De Profeet Shalih

    Na de ‘Aad

    Het volk van Tsamoed waren de erfgenamen van de ‘Aad, zoals zij de erfgenamen van de gemeenschap van Noeh waren. De Tsamoed kwamen na de ‘Aad, zoals de ‘Aad na Noeh kwamen. Het land van Tsamoed was ook een prachtig groen land met stromende rivieren en bronnen.
    De Tsamoed waren herzelfde als de ‘Aad in hun beschaving en gewassen en in het enorme aantal tuinen. Ze overtroffen de ‘Aad in intelligentie en vaardigheid. Ze hieuwen prachtige en ruime huizen uit de bergen, en maakten schitterende schilderijen op de stenen. De Tsamoed werkten even vaardig met steen als anderen met zachte was.
    Bezoekers van hun stad zagen grote paleizen als bergen, die door djinn gebouwd leken te zijn, met kleurrijke bloemen op de muren geschilderd, die er even fris uitzagen, alsof de lente ze had voortgebracht.
    Allah goot Zijn zegeningen zowel in de hemelen als op aarde uit voor de Tsamoed. De hemel was royaal tegenover hen met regen. De aarde was royaal tegenover hen met planten en bloemen. De tuinen waren royaal tegenover hen met vruchten. Allah zegende hen in voorziening en levensonderhoud.

    Het ongeloof van de Tsamoed

    Maar niets daarvan riep bij de Tsamoed dankbaarheid op, of bewoog hen tot de aanbidding van Allah’s glorie en eer. Het bracht hen ertoe Allah te verwerpen en onrechtvaardig te zijn. Ze vergaten Allah , terwijl ze zich verheugden in wat hen gegeven was. Ze zeiden altijd:’Wie is sterker dan wij?’ Ze leefden alsof ze geloofden, dat de dood nooit in hun paleizen en tuinen binnen zou komen, en of ze dezen voor altijd zouden bezitten en ervan zouden genieten.
    Ze dachten, dat de dod geen toegang zou kunnen vinden in hun hoge bergen. Ze dachten dan Noeh’s gemeenschap alleen verdronken was, omdat ze in een vallei woonden, en dat de ‘Aad alleen vernietigd was, omdat ze op een vlakte leefden. Ze geloofden dat het volk van Tsamoed zich op een plaats bevond, waar ze veilig waren voor de angst en de dood.

    Afgodenverering

    Maar het volk van Tsamoed ging nog een stapje verder in hun ondankbaarheid. Van de stenen maakten ze afgodsbeelden en aanbaden hen, zoals de gemeenschap van de ‘Aad en Noeh dat hadden gedaan.
    Allah had hen tot meesters over het steen gemaakt, maar in hun onwetendheid werden ze de slaven van steen. Allah had hen verheven en hen van goede dingen voorzien, maar ze verlaagden zichzelf en onteerden de mensheid.
    -Waarlijk, Allah doet de mensen in het geheel geen onrecht aan, maar de mensen doen zichzelf onrecht aan. (Soera Joenoes 10:44)
    Wat een dwaasheid! Dezelfde stenen, die ze met hun eigen handen uithieuwen, stenen die hen niet konden horen of hen konden antwoorden! De Tsamoed verlaagden zichzelf voor stukken gevoelloze, levenloze rots en bogen op hun knieën in aanbidding.
    Vereren de sterkeren de zwakkeren? Buigt de meester voor zijn slaaf? Maar zij vergaten Allah en vergaten zichzelf. Ze weigerden Allah te aanbidden, en daarom haalde Allah hun trots omlaag.

    Shalih, de boodschapper

    Allah wilde een boodschapper voor het volk van Tsamoed. Hij stuurde hen een boodschapper, net zoals Hij er één gestuurd had naar de gemeenschap van Noeh en van de ‘Aad. Allah houdt er niet van, dat Zijn slaven Hem afwijzen. Allah houdt net van overtreding op aarde.
    Er was een man onder hen, wiens naam Shalih was. Hij was geboren in een edel huis en was intelligent en deugdzaam opgegroeid. Hij was zo’n edele en verstandige jongeman, dat de mensen hem nawezen en zeiden:’Dat is Shalih! Dat is Shalih!’ De mensen hadden hoge verwachtingen van hem en ze dachten, dat hij op een dag één van hun edelste en rijkste mannen zou zijn. Ze dachten dat hij een groot kasteel en een prachtige tuin zou bezitten.
    Zijn vader dacht, dat zijn zoon grote rijkdommen door zijn intelligentie zou vergaren, en boven de mensen zou uitsteken. Hij dacht, dat hij op een mooi paard zou rijden gevolgd door bedienden. De mensen zouden hem groeten en zeggen:’Dat is de zoon van die-en-die!’ Hij stelde zich voor, hoe gelukkig hij zou zijn als hij de mensen zou horen zeggen, dat hij de gelukkigste man was met een zoon, die zo rijk was geworden!
    Maar Allah bepaalde anders. Allah wilde Shalih eren met het profeetschap. Hij wilde hem naar zijn volk sturen om zijn volk uit de duisternis naar het licht te brengen. Welke eer is groter, en welke adel is hoger, dan dat?

    Shalih’s oproep

    Shalih stond op temidden van zijn mensen, en zei met zijn luidste stem:
    -‘O mijn volk, aanbidt Allah. Jullie hebben geen god naast Hem.’ (Soera Hoed 11:61)
    De rijke mensen hadden het druk met eten en drinken, met spelen en zichzelf amuseren. Ze aanbaden afgoden en dachten, dat er geen andere God bestond.
    Ze hielden niet van Shalih’s oproep. De rijke mensen van Tsamoed werden kwaad en riepen uit:’Wie is dit?’
    De bedienden antwoordden:’Dit is Shalih.’
    Ze vroegen:’Wat heeft hij te zeggen?’
    Ze zeiden:’Hij zegt:’Aanbid Allah . U hebt geen god behalve Hem .’ Hij zegt, dat Allah ons op zal wekken na de dood en ons terug zal betalen. Hij zegt:’Ik ben Allah’s boodschapper. Hij heeft me gestuurd naar mijn volk.’
    De rijke mensen lachten en zeiden:’Een arme! Kan deze man een boodschapper zijn? Hij heeft geen paleis of tuin. Hij heeft geen gewas of palmbomen. Hoe zou hij een boodschapper kunnen zijn?’

    De campagne van de rijken

    De rijken van Tsamoed zagen, dat sommige mensen naar Shalih trokken. Ze vreesden hun positie van leiderschap en zeiden:’Dit is slechts een mens, zoals jullie, die eet van wat jullie eten en drinkt van wat jullie drinken. En als jullie een man gehoorzamen, gelijk aan jezelf, dan zijn jullie zeker verloren. Wat, belooft hij jullie, dat wanneer jullie dood zijn en stof en beenderen zijn geworden, je weer zult worden opgewekt? Weg, weg met wat jullie wordt beloofd. Er is geen ander leven buiten het leven van deze wereld; wij leven en sterven en wij zullen niet worden opgewekt.’
    -Hij is slechts een man die een leugen over Allah bedacht heeft, maar wij zullen hem niet geloven. (Soera Al-Moe’minoen 23:38)

    ‘Wij hebben ons vergist’

    De mensen wezen Shalih af en geloofden hem niet. Als Shalih hen waarschuwde, en hen zei geen afgoden te vereren, dan zeiden ze:’Shalih, je was altijd zo’n edele en verstandige jongen. We dachten dat je één van onze grootste en edele mannen zou worden. We dachten dat je net als die-en-die en die-en-die zou worden. Maar je bent een nul geworden. Anderen, van jouw leeftijd, die niet zo intelligent als jij zijn, zijn beroemd en machtig geworden. We hebben ons in jou vergist. We zijn in onze verwachtingen van jou teleurgesteld.
    Die arme vader van jou! Hij heeft niets goeds gekregen van jou. Die arme moeder van jou!
    Haar inspanningen voor jou waren niet aan je besteed.’
    Shalih hoorde dit alles aan en werd bedroefd voor zijn volk.
    Als Shalih hen voorbij liep, zeiden ze:’Moge Allah genade schenken aan Shalihs vader. Zijn zoon is mislukt.’

    Shalihs raad

    Shalih ging door met het geven van raad aan zijn mensen en sprak hen over Allah aan met wijsheid en zachtmoedigheid. Hij zei:’Mijn broers, denken jullie dat je hier voor eeuwig zult zijn? Denken jullie, dat je voor eeuwig in deze huizen zult leven? Denkt jullie, dat je altijd in deze tuinen zult blijven, bij deze rivieren? Dat jullie altijd zult eten van deze gewassen en bomen? Dat jullie altijd huizen uit deze bergen zult blijven houwen? Nimmer! Dat zal nimmer zo zijn!’
    ‘Waarom stierven jullie vaders, mijn broers? Zij hadden ook paleizen en zij hadden ook tuinen en bronnen. Ze waren ook gewend huizen uit de bergen te houwen. Maar niets van dat alles hielp hen. Niets van dat alles beschermde hen!
    De engel des doods kwam naar hen en vond een manier om hen te bereiken.
    Zo zal jij ook sterven en Allah zal je ondervragen over al deze zegeningen.’

    ‘Ik vraag u er geen beloning voor’

    Shalih zei:’Mijn broers! Waarom rennen jullie voor me weg? Waar zijn jullie bang voor?
    Ik zal jullie bezit helemaal niet verminderen. Ik vraag jullie niets. Ik geef jullie raad en deel je de boodschap van mijn Heer mee.’
    -‘Ik vraag er geen beloning voor. Mijn beloning is bij de Heer der Werelden.’ (Soera Asj-Sjoe’araa 26:145)
    ‘Mijn broeders! Waarom gehoorzamen jullie me niet, terwijl ik een oprechte raadgever ben voor jullie? Waarom gehoorzamen jullie degenen, die mensen onderdrukken en hun bezit opmaken, degenen die zich aan een gemakkelijk leven wijden en het land bederven, en de dingen niet recht zetten?’
    De mensen waren met stomheid geslagen en konden geen antwoord bedenken. In plaats daarvan zeiden ze:
    -“Jij bent slechts één die behekst is! Jij bent niets anders dan een mens zoals wij. Geef ons dan een teken als je tot de waarachtigen behoort.” (Soera Asj-Sjoe’araa 26:153-154)

    De kameel van Allah

    Shalih vroeg:’Wat voor een teken willen jullie?’
    Ze zeiden:’Als je de waarheid spreekt, kom dan voor de dag met een zwangere kameel uit deze berg!’
    Ze wisten dat kamelen alleen uit kamelen geboren worden, en dat een kameel niet uit de grond groeit of van steen gemaakt is. Ze waren er zeker van, dat Shalih hier niet toe in staat zou zijn. Dan zouden zij winnen!
    Maar Shalih had een groot vertrouwen in zijn Heer . Hij wist dat Allah de macht had om alles te doen.
    Shalih riep zijn Heer aan. Alles waar de mensen om gevraagd hadden, gebeurde. Een zwangere kameel kwam uit de berg tevoorschijn en haar jong werd geboren.
    De mensen waren in de war en verbijsterd. Maar alleen één van hen geloofde.

    De afspraak

    Shalih zei vervolgens:’Dit is de kamelin van Allah . Het is het teken van Allah . Jullie vroegen erom en Hij schiep haar voor jullie door Zijn macht. Laat haar met rust. Doe haar geen kwaad, anders zal de eerste de beste straf u treffen.
    -‘En o mijn volk! Deze kamelin van Allah is een teken voor jullie, laat haar op Allah’s aarde grazen en raak haar niet aan met kwade bedoelingen, anders zal een nadere bestraffing jullie grijpen.’ (Soera Hoed 11:64)
    ‘Deze kamelin moet vrijgelaten worden, om te eten en te drinken in het land van Allah en vrij zijn, om te komen en te gaan. Jullie hoeven haar niet te voorzien van eten of drinken, er is in overvloed.’
    De kamelin was erg groot en had geen gewone vorm. De andere kamelen waren bang voor haar. Telkens als de kamelin kwam en dronk, deinsden de andere kamelen achteruit en renden weg.
    Shalih zag dat en zei:’Deze kamelin zal de ene dag komen en jullie kamelen de volgende dag. De ene dag zal deze kamelin drinken en de volgende dag zullen jullie kamelen drinken.’
    Dit is hoe de afspraak was tussen Shalih en de mensen van Tsamoed over de kamelin. Als het de beurt van de kamelin was, kwam ze en dronk. Als het de beurt was van de kamelen der mensen, dan kwamen zij en dronken. Een tijd lang hield men zich aan deze afspraak.

    Het onrecht van de Tsamoed

    Maar de Tsamoed waren trots en kwamen de afspraak niet na. Ze zeiden:’Waarom kunnen onze kamelen niet elke dag drinken?’ Ze waren boos op de kamelin, waarvoor hun kamelen terugdeinsden. Shalih had hen gewaarschuwd vriendelijk te zijn voor deze kamelin. Maar ze sloegen zijn waarschuwing in de wind. Ze vroegen elkaar:’Wie zorgt ervoor, dat deze kameel verdwijnt?’
    Een man stond op en zei:’Ik zal het doen!’ Een andere man stond op en zei:’Ik zal het doen!’
    De twee stakkers gingen heen en wachtten op de kamelin. Toen ze dichtbij kwam, haalde de eerste man haar neer met een pijl. De tweede man maakte haar af.

    De straf

    Toen Shalih vernam, dat de kamelin gedood was, was hij heel erg bedroefd. Hij zei zijn mensen:
    -‘Vermaken jullie je voor drie dagen in jullie huizen. Dit is een belofte die niet ontkend kan worden.’ (Soera Hoed 11:65)
    Negen mannen, die kwaad en bederf zaaiden in het land, zweerden in de stan samen om Shalih af te komen. Ze zeiden:’We zullen Shalih en zijn familie vannacht doden. We zullen niet gezien worden. En als ons ernaar gevraagd wordt, zullen we zeggen:’We weten van niets.’
    Maar Allah beschermde Shalih en zijn familie.
    Op de derde dag kwam de straf voor de Tsamoed. Toen ze ’s morgens wakker werden hoorden ze een schreeuw, gevolgd door een aardbeving. Hun hart werd gebroken door de schreeuw en hun huizen werden vernietigd door de aardbeving. Het was een verschrikkelijke dag voor de Tsamoed. Alle ongelovige mensen stierven en de stad werd verwoest.
    Shalih en de gelovigen verlieten die ellendige stad. Wat zouden ze er moeten doen, als ze zouden blijven? Toen Shalih wegging, keek hij bedroefd naar de resten van zijn volk. Nu waren er alleen nog maar lijken. Hij zei met groot verdriet:
    -‘O mijn volk, ik bracht jullie de boodschap van mijn Heer en bood u oprechte raad aan, maar jullie houden niet van oprechte raadgevers.’ (Soera Al-‘Araaf 7:79)
    Nu zijn er in de plaats, waar de Tsamoed woonden, alleen lege kastelen en ongebruikte bronnen. Er zijn alleen verlaten dorpen.
    Toen de boodschapper van Allah, moge Allah hem zegenen en hem vrede schenken,
    voorbij de huizen van de Tsamoed kwam onderweg naar Syrië, zei hij tegen zijn metgezellen:’Ga niet in de huizen van degenen, die zichzelf onrecht aandeden, behalve als je er huilend binnengaat en je er bang voor bent, dat hetzelfde wat hen overkomen is, jou kan overkomen.’
    -De Tsamoed verwierp hun Heer. Weg met de Tsamoed! (Soera Hoed 11:68)

    Home