The mods

Fred Perry, Lonsdale, Ben Sherman

Hard mods en skinheads

Oi!

The Mods

Begin jaren zestig werd Groot-Brittannië overspoeld door een nieuw soort jongeren: de Modernists of Mods. Jongeren uit de arbeidersklasse die door de afschaffing van de dienstplicht en het herstel van de Britse economie tijd en geld hadden om zich als jeugdgroep te manifesteren. De Mods luisterden naar rhythm & blues, naar ska (door Jamaicaanse immigranten meegebracht) en naar moderne jazz (die de beweging haar naam gaf). Ze zetten zich af tegen de crisismentaliteit van hun ouders en ontpopten zich tot superconsumenten. Mods hulden zich in dure merkkleding en scheurden rond op prijzige scooters. Hun uitstraling was strak, vooral ook door de amfetamine die ze gebruikten. Voorop in de Mod-cultuur liepen de Aces, de modieuze trendbepalers. Zij werden gevolgd door de Tickets of Numbers, grote groepen Mods die danszalen, bioscopen en cafés onveilig maakten en vaak voor vechtpartijen zorgden. Ondanks hun fijne smaak verloochenden de Mods hun afkomst niet. Met hun kleding verwezen ze duidelijk naar het rauwe, chauvinistische en klassenbewuste arbeidersmilieu waaruit ze voortkwamen. Drie merken waren daarbij zeer populair: Fred Perry, Lonsdale en Ben Sherman.

• Fred Perry was een Engelse tennisser uit de arbeidersklasse. In de jaren dertig won hij drie maal Wimbledon. Na zijn carrière verbond Perry zijn naam aan een kledinglijn. De Mods droegen Fred Perry’s als eerbetoon.


• Lonsdale dankt zijn naam aan Hugh Cecil Lowther, 5th Earl of Lonsdale (1857-1944), een fervent bokser en de eerste voorzitter van de National Sporting Club. In 1960 verbond het geslacht Lonsdale haar naam aan een kledinglijn (sportkleding, bokstenues). Mods droegen Lonsdale omdat het bij hun straatvechtersmentaliteit paste.


• Ben Sherman was een joodse ondernemer die zijn eerste winkel opende in de bij Mods zo populaire badplaats Brighton. Dit, met het feit dat het een puur Brits merk was, maakte ook Ben Sherman gewild onder de Mods.

Hard mods en skinheads

Midden jaren zestig belandde de Britse economie in een crisis waarvan vooral jongeren de dupe werden. Een deel van de Mods kon het hoge consumptieniveau niet handhaven en greep terug naar de proletarische roots. Deze Hard Mods verheerlijkten fysieke kracht en mannelijkheid. De dure kleding werd ingeruild voor werkkleding. Geweld speelde een belangrijke rol en de skinheads (zoals de Hard Mods al snel werden genoemd) bouwden een geduchte reputatie op als all round hooligans. Ze waren te vinden rond de voetbalvelden en op straat, waar fans van rivaliserende clubs, intellectuelen, buitenlanders, hippies en homo’s het mikpunt waren van hun agressie. Hun muziek was nog altijd de ska. Hoewel het niet mooier moet worden voorgesteld dan het was, leefden de skinheads en de Jamaicaanse rude boys in die periode relatief vreedzaam naast elkaar in de oude wijken van de grote steden. Beide groepen zaten in de hoek waar economisch de meeste klappen vielen en beide groepen namen stijlkenmerken van elkaar over.

Ook het uiterlijk van de skinheads had een duidelijke betekenis.

• Skinheads knipten hun haar zo kort dat de hoofdhuid te zien was en plaatsten zichzelf daarmee buiten de samenleving, waarin lang hippiehaar toen de trend was. Kort haar had ook een praktische functie: het gaf tegenstanders bij vechtpartijen geen houvast.

• Skinheads trokken de toen nog goedkope werkschoenen van Dr. Martens (Doc Martens) aan. Ook die hadden een praktische functie: er konden flinke trappen mee worden uitgedeeld.

• Skinheads droegen broeken met hoog opgerolde pijpen. In de eerste plaats omdat ze vaak uit grote arbeidersgezinnen kwamen en (te lange) afdankertjes van oudere broers moesten afdragen. In de tweede plaats om met hun opgepoetste Doc Martens te pronken.

• De broeken werden opgehouden met bretels, die bóven de kleding werd gedragen. Dit was afgekeken van de rude boys.

• De parka’s en chique regenjassen werden ingeruild voor ‘ordinaire’ spijkerjacks.

• De Fred Perry’s, Lonsdale’s en Ben Shermans bleven om dezelfde redenen als voorheen. Daarbij waren de poloshirts van Fred Perry, die bestaan uit een basiskleur die is afgezet met gekleurde biezen, een goedkoop alternatief voor de dure voetbalshirts in clubkleuren.

• Skinheads slikten geen amfetamines maar dronken bier, heel veel bier. De skinheadbeweging beleefde haar hoogtepunt in 1969 en bloedde daarna langzaam dood.

Oi!

Eind jaren zeventig kende skinhead echter weer een opleving, dankzij de punk. Toen punk in 1978 commercieel gemeengoed was geworden, bracht de Streetpunk of Oi! de punkmuziek weer terug naar de straat, terug naar de jongeren uit de arbeidersklasse. Streetpunk of Oi! was hard, snel, simpel en radicaal. Het had niets meer te maken met de ska waar de oude skinheads samen met de Jamaicaanse rude boys naar luisterden. De ruwe, lompe dansen die erbij hoorden (moonstomp, pogo) pasten perfect bij het op mannelijkheid gerichte imago van de skinheads. Maar stootten meisjes af en ook de rude boys bleven weg. Skinhead werd aantrekkelijk voor zeer radicale jongelui en rechts-extremisme deed zijn intrede. Niet dat er voor die tijd geen racistische skinheads waren. Het in elkaar slaan van Pakistani was ook voor de eerste generatie al een vorm van tijdverdrijf geweest. Niet voor niets had het Britse National Front (NF) al sinds begin jaren zeventig pogingen ondernomen om skinheads te rekruteren. (Toch kreeg het NF nooit grip op de onberekenbare skinheads.) Maar begin jaren tachtig verkeerde Groot-Brittannië in een diepe economische crisis. Van de autochtone jongeren was 50% werkloos, van de allochtone jongeren zelfs 60%. Geen wonder dat de maatschappelijke verhoudingen op scherp stonden en dat vechtpartijen aan de orde van de dag waren. De structurele werkloosheid en uitzichtloosheid van veel skinheads bleek een prima voedingbodem voor extreme politieke boodschappen. En bands als Screwdriver (‘schroevendraaier’, een prachtige verwijzing naar de arbeidersklasse…) deden hun uiterste best om hun white power-boodschap aan de man te brengen (de in 1993 overleden zanger Ian Stuart was een voorman van het National Front). En dat imago zijn skinheads nooit meer kwijt geraakt, ondanks verwoede pogingen van het in 1986 gevormde SHARP (Skinheads Against Racial Prejudice). Het rechts-extremisme overschaduwde de de beweging volledig. Begin jaren tachtig verschenen er ook buiten Groot-Brittannië skinheads. In met name Duitsland en in de Verenigde Staten werd echter vooral de rechts-extremistische versie geïmporteerd, waardoor skinhead hier vooral met racisme wordt geassocieerd.

De nieuwe skinheads trokken het bekende ‘uniform’ aan.
• Een kaal hoofd.

• Geen spijkerjacks maar zwarte of groene bomberjacks.

• Witte T-shirts of T-shirts met een bandnaam erop.

• Spijkerbroeken van Levi’s met hoog opgerolde pijpen.

• Doc Martens en GEEN kisten

. • Legerkleding en camouflagekleding.

Aan sommige kledingitems werd ook een expliciete politieke betekenis gegeven. • Rechtse skins regen hun Doc Martens vast met witte of gele veters, linkse met rode veters. • Witte bretels pasten leuk bij die witte veters. • Als shirts van Lonsdale onder een open jack werden gedragen, dan kon de goede verstaander in de merknaam NSDA lezen: National Sozialistische Deutsche Arbeiter. Bijna de naam van Hitlers nazi-partij, dus. • In Duitsland werd het zwarte poloshirt van Fred Perry populair. Het shirt was afgezet met een witte en rode bies. Zwart, wit en rood zijn de kleuren van de oude Keizerlijke vlag. Gabber De reden dat er nu zo veel jongeren in Lonsdale rondlopen is niet een heropleving van skinhead, maar van gabber. Toen rond 1997 iedereen in Nederland met een kale kop rondliep, was voor de gabbers van het eerste uur de lol eraf. Ze mikten hun Aussies in de kast en de meesten lieten hun haar groeien. Daarbij namen ze de kledingstijl van de skinheads gedeeltelijk over en dan vooral Lonsdale (Fred Perry en Ben Sherman in mindere mate, waarschijnlijk ook vanwege het prijskaartje dat er aan hangt…). Waarom? In de eerste plaats omdat het mooie, nette en sportieve kleding is. Eind jaren negentig ging het Nederlandse jongeren zeer voor de wind en dat wilden ze ook graag laten zien. In de tweede plaats misschien ook omdat Rotterdam, de bakermat van de hardcore, een echte arbeidersstad is. En gabbers komen voornamelijk uit hetzelfde sociale milieu als de eerste en tweede generatie skinheads. In de derde plaats omdat gabbers door hun bomberjacks toch al op één hoop werden gegooid met skinheads. Hardcore en gabber zijn weer populairder aan het worden en de jonge garde neemt nu de kledingstijl van de oude garde over. De situatie die nu ontstaat is te vergelijken met die in 1995. Toen liep een grote groep autochtone jongeren in bomberjacks met Nederlandse vlaggetjes. Ook toen werd direct verondersteld dat deze jongeren extreem-rechts waren. De vlaggetjes leidden tot een golf van verontwaardiging onder allochtonen en in de media. Voor de gabbers moet het prachtig zijn geweest om zo veel aandacht te krijgen en zo veel reacties op te roepen. Dat het voornamelijk ging om de reactie die zo’n vlaggetje opriep, blijkt wel uit het feit dat extreem-rechtse partijen in Nederland er nauwelijks in zijn geslaagd om onder deze groep jongeren nieuwe leden te werven. De jongeren die deze kleding nu dragen kennen bijna allemaal de reputatie van die de kleding heeft, maar nemen net als de gabbers van toen een houding aan van: ‘Als ik nou graag een Lonsdale wil dragen, dan draag ik toch zeker een Lonsdale. Wat een ander ervan denkt is zijn probleem.’ Een typische tegendraadse reactie.

terug naar boven