(Begins with Doc. No. 40 Page 1)
In den naamen Godes AmenKennelijk sij een ieder die het zoude mogen aangaan bij den inhoude van deesen openbaaren instrumente dat op huijden den sevende dag den maand October in den jaaren onzes Heeren en de Zaligmaker Jesu Christi Een duijzend sevenhondert ses en vijftig dse naamiddags de klokke vijf uuren voor mij CHRISTIAAN RUDOLPH NEETHLING Secretaris van den Agtb[are] Raad van Justitie deeses gouvernementes, ter presentie van de naargenoemde getuijgen in eijgene personen verschenen zijn den weesmeesterdezes stede dHr PETRUS JOHANNES DE WIT en Juffrouw ALETTA JACOBA BLANKENBERG beijde van Cabo de Goede Hoop geboortig, Egtelieden, mij Secretaris en getuijgen bekend, gesond van lighaam, gaande ende staande, hun verstand, sinnen en uijtspraak soo bij passeeren deesen bleek, volkomen magtig ende gebruijkende, derwelke te kennen gaven geneegen te weesen omme van hunne (to Doc. No. 39, Page 2) goederen te dispenseeren, betuijgende sulx te doen uijt eigen vrije wil sonder persuatie of inductie van iemand ter wereld.Waar toe dan tweedende soo verclaarden den testatueren alvoorens te herroepen ende te vernietigen alle testamenten, codicillen ofte andere maakingen van die natuur, die zijlieden voor of verleijden deeser het zij ieder alleen, dan wel anderzindts mogten hebben gemaakt, niet willen de nogte begeerende dat deselve ofte en van dien van de minste kragt ofte waarde weesen, maar in tegendeel als nooijt opgerigt sullem moeten worden aangemerkt
Ende als nu op nieuws disponerende soo verklaarde den Testateur alsvoorens dat hij voor t'aangaan van dit zijn tegenwoordig huwelijk blijkens Secretariaale State op dato 3 Februarij deeses jaars voor mij Secret[aris] als toenmalige eerste geswore clercq ter Politique Secretarije alhier opgezegt aan sijne kinderen van't vorige bed, s'Moeders wegen behoorlijk (to Doc. No. 14, Page 3) bewijs te hebben gedaan, 't welke sig ook nog in den vollen boedel is bevinden.
Waar na den Testateur nog verclaarde aan zijne huijsvrouw de Testatrice in dezen in dat hij de eerststervende komt te zijn te legateren en bespreeken het beste Cabinet dan wel in Cas dat zig in de boedel zal bevinden ten kinders van de Testatrice mitsgaders het noodzaaklijke tafeldoeken, servietten en handdoeken welke ------------- voor alle deeling voor uijt zal worden genooten zonder enige de minste decortatie.
Legaterende den Testateur wijders aan deselfs natelatene soon ofte soonen alle het goud en zilver mitsg[aders] kleederen en linnen dat tot sijn Testateurs lighaam behoord ofte door hem is gedraagen geworden omme onder dezelve in equale delen verdeeld en als eigen goed beseeten ende verbruikt te worden.
Verklaarende de Testatrice wijders aan sodanige dogter ofte dogters als sij bij den Testateur haaren man mogte komen te verwekken en in leeven (to Doc. No. 13, Page 4) naar te laaten in equale deelen te vermaken en legateeren alle haar Testatrice's Goud, Silver, juwelen mitsgaders verder kleijnoden benevens alle haare kleederen en linnen goed, 't welk tot haar Testatrices lighaam behooren en bij aldien sij Testatrice zonder dogter naar te laten dan wel soo dezelve voor haar zonder wettige documenten geprocureerd te hebben quamen te overlijden. Soo verlclaarde sij het een en ander voorst[aande] aan haar stiefdogter MARIA DE WIT te legateren, ten eijnde door dezelve insgelijks als eijgen goed bezeeten ende gebruijkt te worden.
Wijders ter verkiezieng van Erfgenamen beidende ende wel eerst den Testateur soo verclaarde denzelven tot zijne eenige en algeheele Erfgenaamen te nomineeren ende te Intitueeren soo als hij doet bij deesen de Testatrice zijne huijsvrouw bovengen[oemde], zijne beijde kinderen van't voorige bed, in naam MARIA en JAN DE WIT, door hem bij wijlen zijne eertse huijsvrouw Juffrouw ANNA MARGARIETHA SANDENBERGH geprocrieerd, mitsg[aders] soodanige kind (to Doc. No. 12, Page 5) ofte kinderen als hij staande huwelijk bij zijne tegenswoordige huijsvrouw de Testatrice sal komen te verwekken en in Cas van voor overlijden van een ofte meer dier kinderen, hun wettige nakroos bij representatie ende sulx in de equaale deelen in alle zijne naar te laatene goederen zoo roerende als onroerende genelijk uijygesondert.
De Juffrouw Testatrice als met meede ter verkiesing van Erfgenaamen biedende soo verclaarde deselve daar toe genomineert ende geinstitueert te hebben zoo als doet bij deesen haaren man de Testateur voormelde beneven zodanig kind ofte kinderen als zij staande huwelijk bij den anderen zullen komen te verwekken, en bij voor overlijden van een ofte meer dezelve hunne wettige descendanten bij plaatsvulling end e sulx meede i gelijke deelen in alle haaren naar te laatene goederen zoo roerende als onroerende hoe ook genaamt, gene ter wereld uijtgesondert omme haare aangestelde Erfgenaamen als vrij eijgen goed beseeten en gebruijkt te worden.
(to Doc. No. 11, Page 6) Dog zoo de Testateuren zonder kinderen ofte descendanten na te laaten dezer wereld mogten komen te overlijden, soo verclaarden deselve sig in dat Cas over ende weeder over te institueeren tot hunnen eenige en algeheele Erfgenaam soo nogtans dat den langstlevende gehouden blijft aan de eerstervenden Ouders te weeten wegens den Testateur aan der selfs moeder juffrouw maria Adriaanse Wed[uwe] wijlen den oud Burgerraad JAN DE WIT en wegens de Testatrice van haaren vader den Burgerraad JOHANNES HENRICUS BLANKENBERG en moeder Juffrouw ANNA MARGARETHA VAN DER HEIJDE. Dan wel de langstlevende van deselve te moeten uijtkeren de legitieme portie, de ouder in dat geval in de goederen hunnen kinderen competeerende.
Maar overmits de Testateur wijder begeerden dat den langstlevende van hun beijden in alle gevalle in den vollen Boedel zal blijven nutten, soo verclaarde sijlieden oversulx hun expresse wil te weesen dat den (to Doc. No. 22, Page 7) langstlevenden gehouden zal zijn drie maanden naar 't overlijden van de eerststervenden den geheelen Boedel door heeren Weesmeesteren deser stede te laaten Inventarisseren en taxeren naar die taxatie de erfdeeling te doen en over de portie der onmondien te stellen Heeren Weesmeesteren voorn[oemde] als toesiende voogden zonder dat die Penn[ingen?] verder sullen worden uijtgekeerd dan na dat de kinderen sullen sijn gekoomen tot hunne mondige daagen, huwelijken ofte andere goedgekeurde staaten, invoegen den langstlevende gedagte kinderen voor 't vrugt gebrijk hunner erfportie sal moeten opvoeden en alimenteeren tot tijd en wijle voormelde.
En derwijl de Testateuren malkanderen over en weder met ende benevens Heeren Weesmeesteren voorm[elde] ook quamen aan te stellen tot executeurs deses Testamente mits[gaders] voogden ende voogdesse hunner naar te latene kinderen soo van ' heele is halven bidde met verzoek wijders dat haar --- in't een en ander voormeld met (to Doc. No. 21, Page 8) den Testateuren wedersijdse ouders Juffrouw MARIA ADRIAANSE en dHr JOHANNES HENRICUS BLANKENBERG bovengemeld communicatie gelieven te ageeren so verclaarden de Testateuren voor bovenge[oemde] uijt hunne boedel te secludeeren alle andere beampts Persoonen haar EE's voor hunne aderzindts te meeneme moeijte dankbetuijgende bij desen
Laatselijk betuijgden de Testrateuren sig wel expresselijk te reseveeren die magt en dat vermoogen oome omtrent deese hunne dispositie 't zij aan de voet dezes dan wel op eene aparte acte onder hunne eijgene handtekening te moogen maken soodanige veranderingen mitsg[aders] bij te voegen ofte af te doen dat geene wat in der tijd te raade werden mogten begeerende dat van die eijgenste kragt ofte waarde weesen zal als of deesen woordelijk geinsereert waare
Wel voorstaande der Testateuren van woorde tot woorde klaar en duijdelijk voorgeleesen verclaarde deselve sulx zijn hun Testament begeerende dat daar ook sal moeten (to Doc. No. 20, Page 9) valideeren en effect sorteren dan wel als codicil ofte soo als best naar regten kan bestaan niet tegestaande eenige solemniteijten waaren g'ommitteerd die bij deesen als ingelijft hielden onder verzoek van 't uijterste beneficie des Regters.
Da aldus is getesteerd aan Cabo de goede Hoop ten woonhuijse der Testateuren op jaar, maand, dag en uure voorst[aande] in't bijzijn der clerquen Lucas Sigismundus Faber en Joachim Frederik mentz als getuijgen van goeden gelove hier toe verzogt, die de minste deeses beneevens de Testateuren ende Secretaris meede bhoorlijk hebben gesubscribeert onderstond 't welk ik getuijge was geteekend C.L Neethling, secretaris.
Uijt kracht en hoofde van de clausul reservatoir aan ons wel expresselijk voor behouden in dit ons testament, in dato 7 October 1756 door den secretaris van Justitie, de heer CHRISTIAAN RUDOLPH NEETHLING en getuijgen gepasseert, zoo (to Doc. No. 19, Page 10) verclaren wij het naarvolgende ten opzigten onser dispositie en testament te veranderen en bij te voegen, willende en begeerende, dat het zal werden nagekoomen en ter uijtvoer gebracht worden en van die kragt en effect zal zijn en blijven als of het in dit hier nevens g'annexceert Testament van woord tot woord g'inserteert was: ofte door een b'ampt schrijver en getuijgen gepasseert was.
Ten eerste voegen wij, ondergetekendens, bij dit ons ons testament en begeeren t'same en ijder in't bijzonder dat alle het ongemaakte lijnvaten, wolle, zitzen, sijde tollen, wat in den boedel mogt bevonden worden, aan den langstlevende zal zijn en blijven, en niet worden getaxeert maar tot gebruijk van de langstlevende, en d'onmondige en ongehuwde kinderen zal zijn en blijven, alsoo de meeste kinderen nog klijn zijn, en veel tot onderhoud nodig hebben.
Ten tweede vermaaken wij den een den ander over ende weder, het Cabinet met alle het gemaakt lijnvaart, soo linnen, als wolle, het beste ledikant (to Doc. No. 18, Page 11) met behangsel, en drie venster gordijnen daar bij behoorende, het beste bed, met dat selfs toebehooren, 't welk den langstlevende sal koomen te verkiesen, ook een slave Jonge, en een slavin, derwelke den langstlevede vooraf zal komen te verkiesen derwelke niet getaxeerd moogen worden.
Ook vermaken wij na elkander en over en weder: als zijnde een present door Mijlord CLIVE aan ons gedaan: een zwart leeren coffertje daarin een silvere veld servies bestaande lepels, messen, forken, borden en bij overlijden van den langstlevende zal het zelve aan de jongste der kinderen komen te --------: ook zal de silvere soep turin met zijn deksel derwelke ingevolge 't testament van den Eerstgeteekende moeder aan de langstlevende blijven moeten en na de dood van de langstlevende op een van onze zoons moet komen te vallen.
We expressievelijk willen en begeren wij ondergeteekendens en voormaken dit ons thans inwoonend woonhuijs, stal, pakhuys, zoo hetzelve gelegen is aan de langstlevende: t'same voor (to Doc. No. 17, Page 12) eene somma van drie en twintig duizend guldens Indische valuatie voor welke somma van drie en twintig duijzend guldens de langstlevende volkomen eijgenaar en besitter van't gemelde woonhuijs, stal, pakhuijs zal zijn en blijven, zonder tegenspraak of appositien van wien ofte uijt wat hoofde zulx soude moogen voorkomen.
Der slavinne SILVIA VAN DE CAAB, ingevolge transport, van de tweede geteekendens Vader JOHANNES HENRICUS BLANKENBERGH, zo zal zij nogte geen van haar kinders moogen verkogt worden, maar sal zij, SILVIA, bij den langstlevende blijven dienen, ofte zo het den langstlevende mogte goed vinden, op vrije voeten te stellen.
Ook willen en begeren wij tesame en ijder in't bijzonder, dat de Slave jongens genaamd FORTUIJN VAN MALLABAAR, JANUARIJ VAN AMBON, beijde koks, AUGUSTUS VAN MALLABAAR, snijder, EN TIBET VAN MALLABAAR, schoenmaker niet in den boedel zal overden getaxceerd nogte worden verkogt, maar den langstlevende sal moeten blijven dienen en so het mogte gebeuren dat een ofte (to Doc. No. 16, Page 13) meer dier slaven door wangedrag te buijten mogte gaan, zoo zal den langstlevende vrijstaan, met voorkennisse van de voogden hiernaar genoemd publick te doen verkopen ofte uijt den hand, sullende het geld dan in de gemeene boedel moeten bereekent worden, en bij overlijden van den langstlevende, zal gemelde Slaven ten diensten van Jongste vier kinderen zijn.
Ook door dien den Eersgeteekende Dogter MARIA in zijne eerste huwelijk verwekt bij deslfs huijsvrouw ANNA MARGARETHA SANDENBERGH, thans getrouwd met PETRUS MICHIEL EKSTEEN, bij aangaan van haar huwelijk uijt de boedel genoten heeft gehad vier slave jongens, en twee slave meijsjes, welke slaven alle in dit ons laaste huwelijk geboren, opgevoed, gekleed, en onderhouden zijn geworden, daar en boven een volkoomene uijtset van klederen, soo zijde, linnen als wolle, als mede een cabinet, ledikant met behangsel, bed met deselfs volle toebehoren, gemaakt linnengoed, tot tafel en beddegoed, en twee silvere lepels en forken, (to Doc. No. 15, Page 14) so is onze wil, en begeerte, dat alle onze kinderen staande in dit huwelijk verweckt, een ijder in't bijzonder voor af het selfde zal moeten genieten, wel overstaande de dogters ijder een cabinet, ledikant, met behangsel, een goed bed met deselfs toebehoren, gemaakt tavel en beddelinnen, ijder twee silvere lepels en forken en ijder een der dogters als aan ANNA MARGARETHA een slave meijd, soo het zelve in den boedel niet na haar genoegen mogt weesen, zal den langslevende een mijd voor haar moeten koopen.
De slavinne ENGELA VAN DE CAAB, en de kinderen die zij mogt krijgen aan onze dogter Isabella Catharina welke slavinne aan haar reeds geschonken is geworden, door ons bij levende lijve, insgelijks aan onze dogter ALETTA JACOBA de slave meijsje genaamd SAARA VAN DE CAAB, zijnde een dogter van de slaavinne SILVIA voorens gemeld.
Ook aan onze dogter JOHANNA ALBERTA de Slavinne SOPHIA VAN BENGALEN, welke slavinne reeds bij den levendige lijff hebben gegeven en begeeren sulx zal (to Doc. No. 26, Page 15) stand grijpen
Ook vermaken den eerstgetekende aan deselfs zoon, JAN DE WIT, in plaats van een slaave jongen terwijl zijn E uijtlandig is eene somma van een hondert Rijksdaalders Indische valuatie, daar en boven nog een somma van hondert segge een hondert Rijksdaalders voor inplaats van een cabinet, in nog der waarde van de ledikant hebbende hij reeds twee silvere lepels en twee forken, ook een bed met zijn toebehoren tafel en linnen goed voor bedde als anders, reeds genooten.
Ook vermaaken wij aan onze zoons in dit ons tegenwoordig huwelijk verweckt als aan onze zoon PETRUS JOHANNES een slaven jongen genaamt ADRIAAN VAN DE CAAB, zijnde een zoon van onzere slavin SILVIA, ook aan de andere vier zoons, WILLEM ADRIAAN, JOHANNES HENRICUS, JACOBUS CHRISTOFFEL en JASPER DE WIT, de vier volgende mans slaven als MENTOR VAN MADAGASCAR, AGILLIS VAN MADAGASCAR, JOP en APPOLLOS bijde van MADAGASCAR, als mede vermaken wij aan twee van onze zoons derwelke in dit huwelijk verweckt zijn aan wien (to Doc. No. 25, Page 16) den langstlevende zal verkiezen het te geeven, ijder een Engelse Comptoir van booven met spiegel glaazen, met het glaaswerk dat daarop is, en aan de drie nadere zoons daar in tegen ijder een hondert rijksdaalders, Indische valuatie, nog aan de vijf laatstgenoemde zoons ijder een ledikant met behangsel, een bed met deselfs toebehooren gemaakt bed en tafel linnen, ijder twee silvere lepels en twee forken egaal met onze dogters. Dan eerstgeteekende begeeren aan alle zijn zoons in eugaale portien verdeelt zal worden, alle mijne klederen, zijde, wolle, linnen, zoo gemaakt als ongemaakt goud, silver, juweelen door mij gedraagen ofte gebruijkt, zal meede aan haar eugaal verdeelt worden, als meede 't porcelijn met mijn waapen, famillij portretten en geweeren, ook zal voor de vier jongste soons ijder een silvere zak orlosij van twintig Rijksdaalder gekogt moeten worden door dien de twee oudste soons JAN en PETRUS JOHANNES sulx reeds hebben gekregen. Ook begere ik dat de ring, met een groote briljante diamante steen aan (to Doc. No. 24, Page 17) een der zoons zal koomen te vallen, aan wier den langstlevende het zal gelieven te geeven, sullende de zoon die het te beurt mogt vallen, aan de andere zoons ijder een zal moeten uijtkeeren een somma van bvijfen seventig Rijksdaalder ofte tesame een eene somma van drie hondert Rijksdaalder Indische valuatie in't geheel.
Ik, tweede geteekende wille en begeeren dat alle mijne klederen, zijde, wollen, gemaakt en ongemaakt, daar toe gedistineerd weesende, niets uijtgezondert paarlen, juweelen, goud en zolver, aan mijn vier dogters zal komen te vallen en Eugaal verdeelt worden, eijder van haar, haar gezegde portie, en door dien onze twee oudste dogters ANNA MARGARETHA en ISABELLA CATHARINA reeds ijder een goude orlogij hebben vooraf gekregen en de twee andere dogters, ALETTA JACOBA en JOHANNA ALBERTA sulx nog niet hebben gehad, soo begeeren wij t'same eene somma van een hondert sestig rijksdaalders.
(to Doc. No. 23, Page 18) Ook is wel duijdelijk onze wil en begeertens dat di donatiens, gift ofte giftene, door ons , ofte andere perzoonen aan onze kinderen in dit ons huwelijk verweckt --- ofte geschonken zijn geworden, en in onze boedel ofte hunne handen nog te zijn rn bevinden, alles aan hun zal koomen te zijn en blijven, en niet aangeroerd worden, als hunne gesamentlijke gifte en spaarpot, maar uijt reeds door ons beijde een gedeelte van hun goud geld hebben verwisselt, en ten hunnen gesamentlijke voordeel op invest gesteld als een scheepenkennis, en een secretale obligatie, beijde ten lasten PAULUS BESTER, t'same groot drie duijzend gulden Indische valuatie en een onderhands obligatie ten lasten van onse behuwd zoon PETRUS MICHIEL EKSTEEN te zijnen lasten groot drie duijzend guldens, welke schepe kennis en obligatien voort gekoomen, uijt vooren gemelde ons kinders spaarpot, thans onder ons zijn berustende in de boedel, als mede het overige van hun (to Doc. No. 30, Page 19) spaarpot.
Ook is aan onze oudste dogter ANNA MARGARETHA door den Engelse Konings Capiteijn THOMAS LIJN present gedaan een slavin genaamt ROSIJ VAN MALLEBAAR en door de huijsvrouw van den Engelse Konings Capitieijn KOWIL een salve meijd genaamt CLARINDA VAN MALLEBAAR, welke beijde slavinnen en de kinderen die zij mogte krijgen aan bovengemelde onze dogter ANNA MARGARETHA, als haar vrijen eijgendom zijn gegeven en zal blijven.
Ook aan onze dogter ISABELLA CATHARINA haar slave jongetje genaamt CUPIDO VAN CEYLON als haar in eijgendom toe behorende wrden overgegeven als hebbende dezelve van den schipper JAN SIERREVELD voor haar eijgen geld gekogt en betaald. Insgelijks zal aan onze dogter ALLETTA JACOBA als haar in vrijen eijgendom toe behoorende slave jonge, genaamt CRISPIJN VAN CEYLON en de slave meijsje genaamt LEONORE VAN BENGALE, beijde aan haar worden als vrije in eigendom toebehoorende werden overgegaan, als hebbende (to Doc. No. 29, Page 20) jonge publick per vendutie van den skipper JAN SIERREVELT, en de slave meijsje van den Engelse Konings Capiteijn TRIJON voor haar eigen geld gekogt en betaald, welke penningen voort gekomen zijn over verkoop van een slave jongen JULIJ VAN CEIJLON, denwelke haar, door haar tante Mejuffrouw CHRISTINA LEIJ wed wijlen den Heer en H: JASPER WESTPALM present is gedaan.
Ook is onzer willen en volkomen begeerten dat de buijtenplaats gelegen aan de Wijnbergh het den langstlevende vrij zal staan, en in de keuse hebben, die plaats onder taxatie aan te neemen, ende te behouden dan niet, waar omtrent de langstlevende zig zal hebben te declareeren binnen den tijd van drie maanden voor de taxatie geschiet, zullende indien den langstlevende de plaats mogte behouden, de slave jongen genaamt CORIDON VAN MADAARI, de tuijnier neit getaxceert, maar bij de plaats blijven, en ingevalle de langstlevende de plaats niet wilde behouden, zoo zal het dan den langstlevende nevens d'E Heeren Voogden vrijstaan die plaats uijt de hand of per publicke vendutie (to Doc. No. 28, Page 21) te verkoopen: maar de jonge Coridon niet:/ om het geldene van de plaats ter taxatie op te kunnen brengen.
De thans gebrekkige slave en slaavinne als de slave jongen die kinds en afgeleeft, GENAAMT ISAAK VAN BOUGIES, den stommen en doove slaaf genaamt POPELS, .. den stokblinde SLAAF ARON VAN BENGALE, welke over de bergen zijn, en de hier aan de Caab zijnde slavin LEA VAN MALLEBAAR welke kinds en gebrekkig zijnde, zal niet mogen worden getaxceert, maar aangemaakt worden of die slave en slavinne niet in de den boedel gevonden waren.
Het inventariseeren en taxceren van onzen boedel zal niet eerder mogen geschieden nogte gedaan worden, als drie maanden na het overlijden van den eerststervende.
Door dien der eerstgetekendens vrouwe moeder en den tweede getekenden heer vader, bijde overleden zijn, welke wij in de hier ons voorgemelde g'annexceert testament met en benewens het Eerwaarde College van E:E Heren Weesmeesteren hadden aangesteld tot mede executeurs, voogden van onsn Boedel, maar (to Doc. No. 27, Page 22) thans anders gedispneert zijnde, zo is 't dat wij t'zame en ijder in't bijzonder 't Eerwaarde College en EE Heeren geheel en al uijtsluijten en secludeeren uijt onzere boedel, haar wel E Eerwaardens ofte alle andere b'amptpersoonen, haar E Ed voor hunne andersints te nemene dank zeggende bij deeaen.
Daar en tegen verclaaren wij t'samen een ijder in't bijzonder malkanderen over ende weder, als boedel bezitter, voogd, voogdesse, executeur en executrisse aan te stellen, met magt en assumptie en surrogatie als meede tot meede executeurs en toesinede voogden, d'E heeren GERARDUS HENRICUS CRUIJWAGEN, GODLIEB OLOFF DE WET en GEORGE ELIAS TIMMER, met begeerte dat niemand anders zig met den boedel zal bemoeijen.
De eerstgetekende testateur en den tweede getekende testatrice, om alles het geen enig verschil moget veroorzaken zoo is 't dat wij t'zame en ijder in't bijzonder renuntieeren met de egaal stelling ofte kindgedeelte, die wij malkanderen over en weder hebben vermaakt, in dit ons meergemelde g'annexceert testament, (to Doc. No. 7, Page 23) waar en teegen wij begeeren dat alle het gene vooren staande is beschreven en nog te volgen staat van effect in waarde zal gehouden en ter uijtvoer gebacht zal worden.
Ook is den eerstgetekende testateur mijne expresse wil en begeerte dat zo een kind ofte der kinderen so gehuwt als ongehuwd niet te vreede mogte weesen met onse uijtterste wil en wel met deeze onse eijgenhandige bijvoegsel, en zig mogten verstouten zig tegen te kanten met woorden ofte dadelijkheden, of moveeren van prosessen, als dan zo een kind als dan niet meereder als de legitieme portie na regten toekoment zal mogen genieten en trekken, en onstooken zijn van 't eenige van d'erfenisse, sullende het worden het geen zo een kind zoude genieten op de andere kinderen komen te vallen.
Ook zal aan de gehuwde ofte mondige kinderen haar erfportie na't schiften en effenen des boedels hun erfportie worden ter hand gesteld en uijtgekeerd daarintegen begeeren dat onder de (to Doc. No. 6, Page 24) langstlevende d'erflaating van d'onmondige kinderen zal blijven en voor het frugt gebruijk deselve zal ordentelijk opvoeden moeten. Ook is't onze wil en begeerte t'same en ijder in't bijzonder, dat alle de kinderen zo getrouwt als ongetrouwd, uijt den boedel in den volle rouw zal gekleed worden. Ook is onze verzoek aan malkander over ende weder, dat de twee oudste meijden door den langstlevende mogte worden goed gedaan en besorgd, als mede d'oude slaave jongen SEPTEMBER VAN BOUGIES en dat na de dood van de langstlevende zij met hun drien niet verkogt maar onder de kinderen blijven waar zij mogten verkiezen te woonen.
Wel voorenstaande wij beijde ondergetekende testateur en testatrice solemnelijk betuijge en verclaaren onse wille en begeertens te zijn, dat zal moeten valideren en effect sorteren als de magt en clausule voorbehouden in dit, ons testament, Codicil, soo 't best in regetn kan bestaan, niet tegenstaande eenige solemniteijten waaren (to Doc. No. 5, Page 25) ge'ommitteerd, die bij deese als ingelijft houden met nedrig verzoek van d'uijtterste beneficien van Heeren Regten en Rgeteren, inzonderheijds die van den agtbaren Raad van Justitie dezes Gouvernements.
Hebbened dit aan ons testament geannexceert en met ons casseth (?) bezeegelden eijgenhandig geteekend, behoudende nogtans de magt en vermoogen t'same of ijder in't bijzonder, hierna ofte onder eenige verandering te volgen en te maaken, hetzij in af ofte bijdoen, zo te rade mogten worden, hebbende wij dit samen eijgenhandig geteekent en met onze zegel voor de naamtekeing bezeegelt: onderstaand Cabo de Goede Hoop den vier en twintigste Julij, Seventien honderd agte en seventig/: was geteekend:/
P J de Wit
Alletta Jacoba de Wit geb BlankenberghAccondeert Johannes Knockers
Vertoond de Weeskamer
aan Cabo de Goede hoop
in 1 Sept 1779
Summary in English of the first part:
In the name of God Amen
For all who may be concerned with the contents of this public instrument it is made known that on this seventh day of the month October in the year of our Lord and Saviour Jesu Christi one thousand seven hundred and fifty six in the afternoon at five o' clock appeared before me, CHRISTIAAN RUDOLPH NEETHLING, Secretary of the Honourable Law Council of this Government and in the presence of the witnesses named hereafter, in person, the Orphan Master of this city PETRUS JOHANNES DE WIT and miss ALETTA JACOBA BLANCKENBERGH both born at the Cape of Good Hope, a married couple well known to me and the witnesses alike, walking and standing, sound of mind, senses and speech as was clear on the passing [of this document] , who made known their intentions to dispose of their worldly belongings, testifying that they are doing this of their own free will, and without induction or persuasion of anybody in the world.
Secondly they revoke herewith all previous wills, codicils and other promises of this nature that they made before this will, either separately or together, and that any of these will be null and void and marked as never having been passed at all.
The Testator declares that he gave each child of his previous 'bed' their Mother's part to which they were entitled and that this was done to the satisfaction of the Secretary of the Honourable Law Council on the 3rd of Ocober of this year before committing himself to the second marriage, but that these items are still in the estate as such.
The Testator bequeaths all his personal belongings, gold, silver, linene and clothing to his son, to be shared equally with all other sons born of the present marriage, and this to be shared without it becoming part of the estate. If any of the sons is no longer alive his part will be forwarded to his descendants, if any.
The Testatrice bequeaths all her personal belongings, gold, silver, jewellery, linen and clothing to her daughters, and in the event that she has no daughters of her own, to her stepdaughter MARIA DE WIT.
They also bequeath all linen, tablecloths, serviettes and towels to be shared equally amongst the children without becoming part of the estate. If any of the daughters is no longer alive, then her part will be forwarded to her children, if any.
If either Testator should pass away without leaving any child orv children in this world they institute as heirs his mother MARIA ADRIAANSE, widow of Councillor JAN DE WIT in case of his death and her parents JOHANNES HENRICUS BLANKENBERG and ANNA MARGARETHA VAN DER HEIJDE in case of her's. Either party inheriting half the estate in this case.
They also institute the Orphan master, or any official appointed by him as guardians of their minor children and executor of their estate, with provison that one parent of each will assist. A certain part of the estate is set aside for this purpose.
Lastly they retain the right to make additions or alterations to the will.
The witnesses are 'clerquen' LUCAS SIGISMUNDUS FABER and JOACHIM FREDERIK MENTZ, clerks of the court.
In the second part they take advantage of the change clause. It was written by themselves, which explains the inconsistency in the spelling.
Additional information, undated but definitely quite a while after the birth of the youngest child.
They wanted to make changes and additions to their will as was provided for in the previous will and wish these changes and additions to be inserted as if passed by an official and witnesses.
In the first place we want to add to this our Testament and wish together and specifically that all the unmade linen (lijnwaad), wool and silk rolls that are found in the estate shall not be taxed but will be for the use of the longest surviving spouse and the minor and unmarried children, whilst most of these are still small and require such goods for their support and maintenance.
Secondly we bequeath to to one another the cabinet with all the made-up linen (lijnwaad), be it linen, wool or silk rolls, the best bedstead with drapes and the three window drapes matching this, the best bed and bed accesories and to the choice of the longest living partner. Also a male slave and a female slave, to the choice of the longest surviving partner and these shall not be taxed under the estate.
We also bequeath to each other the present we received from Mijlord CLIVE (Clive of India), a black leather suitcase containing a silver field dinner service consisting of spoons, knives, forks, plates, etc. and at the death of the longest surviving spouse this is to be passed on to the youngest children. Also the silver soup turin (bowl) and lid which was passed on from the mother of the first signatory (PJ de Wit) to be passed to the longest surviving partner and thereafter to one of the sons.
Note : Clive of India - Clive, Robert, Baron Clive of Plassey (1725-74), British governor of Bengal, who was one of the founders of British rule in India. Clive was born on September 29, 1725, near Market Drayton, England. In 1743 he accepted the position of writer, the lowest rank of clerical employee in the East India Company, and assumed his duties in the city of Madras in 1744. The same year war broke out between France and Great Britain, and Madras was captured by the French. Clive eventually escaped and accepted a commission in the British army in 1747 as an ensign. Displaying conspicuous military ability, Clive thus began a distinguished career as one of the great British Empire builders. In 1751, with a small force of about 500 British and Indian soldiers, Clive, then a captain, captured Arcot, a French stronghold 105 km west of Madras, compelling the French to give up their siege of the British-held town of Trichinopoly (now Tiruchirappalli). The French and their Indian allies, numbering 10,000, then laid siege to Clive's forces in Arcot. After an 11-week defense in the citadel of the town, Clive and his small band defeated the French. These and later victories broke French power in southern India and gave the British a stronghold in that region. In 1753 Clive returned to England, where he was welcomed as a hero. In 1756 he was in India again, as governor of Fort Saint David. In June of that year, the Indian leader Siraj-ud-Dawlah, who was the nawab of Bengal, captured Calcutta from the British. In January of the following year, Clive recaptured Calcutta, meeting little resistance from the nawab; they made peace the following month. By this time, war had again broken out between the French and the British, and Clive captured Chandernagore, the principal French settlement in India. The French out of the way, Clive promptly broke the peace with the nawab and on June 23, 1757, with less than 3000 troops and with the help of a traitor within the enemy ranks, defeated Siraj-ud-Dawlah and his army of 50,000 at Plassey; this victory permanently embedded British power in India.
Clive returned to England in 1760 and bought a seat in Parliament. He was elevated to the Irish peerage in 1762 and knighted in 1764. The following year he returned to India as governor and commander in chief of Bengal. He ended the disorder and corruption that had developed while he was away, restored discipline to the armed forces, and reformed the civil service. He also obtained from the Mughal emperor of India decrees giving the British East India Company control over Bengal and other key regions in India, thus establishing the empire of British India.
Ill health forced Clive to resign his office. On his return to England in 1767, the enemies he had made in India and England accused him of having used his offices in India for personal enrichment and caused Parliament to impeach him. He defended himself brilliantly, but although Parliament acquitted him of the charges in 1773, the acquittal was so qualified as to make him feel disgraced. This feeling, continued illness, and addiction to opium at length resulted in his suicide on November 22, 1774. Source : Microsoft Encarta.
We also wish specifically that we, the signatories, bequeath our current dwelling house, stables and warehouse to the longest surviving spouse for the amount of twenty three thousand guilders, Indian Valuation, after payment of which the longest living spouse will be the full owner of the befoere mentioned house, stables and warehouse, without opposition from anybody.
The slave woman SILVIA VAN DE CAAB, the transport of whom was given to the second signatory by her father JOHANNES HENRICUS BLANKENBERGH, may not be sold. Neither may any of her children be sold. She must remain to serve the longest surviving spouse or be manumitted (set free) if and when the longest surviving spouse so wishes.
The slave woman SILVIA VAN DE CAAB, the transport of whom was given to the second signatory by her father JOHANNES HENRICUS BLANKENBERGH, may not be sold. Neither may any of her children be sold. She must remain to serve the longest surviving spouse or be manumitted (set free) if and when the longest surviving spouse so wishes.
Also since MARIA (currently married to PETRUS MICHIEL EKSTEEN), daughter of the first marriage of the first signatory and his housewife ANNA MARGARETHA SANDENBERGH received four male slaves and three female slaves, which slaves were all born, clothed, and raised during the second marriage, as well as a full trousseau consisting of clothing in silk, linen and wool, a cabinet, a bedstead with drapes, a bed with full accessories, made up linen, even table and bed linen, two silver spoons and forks as a wedding gift, so each of the children born from this marriage shall receive the same.
The daughters each a cabinet, bedstead with drapes, a good bed with accessories, made up table and bed linen and each two silver spoons and two silver forks the same as ANNA MARGARETHA, also a slave maid. Should the slave maid not be of the daughter's choice then the longest surviving spouse will be bound to buy her one of her choice.
The slave woman ENGELA VAN DE CAAB, as well as the children she may have, to our daughter ISABELLA CATHARINA, to whom this slave woman has aleady been given by us. Alike to our other daughter ALETTA JACOBA the slave girl SAARA van de Caab, who is a daughter of the female slave SILVIA named above and to our daughter JOHANNA ALBERTA the female slave SOPHIA van Bengalen whom we have given her already.
The first signatory already gave to his son JAN DE WIT the equivalent amount of one hundred Rixdalers, Indian Valuation in lieu of a slave and above that an amount of one hundred rixdalers in lieu of a cabinet and the same in value for a bedstead with drapes, a bed with full accessories, made up linen, even table and bed linen, whilst he is overseas. He already has the two silver spoons and forks and as such he has already been cared for.
In this way we also wish to bequeath to our sons born of this marriage as follows: To our son PETRUS JOHANNES a slave boy named ADRIAAN VAN DE CAAB, who is a son of our female slave SILVIA, and also to our other four sons WILLEM ADRIAAN, JOHANNES HENRICUS, JACOBUS CRISTOFFEL and JASPER, the following four male slaves: MENTOR VAN MACCASSAR, AGILLIS VAN MACCASSAR, JOPS and APPOLLO, both of MACCASSAR, and also we bequeath to two of our sons, whichever the longest surviving spouse shall choose, each a Comptoir from the upper storey, with mirrorglass and the galssware that is displayed thereon, and the other three sons each one Hundred Rixdalers Indian Valuation in lieu thereof. Also each of the sons a cabinet, a bedstead with drapes, a bed with full accessories, made up linen, even table and bed linen, two silver spoons and forks equal to that of our daughters.
I, the first signatory, wish to leave all my clothing in silk, linen, wool, made and unmade, gold and silver jewellery as worn by me, as well as the porcelain with my family crest, family portraits and guns to all my sons, divided in equal portions. Also for the four younger sons each a silver pocket watch which must be bought for twenty Rixdaler since the older sons, JAN and PETRUS JOHANNES, have already received theirs. I also wish the ring with the large diamond to be given to a son of the longest surviving spouse's choice, as long as he then compensates his brothers with an amount of 75 Rixdalers each or a total sum of three hundred Rixdalers in all.
I, the second signatory, wish to leave all my clothing in silk, linen, wool, made and unmade, pearls, jewellery, gold and silver in equal portions to my four daughters, and since our eldest daughters, ANNA MARGARETHA and ISABELLA CATHARINA have each already received a gold watch the other two daughters, ALETTA JACOBA and JOHANNA ALBERTA will also receive gold watches to the value of eighty Rixdalers each or one hundred and sixty together.
It is also our clear wil that all donations and gifts received by our children from ourselves and others, as well as everything they bought themselves that is in our estate, or in their own hands, belongs to them and may not be attached. Since we have already exchanged and invested some of their gold for their own benefit under a schepen kennis and secretate obligation, three thousand guilder Indian Valuation lent to PAULUS BESTER and a further three thousand guilders lent under schepen kennis and underhand obligation to our son-in-law PETRUS MICHIEL EKSTEEN, that even though this money is owed to our estate it is part of our children's savings.
Our eldest daughter ANNA MARGARETHA received a female slave named ROSIJ VAN MALLABAAR as a gift from the English King's Captain THOMAS and from the English King's Captain KOWIL'S wife a female slave named CLARINDA VAN MALLABAAR. These female slaves as well as the children they may have belong to our daughter ANNA MARGARETHA as her own property.
The little slave boy CUPIDO VAN CEYLON was bought by our daughter ISABELLA CATHARINA as her own property since she bought him with her own money from the Skipper JAN SIERREVELD. Our daughter ALETTA JACOBA also bought the slave boy CRISPIJN VAN CEYLON and the slave girl LEONORA VAN BENGALEN with her own money. The boy at a public auction from the Skipper JAN SIERREVELD and the girl from the English King's Captain TRIJON with money she made from selling the slave boy JULY VAN CEYLON, whom she had received as a gift form her aunt miss CHRISTINA LEIJ, widow of JASPER WESTPALM.
It is further our wish that the longest surviving spouse may keep the outside farm located at the Wijnberg out of the estate under obligation of taxation, or not, as he or she chooses, under the understanding that such declaration will have to be made within three months of the will taking effect. Should the longest surviving spouse decide to keep the farm the slave boy CORIDON VAN MANDAARI, gardener, shall not be taxed but remain on the farm. Should the longest surviving spouse decide not to keep the farm then it falls on the Guardians to sell the farm out of hand or per public auction, but not the boy CORIDON, in order to bring the money from the farm to taxation."
The disabled male and female slaves, such as the senile and elderly ISAAK VAN BOUGIES, the deaf-mute slave POPELS, the blind slave ARON VAN BENGALE, who are over the mountain (on the farm) as well as the one here at the Cape, namely LEA VAN MALEBAAR (sic) who is senile and disabled, shall not be taxed, but marked as not found in the estate.
The taxation of our estate shall not commence before three months have passed after the death of the first deceased spouse.
The will goes further to state that since both the spouse's parents are now deceased the Executors and Guardians will be GERARDUS HENRICUS CRUIJWAGEN, GODLIEB OLOF DE WET, GEORGE ELIAS TIMMER and none other. Together they will have full power of assumption and surrogation over the estate.
Then there is a warning that if any of the children is dissatisfied with his or her portion, such a child shall no longer inherit his or her portion over and above what is their legal right, the remainder which is then to be shared between the other children. To each child as they marry shall be forwarded their legal part of the inheritance. The unmarried and minor children's part shall be held in trust by the longest-living to feed and clothe them under the instruction tah they shall be well cared for.
There is also a clause that states that all children, married and unmarried, shall be provided with full mourning outfits from the estate on the death of the first spouse.
The two elderly maids at the house shall be retained by the family, as well as the elderly slave SEPTEMBER van Bougies. If still alive after the death of the longest surviving spouse they have to be retained by the children and be allowed to choose which of the children they want to live with in their retirement.
They use their own seal to seal the document:
Cabo de Goede Hoop the 24th July, Seventeen hundred and seventy eight/: was signed:/P J de Wit
Alletta Jacoba de Wit born BlankenberghAccondeert Johannes Knockers
Shown at the Master's Office
At the Cape of Good Hope
on 1 Sept 1779Documents obtained from the South African Archives
by Mrs. Faith Helen Roberts of Hong Kong
Transcript and Translation
of the above will was provided by
Gerda Pieterse
of South Africa, 2001