Lang voor Kneppelfreed - werd in de rechtbanken in Friesland al Fries gesproken. Er waren zelfs griffiers die in hun verslagen Friese getuigen en verdachten in het Fries citeerden. Dat is een van de meest opmerkelijke ontdekkingen die Bastiaan van der Velden deed tijdens het onderzoek voor zijn proefschrift 'Waar gaan wij heen met het Fries?', waar hij gisteren op promoveerde aan de Universiteit van Amsterdam.
Door Sietse de Vries
LEEUWARDEN - Vijf jaar geleden zag Bastiaan van der Velden (34) een advertentie staan waarin iemand werd gevraagd voor een promotieonderzoek naar het gebruik van het Fries in het juridische en bestuurlijke verkeer in de laatste twee eeuwen. Nu is de in Utrecht geboren Van der Velden weliswaar geen Fries, maar hij was aan de universiteit van Maastricht wel afgestudeerd op een studie naar de positie van het Duits als minderheidstaal in België.
Het Fries werd in de rechtspraak pas een kwestie in de jaren vijftig van de vorige eeuw na een fel commentaar van journalist Fedde Schurer in de Friese Koerier over een rechter die had geweigerd Fries te verstaan. Toen Schurer zich later voor de rechtbank in Leeuwarden moest verantwoorden voor zijn als beledigend ervaren artikel leidde dat tot een opstootje op het Zaailand, dat de geschiedenis is ingegaan als Kneppelfreed.
Door krantenverslagen met rechtbankstukken te vergelijken ontdekte Van der Velden dat er aan het eind van de negentiende eeuw al Fries werd gesproken in de rechtbank, zonder dat zulks problemen gaf. Rond 1890 deden journalisten verslag van rechtbankzittingen in de vorm van toneelstukjes met veel dialoog: veel daarvan was in het Fries. Dat week af van de in het Nederlands gestelde rechtbankverslagen, al trof Van der Velden in de officiële stukken soms ook passages aan in fonetisch Fries.
Dat het Fries destijds werd toegestaan, was om de sociaal zwakkeren die alleen Fries spraken te beschermen tegen rechtsongelijkheid. Na Kneppelfreed werd het Fries in de rechtbank niet meer gezien als een sociaal probleem, maar was het onderdeel geworden van een politieke strijd ter versteviging van de positie van het Fries. De ironie wil dat hoe expliciet de rechtbank getuigen en verdachten tegenwoordig ook wijst op het recht om Fries te spreken, slechts zelden iemand daar gebruik van maakt.
Het past volgens Bastiaan van der Velden in een breder patroon. ,,Als je de geschiedenis van het Fries in het juridische en bestuurlijke verkeer bestudeert, krijg je het beeld van voorstanders die het niet lukt om de status quo te doorbreken en van tegenstanders die de aanzet tot verandering geven. Dat gold voor Kneppelfreed, maar ook voor de kwestie van overheidsstukken in het Fries. Pas nadat Cees Spithost uit Burgum Nederlandse vertalingen van Friese stukken van de provincie en de gemeente Tytsjerksteradiel eiste, is er wetgeving gekomen over het gebruik van het Fries door de overheden.''
Ook in het notariële verkeer speelt het Fries nauwelijks een rol, blijkt uit het proefschrift van Van der Velden. Zelfs bij notarissen die het Fries hoog in het vaandel hadden staan, was het aantal akten in de eigen taal minimaal. Zo passeerden bij notaris Wolter Nijenhuis uit Gytsjerk in de eerste tien jaar van zijn carrière (1947-1957) 12 Friestalige akten op een totaal van 1627.