Amfibieën

 

 

In het dierenrijk zijn de amfibieën ondergebracht bij de gewervelde dieren . Ze vormen een aparte klasse. Bekende amfibieën zijn de kikker, de pad en de salamander. Het woord amfibie betekent "tweeslachtig". Dat slaat op hun manier van leven. Het heeft niets te maken met hun lichaamsbouw.

Amfibieën zijn namelijk landdieren en toch kunnen ze het water niet missen. Ze leggen er hun eitjes in, omdat die anders zouden verdrogen. De eitjes hebben geen harde schaal. De jonge amfibieën — de larven — leven ook in het water van sloten en plassen. Ze ademen net als vissen door kieuwen. Devolwassen dieren ademen door longen.

Alle amfibieën zijn koudbloedig. De warmte van hun lichaam is niet vast. Ze daalt en stijgt met de temperatuur van de omgeving. De huid van amfibieën is erg gevoelig voor uitdrogen. Daarom zijn deze dieren meestal alleen op vochtige plaatsen te vinden.

Padden zijn nog het best aangepast om op het land te leven. Hun huid is dikker en kunnen daardoor beter tegen de droogte.

In ons land zijn alle amfibieën beschermde dieren.