Gebroeders van Doorn
Onderwerpen:
1.
Waar komt de postduif vandaan?
2.
De geschiedenis van de wedstrijden.
3.
Het kweken.
4.
Het duivenhok.
5.
De wedstrijden.
6.
Het inkorven en het klokken.
De postduif stamt af van de rotsduif, een van de circa 400 duivensoorten
die op de wereld voorkomen. Andere soorten duiven zijn: de monnikduif, de
pauwstaart, de houtduif en de trommelduif.
De rotsduif leeft al sinds eeuwen in het westelijke deel van Azie, in de
landen rond de Middellandse zee en in Schotland en Ierland.
Zo’n 2000 jaar voor Christus ontdekte men in Azie dat nakomelingen van
de tam gemaakte rotsduiven een bijzondere eigenschap hadden waar de mens nuttig
gebruik van kon maken. De vogels keerden naar hun broed-of woonplaats terug,
nadat ze eerst over grote afstand waren meegevoerd en vervolgens waren
losgelaten.
De duif heeft veel interessante taken gehad. Een van de interessantste
taken die de duif heeft gehad is wel die als boodschapper.
In Egypte werden al 1200 jaar voor Christus duiven gebruikt. Zij
verspreidden, tot in alle uithoeken van het land, het bericht dat farao Ramses
11 gekroond was.
De duiven werden ook gebruikt tijdens de Spaanse bezetting tijdens de
Tachtigjarige Oorlog. Ook werden de duiven in de 1e en 2e Wereldoorlog gebruikt
om berichten mee te verzenden.
2. De geschiedenis van de wedstrijden.
Het idee om wedstrijden te houden met postduiven werd in de vorige eeuw
in Nederland geboren.Het idee kreeg navolging in Belgie, Engeland en in mindere
mate in Frankrijk en Duitsland.In Belgie en Nederland groeide het
wedstrijdvliegen uit tot een nationale sport. Ook in de Verenigde Staten, Canada
en Japan is er belangstelling voor.
In 1975 waren er in Nederland ongeveer 55.000 mensen die met in totaal 2
miljoen postduiven aan wedstrijden meededen.
Nu zijn er ongeveer 45.000 mensen die
met in totaal 5 miljoen postduiven aan wedstrijden meedoen.
3. Het kweken.
Vaak heeft een duivenmelker een paar kweekkoppels, een kweekkoppel is
een mannetje en een vrouwtje. Met deze duiven wordt niet aan wedstrijden
meegedaan.
Die kleuren zijn ontstaan door het steeds maar weer laten paren van
verschillend getinte duiven. Wat opvalt is dat de duiven vooral witte neusdoppen
hebben en de snavel valt ook op. Bij gezonde oude doffers, dat zijn
mannetjesduiven, zijn deze doppen soms vervormd tot wratachtige knobbels. Oudere
duiven hebben vooral aan de kop en hals een prachtige glans. Jonge duiven hebben
die glans nog niet. Ook zijn de neusdoppen van jonge duiven minder wit.
4. Het duivenhok.
De wedstrijden worden onderverdeeld in 3 hoofdgroepen. Dat zijn de oude
duivenvluchten,de jonge duivenvluchten en de navluchten. Bij de navluchten
worden zowel oude als jonge duiven ingekorfd en moeten ze het tegen elkaar
opnemen. Als in begin april de tempatatuur wat stijgt, de sneeuw en vorst
verdwenen zijn, wordt begonnen met het oude-duivenspel. Oude duiven zijn duiven
die in het voorgaande jaar (jaarlingen) of eerder geboren zijn. De duiven die in
het voorafgaande jaar in het eind van december geboren zijn vallen daar niet
onder. Dat zijn jonge duiven(winterjongen).
Toch worden die winterjongen wel eens met een oude ring geringd omdat
men verwacht dat die jonge duiven in hun jeugdige enthousiasme de ouden voorbij
zullen streven. Het is echter niet correct om met deze “schijnbare oude
duiven” te spelen in het oude-duivenspel.
De jonge-duivenvluchten beginnen in juli. De gezamelijke navluchten
beginnen in augustus.
De afstanden van de duivenvluchten zijn van 100 tot 1200 km, waarbij het
duidelijk zal zijn, dat de duiven van diverse liefhebbers tegelijk gelost worden
en het erom draait wiens duiven de hoogste snelheid maken en als eerste
thuiskomen. Duiven hebben een gemiddelde snelheid van 90 km/uur. Bij een snelheid van minder dan 60 km/uur kunnen
we spreken van een zware vlucht.
De afstanden worden onderverdeeld in:
1. VITESSE
tot 300 km.
Bekende vitessevluchten zijn: Duffel en Strombeek
2. MIDFOND
van 300 tot 500 km.
Bekende midfondvluchten zijn: Creil en Troyes.
3.FOND van 500 tot 1200 km.
Bekende fondvluchten zijn: Barcelona en Dax.
De fond wordt weer onderverdeeld in “eendaagse fond”,waarbij de
bedoeling is, dat de duiven de dag van lossing het hok bereiken en de
“meerdaagse fond” ofwel de “overnachtvluchten”. Bij deze vluchten vind
een overnachting plaats.
De verste overnachtvluchten worden ook wel ”superfondvluchten”
genoemd.
6. Het
inkorven en het klokken.
Als een duivenmelker aan een vlucht mee wil doen zoekt hij eerst de
duiven uit waarmee hij aan de vlucht wil meedoen. Daarna gaat hij met deze
duiven naar het duivenlokaal. Daar korft hij de duiven in. Iedere duif krijgt
dan een gummiring om zijn poot. Het nummer van de ring wordt op de lijst achter
de nummer van de voetring geplaatst. Een voetring is het vaste nummer van de
duif. De duif heeft dus 2 ringen.
De duif gaat samen met 29 andere duiven in een duivenmand.
De avond voor de binnenkomst van de duiven komen alle duivenmelkers bij
elkaar om hun wedstrijdklok gelijk te zetten met de moederklok van de
vereniging.
Dit is het zogenaamde klokken met de hand. Tegenwoordig kan men de
duiven ook elektronisch klokken. Men maakt dan gebruik van een ring met een chip
erin en als de duif dan op de invliegklep landt wordt dit geconstateerd door een
kleine laserstraal.
Dit wordt opgeslagen in een klein elektronisch klokje en kan mee naar
het duivenlokaal worden genomen. Dit geldt ook voor de handklokken. Na een
tijdje, als er in het