Bijen
Bijen zijn vliesvleugelige insekten. In ons land komen ongeveer 200 verschillende soorten voor. De meeste daarvan leven eenzaam. Sommige maken een nestholletje in rul zand. Andere gebruiken liever spleten in boomschors of in oude muren als nestplaats.
Het wijfje legt in het holletje een paar balletjes van nectar en honing. Op elk plakt ze een eitje en verdwijnt daarna. De larven, die uit de eitjes kruipen, moeten zieh zelf verder redden. Op deze manier gedragen zich bijv. graafbijtjes.
Veel bekender zijn de honingbijen. Deze insekten leven in een volk bij elkaar. Ieder dier heeft een vaste taak. De werksters doen het werk. Ze halen nectar, stuifmeel en water. Ze verzorgen de koningin en de larven. Ze bouwen raten en houden die ook schoon. Ze bewaken het nest. De koningin en de mannetjes — de darren — zorgen voor de voortplanting. Aan het eind van de zomer worden de koninginnen tijdens de zogenaamde bruidsvlucht door de darren bevrucht. Daarna jagen de werksters de darren het nest uit. De koningin en de werksters overwinteren met behulp van een voedselvoorraad.