(Op)voeden is (g)een kunst |
Carriere maken. Het is zaterdagmiddag. Reggie zit , lief als hij is, mooi aan tafel met een kleurplaat van Pokemon. Hij houdt altijd mooi zijn gemak als zijn zusje haar middagdut doet. Gelukkig maar. Ook nu is hij vol overgave bezig met zijn kleurplaat. Ik verveel mezelf een beetje. Weet niet goed wat ik moet doen. Tja, ook vaders moet ten tijde van dochters ruste hun gemak houden. Dan maar proberen een gesprekje met zoonlief aan te knopen. “Reggie?” “Ja, papa”, klinkt het geirriteerd. (hij wil niet gestoord worden bij zijn kleurplaat). “Wat wil je eigenlijk later worden?” “Oh, boer , dat weet je toch.” Ja, dat is waar, ik had het kunnen raden. Mijn zoon ambieert een loopbaan als boer. Ik huiver van het idee. Tegen de tijd dat hij oud genoeg is om boer te kunnen zijn, zijn alle boeren in dit land al lang weggepest. Of ze dan nog met de felbegeerde groen-gele tractor de velden doorkruisen is nog maar zeer de vraag. Het zal toch wel hard werken, weinig verdienen zijn, met werkdagen van meer dan 12 uur. Nee, ik heb toch liever dat mijn zoon een ander beroep kiest. Ik kijk naar Reggie, hij kleurt nog steeds vol overgave. Zou hij later niet een goede voetballer kunnen worden? Zo eentje die net als Ruud van Nistelrooy nu doet, in Engeland de pannen van het dak speelt. En bovendien nog een bult geld mee naar huis brengt, waar je bang van wordt. Ja, dat is een goed idee. Reggie moet voetballer worden, en het liefst een hele goeie. En zo snel mogelijk. Dan kan hij toch wel wat van zijn topsalaris aan zijn ontdekker (lees: zijn vader) afdragen? Zodat zijn vader elk weekend naar Engeland kan vliegen om de wedstrijd van zijn zoon te volgen, in zo`n mooi overvol voetbalstadion, vol sfeer, tragiek en traditie! Ik likkebaard al bij de gedachte. Plotseling, een idee. “Reggie, ga je mee naar de speeltuin, dan nemen we de bal mee?” Daar heeft Reggie wel oren naar, hij is het binnen zitten zo langzamerhand moe. Bovendien leent deze winterdag zich prima voor een spelletje buiten, het weer is alleszins redelijk. De jas aan, de schoenen aan, de bal uit de schuur en naar de speeltuin, 100 meter verderop. Ik glimlach, kan ik Reggie mooi de grondbeginselen van het edele voetbalspel bijbrengen. Immers, jong geleerd, is oud gedaan. Bovendien ken ik nog wel wat trucjes uit de tijd dat ik zelf nog voetbalde (weliswaar op zeer bescheiden niveau, maar toch). In de speeltuin aangekomen, leg ik hem uit wat de bedoeling is. Reggie knikt, heeft er eigenlijk helemaal geen zin in. Hij heeft meer zin om met zijn vriendje Guus te spelen die bovenop het klimrek zit. Ach, ook Guus mag wel meedoen. Ik roep hem, en ja hoor, Reggie`s gezicht klaart op als Guus aangeeft wel zin in een parteitje voetbal te hebben. Ik goochel met de bal, zoals van Basten in zijn jonge jaren. Guus en Reggie furieus achter me aan, om me de bal af te pakken. Het lukt hen maar niet, en dat streelt mijn ego dusdanig, dat ik me steeds meer in allerlei bochten en schijnbewegingen begeef. Guus en Reggie zijn wildenthousiast, ze schoppen in het wilde weg, slechts lucht rakend. Tot dat ene moment……. BAM…. Ik krijg een schop tegen mijn schenen waar je bang van wordt. Kermend rol ik over de speeltuingrond, Guus en Reggie staan er onthutst bij. Het plezier is in een keer over. Het hoeft van mij niet meer. We strompelen naar huis. Thuis aangekomen bekijk ik mijn rechterscheenbeen. Een fikse bloeduitstorting, shit, daar heb ik een week last van. Het lopen is nu al moeilijk, hoe zal het morgen wel niet zijn?Van voetballen komt voorlopig niks meer terecht. Ik kijk naar buiten, Guus en Reggie spelen in de tuin. Boer wel te verstaan. Gr. hansje |