De Profeet Mohammed Deel-3

    Het laatste openbaringen verwijzen naar de noodzaak voor hem om Mekka te verlaten



    Het was zijn geboortestad, waar hij zijn hele leven doorgebracht had, getrouwd was, waar zijn kinderen geboren waren en waar goddelijk uitnodiging tot hem gekomen was. Ondanks de bittere en wrede vervolging die hij en zijn volgelingen ervaren hadden,waren de mensen hem dierbaar en wist hij, dat het vertrek, wanneer het ooit zover komen zou, voor hem moeilijk te dragen zou zijn. Maar hij had zijn hele leven aan zijn missie gewijd en hij was klaar om datgene wat Allah hem op zou dragen met goed gemoed uit te voeren. De pijnlijke gedachte Mekka te moeten verlaten, werd echter door goddelijke verzekering dat hij eens terug zou komen, verzacht:
    “Waarlijk, Hij die jou de Qoer-aan gegeven heeft, zal jou zeker terugbrengen naar een plaats van terugkeer. Zeg: “Mijn Heer is zich bewust van degene die leiding brengt en degene die in een duidelijke fout verkeerd.” (Qoer-aan 28:850

    De eerste migratie naar abessinie (Ethiopie)

    De serie van vervolgingen begon op het einde van het vierde jaar van het profeetschap van de profeet eerst langzaam, maar voortdurend stijgend in aantal en met de dag en mand erger wordend, totdat de situatie in het midden van vijfde jaar uiterst ernstig werd en niet langer te verdragen was, en de moslims er serieus over begonnen te denken hoe zij de pijnlijke martelingen konden voorkomen. Het was in die donkere en wanhopige tijd, Dat Soerah Al-Kahf (hoofdstuk 18) geopenbaard werd, waarin definitieve antwoorden voorkwamen op de vragen waarmee de polytheisten van de Profeet voordurend lastigvielen. Deze Soerah bevatte drie verhalen die hoogste suggestieve parabels voor de ware gelovigen beschreven. Het verhaal van de metgezellen van de grot bevat impliciete leiding voor de gelovigen om weg te trekken van de geconcentreerde plekken van ongeloof en agressie, die het gevaar in zich dragen als lokmiddel te dienen voor de mensen om hen van het ware geloof te doen afdwalen:“(de jongemannen zeiden tegen elkaar)”
    En als jullie je van hen terugtrekken en van dat wat zij anders dan Allah aanbidden, zoek dan toevlucht in de grot,Jullie Heer zal jullie een mogelijkheid geven uit Zijn genade en jullie zaak voor jullie gemakkelijk maken.” (Qoera-aan 18:16)

    Vervolgens is er het verhaal van Al-Khidir ( de leraar uit arabie) en moesa ( moge vrede met hen allen zijn ) met een duidelijke verwijzing naar de wisselvalligheden van het leven. Toekomstige levensomstandigheden zijn niet noodzakelijkerwijze de producten van aanwezige voorwaarden, het kan zelfs zijn, dat zij categorisch het tegendeel zijn. Met andere woorden de oorlog die tegen de moslims gevoerd zou worden in de toekomst, zou een andere richting aannemen en de tirannieke onderdrukkers zouden op een dag aan hetzelfde lijden en aan dezelfde martelingen blootgesteld worden als de moslims. Bovendien is er het verhaal van Dhul-Qarnain (degene met twee hoorns), de machtige heerser van oost en west. Dit verhaal vertelt expliciet, dat Allah Zijn rechtschapen dienaren de aarde laat erven en alles wat erin is. Er wordt ook in verteld, dat Allah af en toe een rechtschapen man stuurt om de zwakken tegen de sterken te beschermen.

    Soerah Az-Zumer ( hoofdstuk 39 -De groepen ) werd toen geopenbaard en verwees direct naar migratie en vermelde, dat de aarde ruim genoeg is en de gelovigen zich niet beperkt moeten voelen door de krachten van tirannie en kwaad,…
    ”Goed is (de beloning) voor degenen die goed in deze wereld doen, en de aarde van Allah is wijd! Slechts degenen die geduldig zijn, zullen hun beloning volledig zonder berekening ontvangen.” (Qoer-aan 39:10)

    De profeet wist al, dat Ashamah Negus, de koning van Abessinië (Ethiopië), een rechtvaardig heerser was, die niemand van zijn onderdanen kwaad deed, en daarom gaf de profeet verlof aan zijn volgelingen om in Ethiopië asiel te zoeken.

    In Radjab van het vijfde jaar van het profeetschap, vertrok een groep van twaalf mannen en vier vrouwen naar Ethiopië .Onder de emigranten waren ‘Oethman bin ‘Affan en zijn vrouw Ruqayyah (de dochter van de Profeet, .Wat deze emigranten betreft zei de Profeet: “Zij zijn de eerste mensen die, na Ibrahim en Loeth ( vrede zij met hen ), ter wille van Allah geëmigreerd zijn.”

    Zij slopen in het donker van de nacht weg uit Mekka en trokken richting Rode zee, waar twee boten met hen geplande vertrek kwam de mensen van Mekka ter ore, en sommige mannen werden ter achtervolging ingezet, maar de gelovigen hadden al lang de haven van Shuaibah veerlaten en waren op weg naar hun veilige bestemming, waar zij warm welkom geheten werden volgens de verschuldigde gastvrijheid.

    In Ramadan van hetzelfde jaar, ging de Profeet het Heiligdom binnen,waar een grote groep polyheïsten van Qoeraish verzameld was, waaronder enkele vooraanstaande en beroemde mensen, opeens begon de Profeet Soerah An-Nadjm (hoofdstuk 53-De Ster) te reciteren. De respect-afdwingende woorden van Allah die zij plotseling hoorden, maakten hen spraakloos. Het was de eerste keer dat zij verrast waren door de waarachtige openbaring. Vroeger was het favoriete spelletje van deze mensen,die de openbaring wensten te onteren, niet alleen zelf niet te luisteren naar de openbaring, maar ook ware gelovigen niets konden verstaan. Zij dachten, dat ze de stem van Allah konden smoren: in werkelijkheid waren ze ellende voor zichzelf aan het verzamelen, want de stem van Allah kan nooit gesmoord worden: Zij die ongelovig zijn zeggen:

    “luister niet deze Qoer-aan en maakt herrie onder haar (recitatie) dat jullie mogen overwinnen.”(Qoer-aan 41:26)
    Toen de grenzeloos fascinerende woorden van Allah in direct contact kwamen met hun hart, vergaten zij de materialistische wereld rondom hen en werd door de goddelijke woorden hun aandacht zozeer vastgehouden, dat toen de profeet op het einde de hartvervoerende woorden sprak:
    De afgodendienaars, zonder dat ze in de gaten hadden en met volledige inwilliging,zich neerbogen in absolute godvrezende en vlekkeloze devotie. Het was inderdaad en prachtig moment van de waarheid die door de onvermurwbare zielen van de arrogante bespotters schoot. Zij waren verslagen, toen het hun duidelijk werd, dat de woorden van Allah hun hart vervoerd hadden en datgene teweeg had gebracht wat zij juist wilden vernietigen en beëindigen. Hun vrienden, die niet aanwezig waren geweest, verweten en beschuldigden hen ten zeerste hiervan; uiteindelijke begonnen ze leugens te verzinnen en belasterden ze de profeet, terwijl ze beweerden, dat hij zich verbonden voelde met het grote respect voor hun afgoden en de macht van gewenste voorspraak aan hen toeschreef. Dit waren alleen maar wanhopige pogingen een verontschuldigende rechtvaardiging voor het neerbuigen van henzelf met de profeet te vinden. Deze dwaze en onrechtvaardige lasterpraatjes kwamen overeen met hun levenstijl. Waarin het vertellen van leugens en samenzweren normaal was. Het nieuws van dit voorval werd verkeerd overgebracht aan de moslimemigranten in Abessinië . Hen werd verteld, dat de hele stam van de Qoeraish de islam had aangenomen en daarom maakten zij aanstalten naar huis terug te keren. Zij kwamen in Mekka aan in de maand Shawwal van hetzelfde jaar. Toen ze nog maar een uur reizen van Mekka af waren, ondekten zij hoe de situatie werkelijk in elkaar zat. Vervolgens keerden enkelen terug naar Abessinié , anderen slopen heimelijk de stad binnen en weer anderen gingen openlijk naar binnen, maar ander de bescherming van een locale edelman. Na de verspreiding van het nieuws over de warme ontvangst van de moslims in Abessinië waren de polytheïsten echter verschrikkelijk verontwaardigd en begonnen ze de moslims nog erger te onderdrukken met ververschrikkelijke martelingen.Daarop voelde de boodschapper van Allah zich verplicht de hulpeloze mensen toe te staan asiel in Abessinië te zoeken. Het vertrek was dit keer niet zogemakkelijk als het de vorige keer geweest was, want de Qoeraish waren op hun hoede en observeerden iedere verdachte beweging van de moslims. Op het gepande tijdstip regelden de moslims hun zaken echter zo vlug, dat de Qoeraish hun plannen niet verijdelden konden. De groep van emigranten bestond dit keer uit tachtig mannen en negentien of, volgens een andere versie, uit achttien vrouwen..Of ‘Ammar erbij was, is nog steeds een vraag.

    Deel-4- binnen kort

    Home