Nieuwe tijd van
1453 tot 1789 n.Chr.
ca. 1450 Ontstaan van de
rederijkerskamers
1492 Christoffel Columbus
ontdekt Amerika
1517-1618 De grote
hervormingen binnen de kerk, Reformatie
1517 De 95 stellingen van Luther
1558-1603 Koningin Elizabeth I
regeert over Engeland
1606-1669 Rembrandt Hamenszoon
van Rijn
1618-1648 Dertig jarige oorlog
1686 Isaac Newton
publiceert ‘Philosophiae Naturalis Principia Mathematica’
1701-1713 Spaanse
successieoorlog
1741-1748 Oostenrijkse
Successie oorlog
1783 Eerste vlucht met een
hete luchtballon
In de vierde en vijfde eeuw brachten de Germaanse volkeren die zich hier vestigden magische verhalen mee. Zij introduceerden onder meer het geloof in tovenaars, heksen en kabouters. Vooral die heksen, die een hoofdrol kregen in honderden volksverhalen boezemden de bevolking angst in. Door hun bezweringen zouden vrouwen onvruchtbaar worden, oogsten misclukken en hele veestapels ziek worden. Eeuwenlang deed de Kerk die vehalen als volksgeloof af. Het waren waanbeelden waar maar niet te veel aandacht aan besteed moest worden.
Wel zat de clerus met het bijgeloof van het volke én de lageren geestelijken in zijn maag. De Kerk wilide duidelijk van al die heidense gebruiken en overtuigingen af, maar dat wilde maar niet lukken. Dus werd in de dertiende eeuw van koers veranderd. Er werd nu van uitgegaan dat heksen weldegelijk bestonden en er moest tegen worden opgetreden.
Met de opkomst van de demonologie werden heksen en aanverwanten plots als een realiteit beschouwt. Scholastische filosofen schiepen ‘klaarheid’ in de leer van demonen. Verstandige lieden zoals Algbertus Magnus en Thomas van Aquino aanvaardden het bestaan van schadelijke toverij, van mensen die met de duivel vrijen en in een dier kunnen veranderen. Ze schrevennog net niet dat kesen ’s nachts op een bezem door het dorp vlogen om kinderen te stelen en die aan de duivel te offeren.
Het gevolg was een heksenjacht in de enige echte betekenis van het woord. Een strijd die in het begin samen liep met de vervolging van de ketters.
Aanvankelijk werden heksen gezien als onschuldige slachtoffers die door een listige duivel werden verleid, maar volgen de demonologen waren ze vrijwillige medeplichtigen van Satan. De heksenleer had vier pijlers: geslachtsgemeenschap met de duivel (een twijfelachtige eer die alleen was voorbehouden aan vrouwen), de Satancultus, metamorfose in dieren en toverkunst. De kern van het heksen geloof en meteen het meest afschrikwekkende aspect, was de sabbat waarbij vrouwen, en af en toe ook mannen de duivel vereerden.
De kerk was niet bepaald tuk op vrouwen. In christelijke teksten worden vrouwen vooral omschreven als verleidsters, die mannen op het verkeerde spoor brengen en van hun geloof weg houden. Vrouwen werden gezien als dwaas, babbelziek, opvliegend en labiel. Deze waren de heersende opvattingen van die tijd.
De geestelijke leiders zagen ook een bedreiging in de vele vrouwen die de priesters erop na hielden, zij tastten immers het aanzien van de kerk aan. De kerk nam al vroeg maatregelen om priesters te verhoeden van verleidelijke vrouwen, zo werd de biechtstoel uitgerust met tralies zodat elke aanraking tussen biechtvader en biechteling onmogelijk werd.
Dit soort van kerkelijke ingrepen versterkten het beeld dat vrouwen en vooral oude vrouwen die de dood en het kwaad verpersoonlijkten, heel wat schade konden aanrichten. Als ze een prister, een volgeling van Christus, in het verderf kon storten, waarom zouden ze dan niet de oogst kunnen doen mislukken.
Paus Gregorius XI deed er in de jaren dertig van de dertiende eeuw nog een schepje bovenop. Hij benoemde pauselijke inquisitoren die ingevallen van ketterij tussenbeiden konden komen. Zo nam hij de bevoegdheid over de inquisitie van de bischoppen over. De geloofsrechtbanke vroeg aan de wereldlijke leiders om hulp en kreeg die ook. Nu had de kerk niet langer het monopolie op de vervolgingen van ketters, heksen en tovenaars. Die taak zou trouwens geleidelijke aan volledig naar de wereldlijke rechtbanken overgaan.
Vanaf de veertiende eeuw werden de vrijen rijk door handel te drijven. Zij stichten steden en gingen meedoen aan het culturele leven. Dat resulteerde rond 1450 in het ontstaan van de rederijkers kamers. Deze ‘camere van rhéthorique’ zorgden voor het opluisteren van feesten en processies. Ze waren georganiseerd zoals een gilde. Ze hadden een wapen, devies, sponsor die ook erevoorzitters was een factor (dichter-leider) een bode en een nar.
Op geregelde tijdstippen traden de verschillende kamers in het strijdperk voor het mooiste toneel. Officiële toneel wedstrijden heetten landjuwelen, niet officiële wedstrijden werden haagspelen genoemd. Hoewel ze onder sterke invloed stonden van het Frans bleven de rederijkers toch in het Diets schrijven. Ze geloofden dat dichtkunst iets was dat je kon leren, zo ontstonden vele knutselgedichten zoals het acrostichon, schaakbord… Het beste waren ze in hun refreinen en rondelen.
Johan Gutenberg (1394-1468) geboren te Mainz in Duitsland, was de eerste die een boek drukte met losse, herbruikbare letters. Het eerste boek dat zo gedrukt werd was een bijbel en verscheen in 1456. Er bestaan nog zo’n 47 exemplaren, maar niemand weet hoeveel Gutenberg er oorspronkelijk heeft gedrukt. Meestal word er naar dit boek verwezen als ‘Gutenberg’s bijbel’ of ‘de bijbel van Gutenberg’.
In Nederland was Laurens Janszoon Coster (1436-1483?) de eerste die met herbruikbare losse letters drukte. Al snel hierna ontstonden de eerste drukkerijen in onder meer Delft, Haarlem, Utrecht, Zwolle en Antwerpen waar de drukkerijen Elsevier en Plantijn waren gevestigd. Het eerste gedateerde boek werd in 1473 in de Nederlanden gedrukt.
Doordat de heersers in het Osmaanserijk een hoge tol vroegen voor het transport van goederen uit het oosten, groeide de nood van het westen om andere handels wegen te zoeken. Een mogelijkheid was om rond Afrika te varen en zo in India uit te komen. Maar Afrika was nog niet helemaal ontdekt en was nog steeds gehuld in mysterie. Men had schrik voor de magnetische kracht van de evenaar en van het einde van de wereld dat toch ergens moest liggen.
Een andere oplossing was rechtdoor varen en via westelijke richting in het oosten uitkomen. Dit veronderstelde dat de wereld een bol moest zijn. De algemene opvatting uit die tijd was echter dat de wereld een plat vlak was, waar men vanaf kon vallen als men te dicht bij de rand kwam. Christoffel Columbus geloofde echter dat de wereld niet plat was en verbond twee eerder gemaakte kaarten, een van Europa en de zeeën en die van India en de zeeën. Hij ging er vanuit dat die zeeën dezelfde moesten zijn en dacht dus een weg naar India te kunnen vinden via het westen.
De Genuese zeeman vond echter nergens gehoor voor zijn plan. Pas toen koningin Isabella van Castilië een goede bui had na de overwinning bij Granada, kreeg hij drie schepen om zijn plan uit te voeren. Na een reis van twee maanden bereikte hij op 12 oktober 1492 Amerika, hij lande op het eiland San Salvador.
Columbus was oorspronkelijk op zoek naar een zeeweg naar India en dacht die ook gevonden te hebben. Hij dacht dat hij geland was op een van de vele eilanden die de Indische Oceaan rijk is. Hij wou niet aanvaarden dat hij niet in India was en tot aan zijn dood bleef hij erbij dat hij in India was uitgekomen.
Het aanzien van de rooms-katholieke kerk was door de levenswijzen van de Renaissance pausen en door andere kerkelijke leiders ernstig geschaad. De opleiding van de lagere geestelijken liet veel te wensen over en het kloosterleven was sterk ontaard. Ook de grootse handel in aflaat brieven was een misstand.
Maarten Luther, een augustijner monnik en hoogleraar in de theologie kwam hiertegen in opstand. Hij wilde een open discussie hierover aangaan met andere geleerden en nagelde daarom een papier met zijn 95 stelllingen aan de deur van de slotkerk van Wittenberg. In die tijd was er eigelijk geen andere manier om zoiets te beginnen.
Het bleek dat de grieven tegen deze misstanden in veel bredere kringen levenden dan Luther aanvankelijk had gedacht. De stellingen, die oorspronkelijk in het Latijn waren opgesteld werden vertaald naar het Duits en door de pas ontdekte drukpers op grote schaal verspreid.
Dit alles wekte bij de dominicaan Tetzel (subcommissaris bij de aflaat) grote verontwaardiging op. Hij verklaarde dat een aanval op de aflaat een aanval op de paus zelf was. Luther werd langs verschillende kanten fel aangevallen.
Als tegenbeweging binnen de Rooms Katholieke Kerk, tegen het protestantisme, startte de RKK in 1545 het Concilie van Trente. Het concilie werd bijeen geroepen door paus Paulus III.
De RKK was onder de indruk van de sterke verbreiding van het protestantisme, maar liet in het begin duidelijk begaan. Het was de Spaanse rechtzinnige edelman uit Napels die in 1524 de Orde der Theatijnen op richtte, nadat hij bisschop van Chieti of Theatië was geworden (Italië, Abruzzengebergte). De Theatijnen namen de regel van armoede heel ernstig en legden zich vooral toe op het preken en aanhoren van de biecht. Zo hoopten ze de mensen tot nieuwe vroomheid te brengen en de ketterij te bestrijden. De in 1528 opgerichte Orden van Capucijnen slaagde er metterdaad in om brede lagen van de bevolking te bereiken. Na paus Adrianus VI, die er niet in slaagde de hervormingen af te wenden, kwam paus Paulus III op de heilig stoel. Hij slaagde er wel in de hervorming doeltreffend te bestrijden. Hij was op en top een wereldlijk heerser en hield zich zeer veel met de wereldlijke zaken bezig. Onder invloed van de sterke Contra Reformatie die in Rome bezig was kwam er een hernieuwing van de inquisitie opgang en het kardinaals college werd hernieuwd.
Paulus III begon ook met het concilie van Trente en de pas opgerichte Orde van Jezuïeten werd goedgekeurd.
Tijdens het gehele Concilie waren er drie pausen aan het bewind. Er werden tal van hervormings maatregelen getroffen en er kwam een nieuwe en precieze omschrijving van vele geloofspunten
Koningin Elizabeth I (1533-1603) regeerde over Engeland van 1558 tot 1603. Ze was de dochter van Hendrik VIII en Anna Boleyn en ze volgde Mary Tudor op. Onder haar bewind werd Engeland een bloeiende zeemogendheid en bloeiden de kunsten en wetenschappen.
Er is maar weinig gekend over het leven van Shakespeare. Hij is geboren in Stratford-on-Aven waar hij naar de plaatselijke lagere school ging. Hij trouwde toen hij 18 jaar oud was en vier jaar later verhuisde hij naar Londen waar hij als acteur werkte. Hij begon zijn literaire carrière door oude stukken te herwerken. Hij kocht een groot huis in Statford waar hij in 1610 op pensioen ging.
Zijn werken: -historische stukken: Henry IV, V,VI ; Richard II, III
-tragedies: Julius Ceasar, Hamlet,
Othello, Macbeth, King Lear, Romeo and
Juliet
-komedies: Taming of the
Shrew, Merchant of Venice, All’s well that ends
well,
Deze Zuidnederlandse schilder was een zeerveelzijdig, begaafd en uitermate productief kunstenaar en bovendien een diplomaat. Hij heeft de Vlaamse kunst uit een soort verstarring gehaald waar ze sinds de renaissance was blijven steken. Zijn werk is druk en overdadig en valt onder de Barok.
Wet waarbij Hendrik IV godsdienstvrijheid gaf aan de hugenoten (de Franse protestanten), door Lodewijk XIV in 1685 weer opgeheven. Door de vervolgingen die op de opheffing volgden vlutte vele hugenoten naar andere landen.
Het is een kunststijl die ontstaan is uit de herboren religieuze geestdrift. De Contra-reformatie werd een nieuwe poging van de kerk om de massa, door pracht en praal deelachtig te maken aan een nieuwe triomf van het geloof en religieus leven. Ook de absolute vorsten gingen hun waardigheid in kunst uitdrukken.
Licht- en kleurwerking wordt belangrijker dan de tekening zelf (Rubens, Rembrandt…)
Men ontwerpt grote gehelen (straten en pleinen) en schenkt veel aandacht aan versiering.
De beroemdste 17e-eeuwse Hollandse schilder en misschien de grootste meester aller tijden was Rembrandt Hamenszoon van Rijn. Hij heeft zich op uiterst veelzijdige wijze met het portret, het landschap, het historiestuk, het bijbelstuk en het genrestuk beziggehouden. Behalve ongeveer 350 schilderijen zij er nog ongeveer 1600 tekeningen en ruim 300 etsen van hem bekend. Zijn grootheid ligt zeker niet alleen in het ambachtelijke kunnen, in de techniek. Het is het algemeen menselijke en in het bijzonder de mens achter de schijn van het zijn, die hij zoekt uit te beelden. Daarin is hij een waarlijk meester en dit stempelt hem tot de grootste schilder aller tijden. Zijn eigen leven met alle moeilijkheden en zijn rijping, dat alles weerspiegelt zich in zijn werk. Zijn meest beroemde werk is de ‘nachtwake’, het is niet het beste wat hij aan menselijkheid te bieden had, maar het enorme doek is desondanks zeer indrukwekkend.
De Godsdienstvrede die in 1555 in Ausburg werd gesloten bepaalde dat iedere vorst in zijn eigenland mocht bepalen wat de heersende godsdienst was. Dit deed de strijd tussen de protestanten en de rooms katholieken ernstig oplaaien. In Bohemen hadden de protestanten in 1609 vrijwel volledige godsdienst vrijheid gekregen. Toen de vurig rooms-katholieke koning Ferdinand II aan het bewind kwam in Bohemen veranderde deze situatie. Er kwam een verbod op de bouw van Lutherse kerken en dit maakte de protestanten opstandig. Een bijeenkomst tussen enkele protestantse afgvaardigden en stadhouders ontaarde in een hevige twist. In hun woede wierpen de protestanten enkele van de rooms-katholieken 17 meter hoog uit een venster (defenestratie). Niemand verloor hierbij het leven, maar de daders beseften dat er waarschijnlijk maatregelen tegen hen getroffen gingen worden. Dat wilden ze voorkomen, ze grepen de macht en riepen de Bohemers op de wapens op te nemen. Ook de tegenstanders namen de wapens op en dat was nodig, want de opstand breide zich snel uit, zelfs naar andere landen.
De Bohemers kozen in Frederik V, de keurvorst van Palts, hun nieuwe koning. Hij werd door alle Duitse protestanten als hun leider gezien. De rooms-katholieken kwamen Ferdinand II echter meteen te hulp. In 1620 versloegen ze Frederik V bij de Wittenberg te Praag.
Ook vanuit het buitenland ging men zich in de strijd in Duitsland mengen. De protestanten kregen van 1625 steun van de Deense koning Christiaan IV, de rooms-katholieken kregen gedurende de hele strijd hulp van het katholieke Spanje.
Isaac Newton (1642-1727) was de grootste natuurkundige en een van de grootste wiskundigen van alle tijden. In 1686 verscheen zijn ‘Philosophiae Naturalis Principia Mathematica’. Nooit heeft een enkele persoon zoveel nieuws aan grondbeginselen en gedetailleerde uitwerking tot de fysica bijgedragen. Dit werk bevat de grondslagen van de dynamica, de fluxietheorie, of de voorloper van de differentiaal- en integraalrekening, de hemelmechanica, aardmechanica, getijdentheorie, hydrodynamica, geluidsleer en zeer van proefondervindelijk verkregen inzichten in andere natuurverschijnselen.
Hoewel bekend is dat hij als kind bijzonder vindingrijk was en op school uitblonk had Newton een zeer gesloten karakter. Hij studeerde aan het beroemde Trinity College van de Universiteit van Cambridge, dat een zeer groot aantal beroemde wetenschappers heeft voortgebracht. Toen hij vijfentwintig was, had hij reeds zijn drie voornaamste ontdekkingen gedaan: de universele gravitatie, de differentiaal - en de integraalrekening en de dispersie van het licht. Merkwaardig is, dat hij al deze fundamenten ontwikkelde tijdens een achttien maanden durend verblijf in zijn geboortedorp Woolsthrope, toen wegens een pestepidemie de universiteit gesloten werd. Van deze periode getuigt Newton zelf: ‘Het was mijn echt start als wetenschappelijk ontdekker en ik heb toen méér aan wis- en natuurkunde gedaan dan ik in al de jaren nadien nog zou doen.’
Na zijn terugkeer naar Cambridge hiel Newton zich hoofdzakelijk met optica bezig.hij voerde proeven uit met prisma’s en lenzen. Hij construeerde de spiegeltelescoop, die het mogelijk maakte de nauwkeurigheid van de astronomische waarnemingen op te voeren. In zijn ‘Principia’ dat in het Latijn geformuleerd gesteld is, formuleert Newton als eerste de grondwetten van de dynamica.
De reusachtige hoeveelheid originele informatie die Newton in zijn ‘Principia’ neerschreef maakte hem meteen tot de grootste natuurkundige aller tijden.
Door de vriendschappelijke betrekkingen die de Engelse koning Karel II met Lodewijk XIV onderhield stoorden de Engelse parlementsleden ernstig. De toenadering met de Rooms-Katholieke Kerk was er echt te veel aan. Het parlement dwong de Engelse koning de “Test-Act” af. Hiermee werd iedereen die zich niet aan de voorschriften van de Anglicaanse kerk hield uitgesloten voorhet beoefenen van staatsambten. Om te voorkomen dat ‘lastige’ parlementsleden of andere voor de koning ‘hinderlijke’ personen zomaar werden vastgezet werd de “Habeas-Corpus-Act” bekrachtigd. Hierdoor kon niemand worden aangehouden zonder schriftelijk bevel. Hierin moesten de redenen van de arrestatie staan. Bovendien werd vastgelegd dat de gevangene binnen de drie dagen moest worden voorgeleid.
Toen Karel II kinderloos stierf ontstond er een paniek onder de protestanten. Karel II was nog de avond voor zijn dood rooms-katholiek geworden en de enigste troon opvolger, zijn broer Jacobus was ook een rooms-katholiek. Het enige lichtpunt dat er over bleef voor de protestanten was dat Jacobus’ beide dochters, Maria en Anna, protestants waren opgevoed en dat uiteindelijk wel weer een protestant op de Engelse troon zou komen. De intrekking van het Edict van Nantes veroorzaakte ook in Engeland voor grote onrust. Het parlement en de koning stonden lijnrecht tegenover elkaar. In 1685 verdaagde Jacobus II het parlement en twee jaar later ontbond hij het. In dat zelfde jaar (1687) vaardigde hij het Tolerantie Edict uit, waarmee hij iedereen gewetensvrijheid gaf. Tenslotte hief hij alle bepalingen op die de vrije godsdienstbeoefening belemmerden van allen die niet tot de Anglicaanse kerk behoorden. Toen bleek dat de koningin zwanger was en dat dus het vorstenhuis rooms-katholiek zou blijven vroegen de twee grootste protestantse staatspartijen prinses Maria om over Engeland te regeren.
Maria was gehuwd met stadhouder Willem III van Oranje, de kleinzoon van Frederik Hendrik. Ze wilde de koninklijke waardigheid enkel samen met haar echtgenoot aanvaarden, daarom werd ook Willem III, die neef was van Jacobus en dus ook aanspraak op de troon kon maken, uitgenodigd om over Engeland te regeren. Het vorstelijk echtpaar nam de uitnodiging aan, maar dan moest natuurlijk wel eerst Jacobus worden verdreven. Hiervoor had de prins van Oranje eerst de hulp en de toestemming van zijn Staten Generaal nodig. Hij stond immers als opperbevelhebber van de strijdkrachten van de Republiek der Nederlanden in hun dienst. De stadhouder wees erop hoezeer het protestantisme bedreigd zou worden, zowel door Lodewijk XIV als door Jacobus II. De Staten Generaal gaven hun goedkeuring en daarop trad Willem III met tal van Europese vorsten in onderhandeling. Met een aantal Duitste vortsten sloot hij een verbond en de uitgeweken hugenoten steunden hem zoveel mogelijk.
De voorbereidingen en het bijeen brengen van de vloot gingen in het buitenland niet onopgemerkt voorbij. Lodewijkt XIV waarschuwde Jacobus II over de plannen van de stadhouder, maar deze geloofde er niets van. Pas toen Willem III een proclamatie had uitgevaardigd begon de Engelse vorst in te zien dat er iets niet in orde was.
In de proclamatie laakte Willem III de houding en gedrag van Jacobus II. De prins van Oranje uitte hierin ook het vermoeden het zoontje van Jacobus een ondergeschoven kind was. Voorts zette hij uiteen dat hij naar Engeland wenste te komen om de weg te banen voor een wettig parlement.
De krijgsmacht zou hij, als het beoogde doel bereikt was, zo snel mogelijk terug naar huis zenden. De haastig getroffen maatregelen van Jacobus waren niet kansloos, 30 linie schepen gingen de Engelse kust bewaken. Het Engelse leger kon gemakkelijk op een sterkte van 40.000 man gebracht worden. De grote vraag was echter of de strijdkrachten hem wel trouw zouden blijven.
Op 2 november 1688 vertrok de 600 schepen tellende landingsvloot van de stadhouder naar Engeland. Korte tijd later kon de landing ongehinderd plaats vinden bij Torbay. Het invasie leger drong bijna zonder enige tegenstand toe diep in het land door. Het aantal Engelse edelen dat zich bij dit leger aansloot was in het begin gering. Uiteindelijk werd de onderneming toch een succes.
Jacobus vluchtte naar Frankrijk en Willem en Maria werden koning en koningin van Engeland. Het echtpaar bekrachtigde eerst de ‘Declaration of Rights’ alvorens deze waardigheid te aanvaarden. In deze verklaring stond ondermeer dat niemand die rooms-katholiek was of met een rooms-katholiek getrouwd was aanspraak kon maken op de Engelse troon. Voorts diende het parlement vrijverkozen te worden en regelmatig bijeen te komen. Belasting heffing zonder toestemming van het parlement was niet meer toegestaan.
Door de rechten van het parlement zo duidelijk vast te leggen, kon de vorstelijke macht in Engeland nooit meer te groot worden.
Dankzij deze revolutie was er een verbond tot stand gekomen tussen de twee machtige zeevarende mogendheden: Engeland en de Republiek der Nederlanden. Dit bondgenootschap zou tot 1748 duren. Willen III kon een uiterst gewichtige rol gaan spelen op het Europese machtstoneel. Zijn doel was te voorkomen dat de grote machten te groot werden en dat de kleine staten zouden verdwijnen. De grootste bedreiging voor dit evenwicht was Lodewijk XIV van Frankrijk; Willem III besteedde dan ook een groot deel van z’n leven aan het bestijden van Lodewijk XIV.
Frankrijk kreeg geen belangrijke gebiedsuitbreidingen, maar erkende Willem III als koning van Engeland.
Dit was een oorlog over de erfopvolging van de troon en duurde van 1701 tot 1713. deze oorlog kwam op gang nadat Filips van Anjou, de kleinzoon van de Franse koning Lodewijk XIV, de erfgenaam voor de Spaanse troon bleek te zijn. Karel II had in zijn testament bepaald dat de kleinzoon van Lodewijk XIV zijn troon op volger moest worden. Hierdoor zou Frankrijk de machtigste natie worden op het Europese vasteland. Willem III en de Duitse keizer sloten in 1701 het Haagseverbond. Hierop volgend brak de Spaanse Successieoorlog.
Deze oorlog verliep voor Lodewijk XIV niet zo goed, al zijn vroegere generaals waren dood terwijl zijn tegenstanders in de Engelsman Marlborough en Eugenius van Savoye uitstekende aanvoerders hadden. De Fransen leden de ene nederlaag na de andere, Frankrijk raakte uitgeput en deed vredesvoorstellen die heel ver gingen. Pas in 1713 kwam de vrede van Utrecht tot stand. De kleinzoon van Lodewijk XIV kwam als eerste van het huis van Bourbon op de Spaanse troon en de Zuidelijke Nederlanden kwamen aan de Duitse keizer.
De Franse broers Joseph en Etienne Montgolfier ontwierpen en bouwden de eerste heteluchtballon. Deze maakte zijn eerste vlucht in september 1783 met drie passagiers aan boord: een schaap, een haan en een eend. Op 21 november van datzelfde jaar demonstreerden de gebroeders Montgolfier de eerste bemande vlucht. Vanuit eer park in Parijs kozen twee mannen het luchtruim voor een rijs van 8 km in 25 minuten. De week daarop werd de eerste vlucht met een waterstof gevulde ballon gemaakt.