Klimtechnieken
Bij het klimmen speelt het zwaartepunt van het lichaam een grote rol. Dit zwaartepunt bevindt zich ongeveer
in je buik op navelhoogte. De techniektraining moet het lichaamsgevoel zo oefenen dat in iedere houding een
optimale evenwichtstoestand gevonden wordt. Op deze wijze wordt kracht bespaard omdat het lichaam zich
in een min of meer stabiele positie bevindt. De positie van het zwaartepunt van het lichaam is
afhankelijk van de lichaamshouding. Ligt het zwaartepunt boven de voeten dan bevindt de klimmer zich in stabiel evenwicht.
Breng je het naar achteren dan veroorzaak je een labiele evenwichtssituatie en moet er meer kracht gebruikt worden.
Hoe dichter het zwaartepunt van het lichaam zich bij het stavlak bevindt, des te krachtbesparender is het omhoog klimmen.
Bij het klimmen zal men vaak naar creatieve oplossingen moeten zoeken.
Ook moet men naar rustplaatsen en rustposities zoeken.
Driepuntenregel
Dit is een algemene regel die men in elk van onderstaande technieken moet proberen toe te passen.
Volgens deze techniek mag je maar één ledemaat tegelijk verplaatsen en moet je dus altijd met drie ledematen
contact houden met de rots. In moeilijkere routes zal dit niet altijd mogelijk zijn en zal men soms moeten
springen om aan een volgende greep te geraken.
Wrijvingstechniek
Wrijvingsklimmen is aan de orde als je een treeloze rots beklimt. De voeten worden met een zo groot mogelijk gedeelte
van het zooloppervlak neergezet. Hierbij is de beweeglijk van de enkel bijzonder belangrijk.
- De voeten staan altijd licht gespreid waardoor een stabiel stavlak ontstaat.
- Het LZP (lichaams-zwaartepunt) bevindt zich in een rechte lijn boven de contactpunten met de rots waardoor het lichaam in een stabiel evenwicht komt.
- De handen of de armen zijn alleen nodig voor de balans, zij corrigeren de plaats van het LZP en ondersteunen daarbij het evenwicht.
- De voortbeweging geschiedt door rustige bewegingen en men mag niet te grote passen maken.
Stijgtechniek
Dit is de meest voorkomende techniek. Het basisprincipe van de stijgtechniek komt overeen met die van de wrijvingstechniek.
De benen dragen zoveel mogelijk het gewicht, en de armen controleren het evenwicht zodat het LZP zich boven het
stavlak bevindt. In loodrecht of overhangend terrein moet men met de armen het LZP (de heupen) zo dicht mogelijk
naar de wand toe trekken. Men moet er ook voor zorgen dat het LZP zich zo verticaal mogelijk boven de voeten bevindt.

Achtknoop
Deze knoop gebruik je voornamelijk om het touw aan het harnas (gordel) te binden. Men gebruikt deze knoop omdat hij het touw
weinig belast en omdat hij na gebruik vrij gemakkelijk weer los komt.
Het knopen aan het harnas loopt als volgt:
- maak eerst een enkelvoudige achtknoop en zorg dat je een goeie halve meter touw over houdt. een voorbeeld
- steek het touw door de lusjes van de benen en het middel en dit van onder naar boven (niet gewoon rond de grote lus die deze reeds verbind).
- controle: de achtknoop zit onderaan, het touweinde bovenaan tov het harnas
- volg met het touweinde de weg die de achtknoop reeds aflegde. een voorbeeld
- trek aan het touw zodat hij goed vast zit, het losse einde van het touw moet langer zijn dan de breedte van je hand.
voor meer technieken en grepen kan je terecht op de pagina "links".
terug naar de openingspagina