijn verscheiden GEEN zoon achterlaat, vervalt deze naar zijn in opvolging aan zijn broeder.
En wederom oudste naar oudste, dat dit geen sinecure  is zal het volgende  bewijzen.

Het is in  zonderheid te danken aan het beleid van H.M. Emma  de koningin  Moeder die zowel door haar huwelijk met  Koning Willem 3, Prins van Oranje Nassau, als door geboorte van moeders zijde ( uit Helena, Prinses van Nassau zelve nauw aan het Ottosche en aan de Walramsche lijnen aan het huis Nassau was verwant. Dat tenslotte de Titel Oranje Nassau aan de nakomelingen van  H.M. werd gewaarborgd. Dit is als volgt in zijn werk gegaan.

Bij het Huwelijk van Koningin Wilhelmina met Hertog Hendrik van Mecklenburg -Schwerin op : 7 februari 1901 kende de Nederlandse grondwet wel een "Prins" doch geen "Prinses" van Oranje.

Op 2 december 1900 verstrekte H.M. de Koningin Moeder (Emma)  aan de gepensioneerde Kolonel der Huzaren F. de Bas, toenmalig werkzaam aan het Koninklijk huisarchief later Luitenant Generaal, Titulair Directeur van het Krijgsgeschiedkundig Archief van de generale staf, de eervolle doch moeilijke opdracht om : door  Adolf, Groothertog van Luxemburg, aan de kinderen geboren wordende uit het Huwelijk van : H.M. de koningin met Hertog Hendrik van Mecklenburg-Schwerin, de titel van Prins van Nassau te waarborgen. Waarover de Groothertog als oudste "Agnaat" der Walramsche en Ottosche lijnen beschikte.

Bij overleg van 3 december 1900 tot 8 december 1900 te Wiesbaden en Biebrich met de Groothertog, door tussenkomst van H.D. Grootmeester Baron von Hadeln stemde de Groothertog aanvankelijk toe, maar trok daarna zijn toezegging weer in.

Volgens opdracht der Koningin Moeder begaf Kolonel F. de Bas zich vervolgens van 9 januari 1901 tot 17 januari 1901, zogenaamd voor een rustkuur naar Luxemburg, tot voortzetting van het overleg met de Groothertog zelve, en door tussenkomst van diens Minister President Jhr. Eijsen.

De Groothertog stemde tenslotte, na heel veel gepraat  over en weer toe. Na vele dagen geduldig te hebben " gerustkuurd" ontving Kolones de Bas op een goede dag de wenk, dat de oude nukkige Groothertog in een goede luim scheen.
In het volle besef van " nu of nooit" waagde Kolonel de Bas een laatste storm aanval
op de Veste welke gelukte.

Het overleg geschiedde uitsluitend mondeling, de schriftelijke toestemming waaronder het zo begeerde krabbeltje van de oude Groothertog werd later nagezonden Dit belangrijk document berust veilig in de kluis van het Koninklijk huis archief.

Aldus werd aan Prinses Juliana, en ook haar nakomeningen, bij de geboorte de titel van Oranje-Nassau verzekerd welke voor alle andere titels wordt gesteld.

Kolonel F de Bas was een der eerste die : wegens het welslagen van de opdracht, hem door H.M. Koningin Moeder Emma toevertrouwd en wegens zijn strijd om de titel van Oranje- Nassau wel verdient, werd benoemd tot Officier in de Orde van Oranje-Nassau met de zwaarden.

Zoals u heeft kunnen vernemen  is zo'n zaak wet erf opvolging geen geringe verantwoordelijkheid.
Al wordt dat door verschillende mensen niet zo ervaren. Voor ons echter wel, en wij hopen dat na het lezen van dit stuk ook voor U zal betekenen, ook de instelling van
" STAMHOUDER" is belangrijk.