De Profeet Ibrahiem (as)
De verkoper van afgoden
In een stad, heel lang geleden, leefde eens een beroemde man, die Azar heette. Hij was beroemd, omdat hij beelden van afgoden verkocht.
In een enorm gebouw in het midden van de stad, hadden de mensen talloze afgoden staan en bogen zich voor hen neer. Azar was niet anders. Hij boog zich ook voor deze afgoden, en vereerde hen.
De zoon van Azar
Azar had een zoon die Ibrahiem(as) heette, die heel intelligent was. Ibrahiem(as) zag dat de mensen altijd voor de afgoden bogen. Hij wist dat de afgoden van steen gemaakt waren en niet konden spreken of horen.
Hij wist dat de afgoden iemand niet kunnen baten of schaden. Hij zag dat er vliegen op hen zaten, zonder dat ze weggejaagd werden, en de muizen aten zonder enig probleem het voedsel, dat voor de beelden was neergezet.
Daarom vroeg Ibrahiem(as) zich af:’Waarom aanbidden de mensen afgoden? Waarom vragen ze dingen aan deze beelden?’
Ibrahiems (as) raad
Ibrahiem(as) zei altijd:’Vader, waarom aanbidt u deze afgoden? Waarom buigt u voor hen? Vader, waarom vraagt u dingen aan deze afgoden, terwijl ze niet spreken of horen kunnen? Ze kunnen iemand niet baten of schaden, waarom zet u dan voedsel voor hen neer? Waarom, ze kunnen toch niet eten of drinken?’
Azar werd boos en begreep niet, wat al deze vragen betekenden.
Ibrahiem(as) probeerde de mensen dezelfde raad te geven, maar ze werden boos en begrepen evenmin wat hij bedoelde.
Ibrahiem(as) zei:’Ik zal de afgodsbeelden kapot slaan als de mensen weg zijn. Dan zullen ze me wel begrijpen.’
Ibrahiem (as) breekt de afgodsbeelden
Toen de dag van hun feest kwam, waren de mensen verheugd en gingen samen met hun kinderen naar buiten voor de festiviteiten.
Ibrahiems vader, die klaar was om te vertrekken, vroeg aan Ibrahiem(as):’Waarom ga je niet met ons mee?’
Ibrahiem(as) antwoordde:’Nee, ik voel me niet goed.’
Toen Ibrahiem(as) zodoende alleen thuis achterbleef, ging hij naar het enorme gebouw, waar de afgoden in stonden en sprak tegen hen. Hij zei:’Hoe komt het dat jullie niet spreken? Hoe komt het dat jullie niet horen? Er is voedsel en drinken hier. Waarom eten jullie niet? Waarom drinken jullie niet?’
De afgoden bleven stil, omdat het stenen waren die natuurlijk niet konden spreken.
-(Ibrahiem(as) zei):’Wat scheelt jullie, dat jullie niet spreken?’ (Soera Shaafaat 37:92)
Toen de beelden bleven zwijgen, werd Ibrahiem(as) kwaad en pakte een bijl.
Hij viel de afgodsbeelden met de bijl aan en sloeg ze allemaal kapot, behalve één. Hij liet de grootste afgod staan en hing de bijl om zijn nek.
‘Wie heeft dit gedaan?’
De mensen kwamen terug en gingen naar het gebouw, waar de afgodsbeelden stonden. Ze wilden vooral deze dag voor de afgoden buigen, omdat het de dag van het grote feest was. Ze stonden versteld en waren met stomheid geslagen, kwaad en bitter gestemd om wat ze zagen.
-‘Wie heeft dit onze goden aangedaan?’ riepen ze uit. Sommigen van hen zeiden
daarop:’Wij hoorden een jonge man over hen spreken; hij heet Ibrahiem.’
(Soera Al-Anbijaa 21:59-60)
Toen Ibrahiem(as) voor hen gebracht werd, zeiden ze:
-‘Hebt jij dit onze goden aangedaan, Ibrahiem?’ (Soera Al-Anbijaa 21:62)
Ibrahiem(as) antwoordde kalm, wijzend op het grootste beeld:
-‘Neen, deze grootste van hen heeft het gedaan. Vraagt het aan hen, als zij kunnen
spreken.’ (Soera Al-Anbijaa 21:63)
De mensen wisten dat de afgoden van steen gemaakt waren en dat stenen niet kunnen horen of spreken. Ze wisten dat de grootste afgod van steen gemaakt was en dat het niet bewegen kon, en het dus de andere beelden niet kon hebben gebroken.
Ze zeiden tegen Ibrahiem(as):’Je weet dat de afgoden niet kunnen spreken.’Daarop vroeg hij hen:’Hoe kunnen jullie dan afgoden aanbidden, als ze je niet kunnen baten of schaden? Begrijpen jullie dan niets? Hebben jullie dan helemaal geen verstand?’
De mensen bleven even stil als de afgoden, en voelden zich beschaamd.
Een koel vuur
De mensen kwamen bij elkaar en zeiden:’Wat zullen we doen? Ibrahiem heeft de beelden gebroken en de goden vernederd. Hoe zullen we hem straffen? Hoe zullen we het hem betaald zetten wat hij heeft gedaan?’
Het antwoord was:
-‘Verbrandt hem en help jullie goden.’ (Soera Al-Anbijaa 21:68)
En dat deden ze. Ze staken een vuur aan, en gooiden Ibrahiem(as) erin.
Maar Allah hielp Ibrahiem(as) en zei tegen het vuur:
-‘O vuur, wees koel en onschadelijk voor Ibrahiem.’ (Soera Al-Anbijaa 21:69)
En dat was het. Het vuur was koel en onschadelijk voor Ibrahiem(as). De mensen zagen dat het vuur Ibrahiem(as) geen pijn deed, en dat hij niet gedeerd werd door de rook en de vlammen.
Opnieuw stonden ze verbaasd en waren ze ontsteld.
‘Wie is mijn Heer?’
Die nacht zag Ibrahiem(as) een ster en hij zei:
‘Dit is mijn Heer.’ Toen de ster onderging, riep Ibrahiem(as) uit:’Nee! Dit is niet mijn Heer!’ Ibrahiem(as) zag de maan en hij zei:’Dit is mijn Heer.’ Toen de maan onderging, riep Ibrahiem(as) uit:’Nee! Dit is niet mijn Heer!’ De zon kwam op en Ibrahiem(as) zei:’Dit is mijn Heer. Dit is de grootste.’ Toen de zon onderging, riep Ibrahiem(as) uit:’Nee! Dit is niet mijn Heer. Allah is mijn Heer, Hij leeft altijd en gaat niet dood. Het licht van Allah schijnt altijd en wordt nooit zwakker of gaat onder. Allah is de Almachtige, Niets kan Hem overwinnen. Het licht van de sterren is zwak, de morgen overwint haar. Het licht van de maan is zwak, de zon overwint haar. Het licht van de zon is zwak, de nacht overwint haar en de wolken overwinnen haar. Sterren kunnen mij niet helpen, omdat ze zwak zijn. De maan kan mij niet helpen, omdat ze zwak is. De zon kan mij niet helpen, omdat ze zwak is. Alleen Allah kan me helpen.’
-Dus hebben Wij Ibrahiem het koninkrijk der hemelen en van de aarde laten zien,
zodat hij één van degenen is die met zekerheid geloofd heeft. Toen de nacht hem met
duisternis bedekte, zag hij een ster. Hij zei:’Dit is mijn Heer.’ Maar toen het
onderging, zei hij:’Ik houd niet van wat ondergaat.’ Toen hij de maan op zag komen,
zei hij:’Dit is mijn Heer.’ Maar toen het onderging zei hij:’Tenzij mijn Heer mij leidt,
zal ik zeker onder het dwalende volk verkeren.’ Toen hij de zon op zag komen, zei
hij:’Dit is mijn Heer. Deze is groter.’ Maar toen het onderging, zei hij:’O, mijn
mensen! Ik ben waarlijk vrij van alles wat jullie als deelgenoten aan Allah
toevoegen.’ (Soera Al-An’aam 6:75-78)
‘Mijn Heer is Allah ’
Ibrahiem(as) wist dat Allah zijn Heer was, want Allah leeft altijd en gaat niet dood; Zijn licht schijnt altijd en wordt nimmer zwak en gaat nimmer onder. Allah is de Almachtige, niets kan Hem overwinnen.
Ibrahiem(as) wist dat Allah de Heer is van de sterren, en de Heer van de maan, en de Heer van de zon, en de Heer van alle werelden die er kunnen zijn.
Zodoende leidde Allah Ibrahiem(as) en maakte hem tot een profeet en Zijn beste vriend. Allah gebood Ibrahiem(as) zijn mensen aan te spreken en hen te vertellen, dat ze geen afgoden mochten aanbidden.
Ibrahiems(as) oproep
Ibrahiem(as) volgde het gebod van zijn Heer op. Hij vroeg aan zijn volk:’Wat aanbidden jullie?’
-‘Wij aanbidden onze goden’, zeiden zij. (Soera Asj-Sjoe’araa 26:71)
En
-Ibrahiem vroeg hen:’Horen zij jullie als je hen aanroept? Baten of schaden zij jullie?’
Zij antwoordden:’Maar wij hebben gezien, dat onze vaders hetzelfde deden.’
(Soera Asj-Sjoe’araa 26:72-74)
Ibrahiem(as) zei:
-‘Ik aanbid deze afgoden niet. Ik ben juist de vijand van deze afgoden. Ik aanbid de
Heer van alle werelden, Die mij heeft geschapen en Hij is het, Die mij leidt; Die mij
voedsel en drank geeft; Die mij geneest wanneer ik ziek ben en Die mij zal doen
sterven en daarna doet leven.’ (Soera Asj-Sjoe’araa 26:76-81)
‘Maar afgoden scheppen niet en leiden niet. Zij geven niemand voedsel of drinken. Als iemand ziek is, genezen zij hem niet. Ze laten niemand sterven noch brengen ze hem tot leven.’
Voor de koning
Een grote koning heerste over die stad. Hij heerste als een wrede tiran. De mensen moesten voor hem buigen. Toen de koning hoorde, dat Ibrahiem(as) alleen voor Allah boog en voor niemand anders wilde buigen, werd hij kwaad en liet hem halen. Ibrahiem(as) kwam onmiddellijk; hij vreesde niemand behalve Allah .
De koning vroeg:’Wie is jou Heer, Ibrahiem?’
Ibrahiem(as) zei:’Mijn Heer is Allah.’
De koning vroeg:’Wie is Allah, Ibrahiem?’
Ibrahiem(as) zei:’Mijn Heer is Hij, die leven geeft en doet sterven.’
De koning zei:’Ik geef leven en doe sterven.’ Toen werd er een man voor de koning gebracht en deze liet hem doden. Toen werd er een ander man voor hem gebracht en hij liet hem leven. Hierna zei de koning heel hooghartig:’Zie je wel! Ik geef leven en dood. Ik heb één man gedood en liet de andere leven.’
De koning was erg dom. Alle afgodendienaren zijn dwaas in dit soort dingen. Ibrahiem(as) wilde de koning laten inzien. Hij wilde zijn hele volk laten inzien.
Hij zei tegen de koning:’Allah laat de zon opgaan vanuit het oosten. Doet u haar van het westen opgaan.’
De koning was in de war en zweeg. Hij voelde zich beschaamd en wist niets terug te zeggen.
Zijn vader tot Allah opgeroepen
Ibrahiem(as) wou zijn vader oproepen tot Allah . Hij zei tegen hem:’Om, mijn vader, waarom aanbidt u iets, dat niet hoort of ziet? Waarom aanbidt u iets dat niet baat of schaadt?
- ‘O mijn vader, aanbid Sjaithaan niet! (Soera Marjam 19:44)
Aanbid de Barmhartige!’
Ibrahiems vader werd boos en zei:’Ik zal je slaan. Laat mij met rust. Praat niet tegen me.’
Ibrahiem(as) was geduldig. Hij zei tegen zijn vader:’Vrede zij met u. Ik zal deze plaats verlaten en een beroep doen op mijn Heer.’ Ibrahiem(as) was erg treurig. Hij wilde naar een ander land gaan, zodat hij in vrede zijn Heer kon aanbidden en de mensen tot Allah kon oproepen.
Naar Mekka
Ibrahiems(as) volk was boos geworden. De koning was boos geworden. Zelfs de vader van Ibrahiem(as) was boos geworden.
Ibrahiem(as) besloot naar een ander land te reizen, waar hij in vrede Allah kon aanbidden en de mensen tot Allah kon oproepen. Hij zei vaarwel tegen zijn vader en verliet zijn land.
Ibrahiem(as) ging naar Mekka met zijn vrouw Hadjar. Er waren geen planten of bomen in Mekka, geen bron of rivier, en geen dieren of mensen.
Ibrahiem(as) bereikte Mekka en bleef er een tijdje. Daarna verliet hij zijn vrouw Hadjar en zijn zoon Isma’il. Toen hij klaar was om te vertrekken, vroeg zijn vrouw:’Waar ga je naartoe? Laat je ons hier achter, terwijl er hier geen eten of water is? Heeft Allah je soms opgedragen om dit te doen?’
Ibrahiem(as) zei:’Ja.’
Hadjar zei:’Dan zal Hij ons niet laten sterven.’
De Zamzam bron
Isma’il kreeg dorst en zijn moeder wilde hem wat water geven. Maar waar kon ze water vinden? Er was geen put in Mekka. Er was geen rivier in Mekka! Hadjar zocht naar water, ze rende van Safa naar Marwa en van Marwa naar Safa.
Allah Hielp Hadjar en Isma’il. Hij maakte water voor hen. Uit de grond welde water voor hen op, en Isma’il en Hadjar dronken ervan. Het water bleef er en werd bekend als de Zamzam bron. Allah heeft het water van de Zamzam bron gezegend. Dit is de bron, waarvan de mensen drinken tijdens de hadj. Ze nemen het water van de Zamzam mee terug naar hun eigen land om het met familie en vrienden te delen. Heb jij wel eens Zamzam water gedronken?
Ibrahiems(as) droom
Enige tijd later keerde Ibrahiem(as) terug naar Mekka en kwam weer bij Isma’il en Hadjar. Ibrahiem(as) was erg gelukkig met zijn jonge zoon Isma’il. Hij rende en speelde en liep rond met zijn vader, die zielsveel van Isma’il hield.
Ibrahiem was een echte profeet. Zijn droom was een ware droom. Ibrahiem(as) was een heel goede vriend van Allah . Hij besloot om te doen, wat Allah hem in een droom bevolen had te doen. Maar eerst vroeg hij Isma’il:’Ik heb in een droom gezien, dat ik je moet offeren. Wel, wat zeg je daarvan?’
-Hij zei:’O mijn vader, doe zoals u bevolen is, u zult mij, als Allah het wil, zeker
geduldig vinden.’ (Soera Shaafaat 37:102)
Ibrahiem(as) nam Isma’il mee, en ook een mes.
Toen Ibrahiem(as) Mina bereikte, trof hij de voorbereidingen om Isma’il te offeren. Isma’il lag op de grond en Ibrahiem(as) stond op het punt om hem te offeren. Hij zette het mes tegen Isma’ils keel. Allah wilde zien, of Zijn vriend zou doen, wat hem bevolen was. Hield hij meer van Allah of hield hij meer van zijn zoon?
Toen Ibrahiem(as) slaagde voor de test, stuurde Allah Djibril(as) met een schaap uit de Tuin. Hij zei:’Offer dit schaap. Offer Isma’il niet.’
Allah was blij met wat Ibrahiem(as) had gedasan. Daarom beval Hij de moslims om een offer te brengen op de ied al-Adha, als herdenking.
Moge Allah Ibrahiem(as) zegenen, de beste vriend van Allah , en hem vrede schenken.
De Ka’aba
Ibrahiem(as) verliet Mekka voor de tweede keer en kwam er voor de tweede keer terug. Hij besloot een huis voor Allah te bouwen. Er waren vele huizen, maar er was geen huis voor Allah alleen, waar Hij aanbeden kon worden.
Isma’il wilde helpen bij het bouwen van dit huis voor Allah . Zowel vader als zoon werkten eraan, droegen stenen van de bergen rondom Mekka aan, en bouwden de Ka’aba met hun eigen handen.
Ibrahiem(as) dacht altijd aan Allah en riep Hem altijd aan.
-Hij zei:’Onze Heer, aanvaard dit van ons. U bent de Alhorende, de Alziende!’
(Soera Al-Baqarah 2:127)
Allah aanvaarde het van Ibrahiem(as) en Isma’il, en zegende de Ka’aba.
Wij moslims richten ons tijdens elk gebed naar de Ka’aba. We reizen naar de Ka’aba tijdens de Hadj, en gaan eromheen in tawaf en bidden er.j
Moge Allah Ibrahiem(as) zegenen en hem vrede schenken! Moge Allah Isma’il zegenen en hem vrede schenken! Moge Allah Mohammed zegenen en hem vrede schenken!
Jeruzalem
Ibrahiem(as) had een andere vrouw, die Sara heette. Bij Sara had Ibrahiem(as) een andere zoon, wiens naam Ishaq was. Ibrahiem(as) en Ishaq leefden in Palestina. Ishaq bouwde een huis voor Allah in Palestina, net zoals zijn vader en broer een huis voor Allah hadden gebouwd in Mekka.
Deze moskee, die Ishaq in Palestina bouwde, staat in Jerusalem. Het is de Al-Aqsa Moskee en Allah zegende het land er omheen.
Allah zegende de zoons van Ishaq, net zoals Hij de zoons van Isma’il zegende. Er zaten profeten en koningen tussen. Ishaq had een zoon, die Ja’qoeb(as) heette. Hij (as) was een profeet. Ja’qoeb(as) had twaalf zoons, waaronder Joesoef(as) Ibn Ja’qoeb(as). Het prachtige verhaal van Joesoef(as) staat in de Qoer-aan. Hier is dat verhaal.
Home
|