JAARTAAK AARDRIJKSKUNDE DERDES
schooljaar 2003-2004


OPDRACHT



LAYOUT

D.w.z. het uitzicht van je jaartaak. Dit kan op twee manieren:

  1. Je jaartaak moet het uitzicht hebben van een bondige informatiebrochure over het land. Deze brochure moet eveneens overzichtelijk blijven. Zorg dus voor voldoende ruimte. Hou je taak in alle opzichten net. Een verzorgd en inhoudelijk sterk werk van 15 bladzijden kan veel beter zijn dan een onverzorgde hoop papier van 45 bladzijden.

  2. Je maakt een html-document, geen andere extensie! Ook hier gelden de regels van orde en netheid. Je dient dan een CD-rom in.

UITZICHT

  1. Als je een "papieren" werk maakt.

    • De kaft is van (proper) karton en beschermt de jaartaak.
    • Binnenin gebruik je gewoon wit papier (formaat DIN-A4)
    • De kaft en de bladen worden ofwel aan elkaar geniet in de rug, ofwel met een plastic kaft aan elkaar bevestigd. Paperclips zijn niet toegelaten; losse bladen in een map worden niet gelezen!
    • Op de buitenste kaft noteer je (net zoals op de kaft van een boek) de onderstaande gegevens. Deze kaft is je visitekaartje. Is ze slordig, dan vermindert dit onmiddellijk de zin om verder te lezen.
      Een tip: maak eerst op een gewoon wit blad deze voorkaft en maak er een fotokopie van op de harde kaft. Dit wit blad stop je dan als eerste bladzijde in de brochure. Het vermeldt net als de harde buitenkaft:
      		 	Sint-Lodewijkscollege Brugge
      		 	Jaartaak aardrijkskunde
      		 	voor B. Nollet
      		 	in te dienen datum
      		 	de naam van het land
      		 	je naam en je klas
      
      Op de volgende witte bladen komt de eigenlijke inhoud van je jaartaak.
      De tekst moet recto getypt zijn. Dit wil zeggen dat alleen de rechterzijde van de brochure beschreven mag worden. Indien je niet in het bezit bent van een typemachine of tekstverwerker, mag je de tekst (maar dan wel zeer net!) uitschrijven.

  2. Als je een html-document maakt.

    • Op de startpagina (index.html) noteer je (net zoals op de kaft van een boek) de onderstaande gegevens. Deze eerste bladzijde is je visitekaartje. Is ze slordig, dan vermindert dit onmiddellijk de zin om verder te surfen.
      Ook hier worden de volgende elementen op vermeld:
      		 	Sint-Lodewijkscollege Brugge
      		 	Jaartaak aardrijkskunde
      		 	voor B. Nollet
      		 	in te dienen datum
      		 	de naam van het land
      		 	je naam en je klas
      
      Op de volgende bladen komt de eigenlijke inhoud van je jaartaak.

Vanaf hier gelden voor zowel de papieren versie als voor het html-document dezelfde regels.

VOLGORDE

Op de volgende witte bladen neem je alle titels over zoals ze vermeld staan bij "items" en onderstreep ze. Verander dus niets aan de volgorde van de items. Laat er ook geen weg. Maak een onderscheid tussen "hoofd"-items en kleinere puntjes.

Nummer de items zoals ze in de lijst genummerd staan. Laat voldoende ruimte in de tekst, zodat de taak overzichtelijk blijft.

Er zijn een vijftal "hoofd"-items, onderverdeeld in een aantal kleinere puntjes. Voor ieder nieuw "hoofd"-item neem je een nieuwe bladzijde. Op het laatste witte blad komt de "bronvermelding" (zie verder)

ILLUSTRATIES EN KAARTJES

Als je een fotokopie neemt van foto's, kaartjes, tabellen en andere illustraties , zorg je er voor dat die net is.

Snij deze illustratie recht af op het gewenste formaat. Integreer illustraties in je tekst; een tekst kan soms beter begrepen worden indien er een passende illustratie in verwerkt is. Hou dus niet alle foto's en kaartjes voor een bijlage aan het einde van je werk.

Lijm illustraties en kaartjes netjes vast. Trek rond tabellen een kader.

KAARTJES

Kaartjes kun je overnemen uit de atlas. Hiervoor bestaan verschillende technieken zoals een fotokopie en overtekenen op kalkpapier. Zorg er steeds voor dat alleen de gevraagde gegevens op de kaartjes voorkomen.

Kleuren van kaartjes gebeurt met kleurpotloden. Bij elke kaart staat de titel ,de schaal en de bron. Zelfs indien er geen kaartje gevraagd werd, mag je dit er toch invoegen. Het zal je jaartaak wat opfleuren. Denk eraan: werk net!

TABELLEN EN GRAFIEKEN

Neem tabellen en grafieken niet klakkeloos over. (geen afdrukken uit PC-Globe e.a. computerprogramma's!) Plaats er een juiste titel en schaal bij en vertaal alle (voornamelijk vreemde) termen.

OP TE ZOEKEN ITEMS

1. LIGGING

  1. WISKUNDIGE LIGGING:situeer exact de ligging (tussen welke 2 breedtecirkels en welke 2 lengtecirkels is het land op de wereldbol te situeren?)
  2. HOOFDSTAD: geef de naam van de hoofdstad
  3. OPPERVLAKTE: geef hier de oppervlakte in vierkante kilometer op

Voeg in dit hoofdstuk 1 een kaartje toe met:

Indien er teveel elementen te dicht op elkaar te zien zijn, splits je de kaartjes.

2. BEVOLKING

  1. BEVOLKINGSAANTAL: geef het meest recente getal (met jaartal) op
  2. BEVOLKINGSDICHTHEID: geef het getal in de juiste eenheid
  3. TAAL: geef aan of het land een- of meertalig is en welke talen we er terugvinden; gebruik hiervoor zeker je atlas!
  4. RAS: geef aan welk(e) ras(sen) we terugvinden; atlas!
  5. GODSDIENST: geef aan welke godsdienst(en) beleden worden: atlas!
  6. BESTUUR: wie bestuurt het land en gebeurt het op een rechtvaardige manier? (bespreek kort!)
Voeg in dit hoofdstuk 2 een kaartje toe dat de bevolkingsspreiding weergeeft. Gebruik kleuren en maak een legende!

3. FYSISCH MILIEU

  1. RELIEF: Teken een reliëfkaart en duid de belangrijkste reliëfdelen (vlakte-plateau-gebergte) aan met een nummer die je in een legende benoemt. Kleur de delen als volgt(vlakte = groen, plateau = geel, gebergte = bruin)
    Duid de belangrijkste rivieren aan met blauw en een letter die je in de legende benoemt.
  2. KLIMAAT EN VEGETATIE:
    1. Zoek de klimaatgegevens van het land op. Gebruik (als je echt niets anders vindt) je atlas.
    2. Plaats deze gegevens in een tabel en teken zelf het klimaatdiagram.
    3. Determineer (benoem) het klimaat. Gebruik je determineertabel! Let op: alleen de namen van de determineertabel zijn geldig. Je moet dus zelf het klimaattype zoeken!
    4. Bespreek (zeer) kort het vegetatietype dat bij dit klimaattype hoort.
Indien (vooral voor grote landen) meerdere klimaten voorkomen herhaal je stap 1 tot 4 voor elk klimaattype. Als er werkelijk te veel verschillende klimaten zijn, maak je het best een kaartje waarop je ze situeert.

4. ECONOMISCH

  1. MUNTEENHEID: geef de naam van de munteenheid; reken om hoeveel Euro 100 van die munteenheden waard zijn
  2. SECTOREN: geef aan welke sector belangrijkst is: primaire sector (landbouw en visserij), of secundaire sector (industrie), of tertiaire sector (handel, vervoer en diensten)
  3. TOERISME: Bespreek het toerisme in het land. In welk stadium van toerisme zit het land. Gebruik ook hier zeker verschillende bronnen.
  4. LANDBOUW: bespreek: gebruik onderstaande vragen als leidraad voor je bespreking; antwoord in een tekstje!
    • Welke gewassen worden vooral verbouwd? (voedingsgewassen of handelsgewassen?)
    • Wordt voldoende voedsel geproduceerd om te voorzien in de eigen behoeften?
    • Zijn de gebruikte landbouwtechnieken modern of primitief?
  5. INDUSTRIE: bespreek, als er al industrie is, de belangrijkste industriële bedrijvigheid.

Het is niet de bedoeling dat je in dit hoofdstuk 'Economisch' een boek schrijft. Geef beknopt de situatie weer.

5. ANDERE

Hier kun je noteren wat je nog meer is opgevallen tijdens de studie van dit land. Het mag, (maar het moet niet...) Blijf wel beknopt.

6. BRONVERMELDING

Op het laatste witte blad van je taak vermeld je alle naslagwerken die je gebruikt hebt. Je noteert, voor elke geraadpleegde bron, met telkens 1 blanco tussenregel: Titel, Auteur, Uitgeverij, Jaar van uitgave
Vermeld ook andere niet geschreven bronnen zoals een documentaire op televisie, een computerprogramma, een krantenartikel, een radiobericht...

Internet adressen noteer je met de volledige URL:
www.singapore.com/city/demographics/diagram1.jpg

LIJST VAN NASLAGWERKEN

Deze lijst mag (moet) je zelf verder aanvullen.