Er waren twee koningskinderen
- Er
waren twee koningskinderen
-
- Er
waren twee koningskinderen,
- Die
hadden elkander zo lief
- Ze
konden niet samen komen,
- Het
water was er veel te diep,
- Het
water was er veel te diep
-
- Ach
liefste, kon je zwemmen,
- Zo
zwom dan over tot mijn zij
- Drie
kaarsen zal ik branden
- Die
schijnen dan je weg naar mij
- Die
schijnen dan je weg naar mij
-
- Dat
hoort een valse vrouwe,
- Die
deed alsof ze sliep,
- Ze
liet de kaarsen doven
- De
jong`ling verdronk zo diep
- De
jong`ling verdronk zo diep
-
- Ach
visser, lieve visser,
- Wil
jij verdienen, een groot loon
- Zo
werp je net inīt water
- Vis
op mijn koningszoon
- Vis
op mijn koningszoon
-
- Hij
wierp zīn net in īt natte
- Het
ging tot op de grond
- Hij
viste, vist zo lange
- Tot
hij de koningszoon vond
- Tot
hij de koningszoon vond
-
- Ze
sloot hem in haar armen
- En
kust zijn bleke mond,
- Ach
mondje, kon je spreken,
- Zo
werd mijn harte gezond
- Zo
werd mijn harte gezond
-
