PROGRAMMA
1. | Wolfgang Amadeus Mozart | Eine kleine Nachtmusik |
1756 - 1791 | [voor strijkorkest, 1787, Kv 525] | |
·Allegro | ||
·Romance | ||
·Menuetto | ||
·Rondo | ||
2. | Louis Moreau Gottschalk | Union |
1829 - 1869 | Paraphrase de Concert, on the National Airs | |
[Op. 48, 1862] | ||
3. | Maurice Ravel | Suite "Ma Mère l'Oye" [1908] |
1875 - 1937 | ·Pavane de la Belle au bois dormant | |
·Petit Poucet | ||
·les Entretiens de la Belle et de la Bete | ||
·Laideronnette, Impératrice des Pagodes | ||
4. | Maurice Ravel | Pavane pour une infante défunte [1899] |
5. | Gabriel Fauré | uit: Suite "Dolly" [1894 - '97] |
1845 - 1924 | ·Berceuse | |
·Mi-a-ou | ||
·Le Jardin de Dolly | ||
·Kitty-Valse |
< terug
naar concert-overzicht 2003 NL
< back to recital survey 2003 english
De zonnige galanterie van Mozart's befaamde Eine kleine Nachtmusik blijft onweerstaanbaar, niet alleen voor doorgewinterde muziekliefhebbers maar ook voor mensen die zeggen niets van klassieke muziek te moeten hebben.
Louis Moreau Gottschalk tekende als componist en als pianist voor huzarenstukjes die tot de verbeelding spreken. Onconventionaliteit is als sleutelwoord dan ook duidelijk van toepassing op zijn composities. Daarin treft men evengoed kenmerken aan van Argentijnse ritmiek als van Schopineske pianistiek. Amerikaanse nationale strijd- en volksliederen worden in Union op een dusdanig onverholen wijze tot klinken gebracht dat menige luisteraar de wenkbrauwen zal optrekken. Gottschalk was de bescheidenheid voorbij, zoveel is duidelijk!
De behoefte van de beiaardiers de kleurenrijkdom van torenklokken eens grondig uit te buiten, leidde haast vanzelfsprekend naar werken van Maurice Ravel en Gabriël Fauré. Het naar hun vier handen zetten van de oorspronkelijke pianopartituren betekende een vrij ingrijpende wijziging daarvan, maar gelukkig had Ravel laten zien dat dat kon en hoe dat moest gebeuren. Natuurlijk, Ravel arrangeerde niet voor beiaard, maar blies pianocomposities (waaronder zijn twee vanavond uit te voeren composities) juist op tot orkestwerken. Van deze orkestversies terugkijkend naar de pianopartituren, is de stap naar een beiaardreductie met betrekkelijke trefzekerheid te zetten.
De term 'impressionisme' dook in de jaren 1870 op onder kunstkenners als typering van Monet's schilderkunst. Hoe logisch wij het tegenwoordig ook vinden dat men al associërend vooral Debussy's componeerstijl al snel "muzikaal impressionisme" ging noemen, het predikaat was oorspronkelijk juist níet vleiend bedoeld. De jonge Claude Debussy dong namelijk in 1887 met zijn Printemps mee naar de Prijs van Rome. Daar sprak de Academie van Schone Kunsten over "een gebrek aan structuur-precisie" die het gevolg was van Debussy's "overdreven gevoel voor muzikale kleur". Debussy werd dan ook geadviseerd "zich in de toekomst te hoeden voor dergelijk 'vaag impressionisme', dat als een van de gevaarlijkste vijanden van de echtheid van de Kunst beschouwd moet worden". Het duurde evenwel vervolgens maar enkele jaren alvorens de waarde van het impressionistische gehalte van Debussy's muziek openlijk algemeen bepleit werd. Het is andere vooruitstrevende componisten wel eens slechter vergaan... En hoewel hij een afkeer tegen bestempelen in het algemeen had, deed Debussy er vervolgens zelf nog een schepje bovenop door te stellen dat impressionisme in de taal der muziek zelfs beter gedijde dan in schilderkunst: striktgenomen is verf op een doek na uitdroging bewegingsloos, terwijl klinkende muziek juist bestaat uit beweging!
Het lijkt zo voor de hand te liggen: vier vuisten kunnen er per minuut méér noten doorjagen dan twee. De term virtuositeit duidt op speeltechnische vaardigheid en doet dan ook direct aan flitsend-snelle notenjagers denken. Maar nee, vrees voor een donderende klokkenaanslag op uw oren is vanavond ongegrond. Dat voor de composities op het programma van vanavond de mogelijkheden van solo-beiaardspel te kort schieten, heeft niet zozeer te maken met een reusachtig groot aantal te spelen noten, maar meer met de noodzaak de gekleurde, dichtere akkoordstructuren tot het uiterste te beheersen. Juist aan het op beiaard behoedzaam en zacht, maar toch spannend en beweeglijk spelen van harmonisch vaak zeer complexe begeleidingen, heeft één beiaardier zijn ledematen al meer dan vol. Het precieze inpassen van melodievoerende stemmen, vaak tussen de begeleiding in gelegen, vergt twee lenige extra handen, en soms ook één extra voet..
22/05/03 GB